ECLI:NL:RBGEL:2019:3620

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 augustus 2019
Publicatiedatum
12 augustus 2019
Zaaknummer
05/881409-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal van wapens, veroordeling voor heling en wapenbezit

Op 12 augustus 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal van wapens, heling en wapenbezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de nacht van 29 op 30 juli 2018 heeft ingebroken in het pand van de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) in Zutphen, waarbij verschillende wapens en munitie zijn gestolen. Tijdens de rechtszaak werd echter geen overtuigend bewijs gepresenteerd dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij de diefstal. De rechtbank oordeelde dat er geen camerabeelden of ander technisch bewijs waren die de betrokkenheid van de verdachte konden aantonen. De verklaringen van de verdachte over het aantreffen van gestolen goederen in zijn tuin werden als consistent en geloofwaardig beschouwd. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de diefstal.

De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan heling en wapenbezit. Hij had goederen, waarvan hij wist of had moeten vermoeden dat ze van misdrijf afkomstig waren, verworven en voorhanden gehad. De rechtbank legde een gevangenisstraf van acht maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte. De Dienst Vervoer en Ondersteuning, die zich als benadeelde partij had gevoegd, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van de diefstal.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/881409-18
Datum uitspraak : 12 augustus 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] .
Raadsvrouw: mr. M.G.M. Frerix, advocaat te Ede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 juli 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij in of omstreeks de periode van (de nacht van) 29 juli 2018 tot en met (op) 30 juli 2018, in de gemeente Zutphen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een of meer vuurwapens (te weten (23) Walther P99Q NL vuurwapens);
- ( bijbehorende) (patroon)houders;
- een koppelholster;
- een of meer (25) busjes pepperspray;
- ( bijbehorende) pepperspray houders;
- munitie (ongeveer 675 patronen) (vallend onder categorie III Wet Wapens en Munitie);
- een of meer (zogenaamde) driekantsleutels;
- handboeien;
- handboeien sleutels;
- ( diverse) Burgerholsters;
- een deurklem (IBS);
- een sleutel (van een onderhoudskast);
- een (reserve) sleutel van een kluis;
- een schoonmaakset wapen;
- tasjes (behorend bij de handboeien);
- een of meer portofoons en/of overige goederen,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan de Dienst Vervoer & Ondersteuning, gelegen aan de Verlengde Ooyerhoekseweg 35, heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht, door middel van braak, verbreking, inklimming;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 29 juli 2018 tot en met 28 augustus 2018, in de gemeente Zutphen en/of de gemeente Ede, althans (in elk geval) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer goederen, te weten:
- een of meer vuurwapens (te weten (23) Walther P99Q NL vuurwapens);
- ( bijbehorende) (patroon)houders;
- een koppelholster;
- een of meer (25) busjes pepperspray;
- ( bijbehorende) pepperspray houders;
- munitie (ongeveer 675 patronen) (vallend onder categorie III Wet Wapens en Munitie);
- een of meer (zogenaamde) driekantsleutels;
- handboeien;
- handboeien sleutels;
- ( diverse) Burgerholsters;
- een deurklem (IBS);
- een sleutel (van een onderhoudskast);
- een (reserve) sleutel van een kluis;
- een schoonmaakset wapen;
- tasjes (behorend bij de handboeien) en/of
- een of meer portofoons, heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen);
2.
hij in of omstreeks de periode van 29 juli 2018 tot en met 28 augustus 2018, in de gemeente Zutphen en/of de gemeente Ede, althans (in elk geval) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer (vuur)wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een of meer vuurwapens (ongeveer 23) van het merk/type Walther P99Q NL en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie (ongeveer 675 patronen), voorhanden heeft/hebben gehad en/of anderszins ter beschikking gesteld en/of verhandeld, van welk feit verdachte en/of zijn mededader(s) een beroep of gewoonte heeft/hebben gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 28 augustus 2018, te [plaats] , gemeente Ede, een of meer wapens van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een of meer (ongeveer 25) busjes pepperspray, zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen en/of munitie (ongeveer 675 patronen) voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de nacht van 29 op 30 juli 2018 is er ingebroken in het pand van de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) in Zutphen. Daarbij zijn onder andere 675 patronen, burgerholsters, 25 busjes pepperspray met bijbehorende houders, een aantal handboeitasjes, handboeien en bijbehorende sleutels en een driekantsleutel weggenomen. [2] Ook zijn 23 vuurwapens gestolen.
Op 28 augustus 2018 is er een zoeking geweest in en rond de woning aan de [adres] in [plaats] , waar verdachte op dat moment aanwezig was. Daarbij zijn vijf burgerholsters Walther P99, 644 kogelpatronen, 23 busjes pepperspray met bijbehorende houders, vier handboeien met sleutels, handboeitasjes en een 3-kantsleutel gevonden. [3]
Na onderzoek is geconcludeerd dat deze goederen van DV&O afkomstig zijn. [4]
De rechtbank stelt vast dat er tijdens de zoeking op 28 augustus 2018 geen vuurwapens zijn aangetroffen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 primair, feit 2 en feit 3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. Er is geen bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij de diefstal. Over de in zijn tuin aangetroffen spullen heeft verdachte verklaard dat hij dacht dat het van een handelaar kwam. Hij wist niet dat deze goederen van misdrijf afkomstig waren en heeft er ook niet de beschikking over gehad.
Verdachte moet ook van de feiten 2 en 3 worden vrijgesproken. Er kan niet worden bewezen dat de wapens in [plaats] zijn geweest. De munitie en de pepperspray lagen weliswaar in de tuin, maar verdachte wist niet waar en had geen zeggenschap over deze goederen.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1 primair
Op 28 juli 2018 voert verdachte een chatgesprek met [naam 1] , met de volgende inhoud:
“ [verdachte] : Heb meschien makkelijk klusje je mee
[verdachte] : Jij ik en [naam 2]
[naam 1] : Jaaa”
Op 29 juli 2018 vindt het volgende chatgesprek plaats:
“ [naam 1] : Die ding wou je vnv doen he
[verdachte] : Ja
[naam 1] : Hoelaat wou je vnv die ding doen bro
[verdachte] : Hoe lang zeker weer drie uur
[verdachte] : Rond half 1 pas
[naam 1] : Aiit
[naam 1] : Kom na jou oké”
Naar het oordeel van de rechtbank leveren deze chatgesprekken, de aangifte namens DV&O en de omstandigheid dat een deel van bij de inbraak gestolen spullen is aangetroffen in de tuin van de woning waar verdachte op dat moment verbleef, voldoende wettig bewijs op voor enige betrokkenheid van verdachte bij de inbraak bij DV&O in de nacht van 29 op 30 juli 2018.
De rechtbank stelt daarnaast echter vast dat er geen camerabeelden van de inbraak zijn. Ook bevat het dossier geen technisch bewijs, bijvoorbeeld in de vorm van vingerafdrukken, DNA of schoensporen, waaruit onweerlegbaar moet volgen dat verdachte op dat moment bij of in het desbetreffende pand in Zutphen is geweest. Verder is uit onderzoek gebleken dat de telefoon van verdachte in de relevante periode in de woning in [plaats] lijkt te liggen. Hoewel dit op zichzelf niets zegt over de plaats waar verdachte zich dan bevindt, is ook op dit punt in ieder geval geen sprake van belastende informatie. De beschikbare informatie over het aantreffen van twee van de gestolen wapens, één in Rotterdam en één in Den Haag, is evenmin belastend voor verdachte. Zijn naam wordt door de in die zaken aangehouden verdachten niet genoemd en het onderzoek dat aan het ‘Rotterdamse’ wapen is verricht, levert geen aanwijzingen op voor de aanwezigheid van DNA van verdachte op dat wapen.
De rechtbank overweegt verder dat van verdachte een verklaring mag worden verwacht voor het aantreffen van enkele van de gestolen goederen bij de woning in [plaats] waar hij toen –als enige- verbleef. Verdachte heeft die verklaring ook daadwerkelijk gegeven, zowel tijdens zijn eerste verhoren door de politie als tijdens het onderzoek ter zitting. Verdachte heeft zich op de voor de rechtbank relevante onderwerpen niet op zijn zwijgrecht beroepen, en -kort gezegd- verklaard dat er die nacht mensen bij hem zijn gekomen met de vraag of zij wat spullen mochten verstoppen.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de verklaringen van verdachte consistent zijn en authentiek lijken, en dus niet op voorhand als ongeloofwaardig terzijde kunnen worden geschoven. Bovendien kan de verklaring van verdachte niet op grond van bewijsmiddelen worden weerlegd.
Dit alles maakt dat de rechtbank er niet van overtuigd is dat verdachte heeft ingebroken in het pand van DV&O in Zutphen. Hij wordt daarom vrijgesproken van feit 1 primair.
Feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn auto heeft uitgeleend aan een paar mensen. Daarna zijn een paar mensen bij hem in [plaats] gekomen, met spullen. Dat was ’s nachts. Hij heeft die personen een tas van zichzelf gegeven. Ze vroegen hem of hij nog meer geld wilde verdienen en zeiden dat dat kon door de tas te verstoppen. Ze hebben spullen overgepakt in de sporttas. Verdachte heeft pepperspray en een paar kogels gezien. Hij heeft de personen een schop gegeven en gezegd dat het bij hem naast het huis begraven kon worden. Dat hebben ze gedaan. Verdachte heeft verklaard € 100,- te hebben gekregen voor het uitlenen van de auto en het verstoppen van de tas. [5]
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het ging om gestolen goederen. Daarbij zijn de volgende feiten en omstandigheden, in samenhang bezien, doorslaggevend: de aard van de goederen die verdachte heeft gezien, namelijk busjes pepperspray en patronen; het feit dat die goederen midden in de nacht werden gebracht; het feit dat zij verstopt moesten worden; en tot slot het feit dat verdachte daarvoor betaald heeft gekregen. De rechtbank vindt daarom dat is bewezen dat verdachte wist dat de goederen die bij zijn woning zijn verstopt, gestolen waren.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte deze goederen verworven en voorhanden gehad. Het was zijn idee om de tas met inhoud bij de woning te begraven en hij kreeg de goederen onder zijn hoede.
De rechtbank overweegt dat alleen kan worden bewezen dat verdachte de op 28 augustus 2018 bij de zoeking aangetroffen goederen heeft verworven en voorhanden heeft gehad. Er is geen bewijs waaruit volgt dat er op enig moment meer of andere goederen, zoals de gestolen vuurwapens, bij de woning hebben gelegen. Daarom wordt verdachte vrijgesproken van het verwerven en voorhanden hebben van die vuurwapens (feit 1 subsidiair en feit 2) en enkele andere in de tenlastelegging vermelde voorwerpen (feit 1 subsidiair) en het ter beschikking stellen of verhandelen van goederen (feit 2).

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit
1. subsidiair, feit 2 en feit 3 heeft begaan, te weten dat:
1. Subsidiair
hij in
of omstreeksde periode van 29 juli 2018 tot en met 28 augustus 2018, in
de gemeente Zutphen en/ofde gemeente Ede
, althans (in elk geval) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een of meer goederen, te weten:
- een of meer vuurwapens (te weten (23) Walther P99Q NL vuurwapens);
- (bijbehorende) (patroon)houders;
- een koppelholster;
-
een of meer (23
)busjes pepperspray;
-
(bijbehorende
)pepperspray houders;
- munitie (644 patronen) (vallend onder categorie III Wet Wapens en Munitie);
- een
of meer (zogenaamde)driekantsleutel
s;
- handboeien;
- handboeien sleutels;
-
(diverse
)Burgerholsters;
- een deurklem (IBS);
- een sleutel (van een onderhoudskast);
- een (reserve) sleutel van een kluis;
- een schoonmaakset wapen;
- tasjes (behorend bij de handboeien)
en/of
- een of meer portofoons,
heeft
/hebbenverworven en voorhanden heeft
/hebbengehad
en/of heeft/hebben overgedragen, terwijl hij
en/of zijn mededader(s)ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van
dit/deze goed
(eren
)wist
(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoedendat het
(een)door misdrijf verkregen goed
(eren
)betrof
(fen);
2.
hij in
of omstreeksde periode van 29 juli 2018 tot en met 28 augustus 2018, in
de gemeente Zutphen en/ofde gemeente Ede,
althans (in elk geval) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer (vuur)wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een of meer vuurwapens (ongeveer 23) van het merk/type Walther P99Q NL en/ofmunitie van categorie III van de Wet wapens en munitie (
ongeveer644 patronen), voorhanden heeft
/hebbengehad
en/of anderszins ter beschikking gesteld en/of verhandeld, van welk feit verdachte en/of zijn mededader(s) een beroep of gewoonte heeft/hebben gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 28 augustus 2018, te [plaats] , gemeente Ede,
een of meerwapens van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie en
/ofmunitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
een of meer (ongeveer23
)busjes pepperspray, zijnde
(een)voorwerp
(en
)bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen en
/ofmunitie (
ongeveer644 patronen) voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair: opzetheling;
feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
deels in eendaadse samenloop gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft de persoon en de omstandigheden van verdachte daarbij betrokken.
Verdachte heeft tegen betaling gestolen spullen verstopt voor anderen en zich daarmee schuldig gemaakt aan heling en wapenbezit. Heling is een ernstig feit omdat daarmee het plegen van andere delicten, zoals diefstal, wordt bevorderd. In dit geval gaat het ook nog om verboden wapens.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij eerder is veroordeeld, maar er zijn geen recente veroordelingen voor feiten als de onderhavige.
De reclassering heeft over verdachte gerapporteerd en beschreven dat sprake is van middelenmisbruik. Het ontbreekt verdachte nu aan een zinvolle dagbesteding en vermoedelijk ook aan voldoende (praktische) vaardigheden om zich op een adequate manier staande te houden. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met enkele bijzondere voorwaarden.
Omdat verdachte wordt vrijgesproken van het plegen van de inbraak komt de rechtbank tot een aanmerkelijk lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank er rekening mee dat de feiten met elkaar samenhangen. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf van acht maanden passend en geboden is. De tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt daarvan afgetrokken. Voor een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen grond.

8.Beslag

De rechtbank gelast de teruggave van de kluissleutel aan de rechthebbende.
9. De beoordeling van de civiele vordering en de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De Dienst Vervoer & Ondersteuning heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van
€ 20.229,19.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig moet worden toegewezen. Het bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd. Verdachte is hoofdelijk aansprakelijk voor de schade.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering vanwege de bepleite vrijspraak moet worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat niet-ontvankelijkheid moet volgen omdat de vordering inhoudelijk niet eenvoudig van aard is.
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, nu verdachte wordt vrijgesproken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde. De benadeelde partij kan de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 55, 57 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast de teruggave van de kluissleutel aan de rechthebbende;
 verklaart de Dienst Vervoer & Ondersteuning niet-ontvankelijk in de vordering benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kleinrensink, voorzitter, mr. C.J.M. van Apeldoorn en
mr. W.J. Koops, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 augustus 2019.
Mr. Van Apeldoorn en mr. Koops zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , inspecteur en operationeel specialist A van de politie Oost Nederland, dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek Zoutelande (ON3R018093), gesloten op 29 november 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 10034-10038 en proces-verbaal van bevindingen, p. 10150-10152.
3.Verslag binnentreden woning, p. 10371 en Bijlage inbeslaggenomen goederen, p. 10380-10383.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10579-10580 en Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 10581-10584.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 10610