ECLI:NL:RBGEL:2019:3619

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 augustus 2019
Publicatiedatum
12 augustus 2019
Zaaknummer
05/105193-19 + 05/180004-18 (TUL)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor pogingen tot overval en oplichting met geweld

Op 9 augustus 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere misdrijven, waaronder pogingen tot overval op snackbars en oplichting. De verdachte, geboren in 1999 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het plegen van een straatroof, twee pogingen tot overval en oplichting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan afpersing door twee of meer verenigde personen, poging tot diefstal vergezeld van geweld, en medeplegen van oplichting. De feiten vonden plaats in Arnhem, waarbij de verdachte gebruik maakte van geweld en bedreiging met een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, die schade hadden geleden door zijn daden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en de noodzaak voor hulp en begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/105193-19 + 05/180004-18 (TUL)
Datum uitspraak : 9 augustus 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem.
Raadsman: mr. D. Coskün, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 juli 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 8 november 2018, te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon ( [merk 1] ) en/of een portemonnee met daarin geld, een zorgpas, bankpas, [naam 1] clubcard, ov chipcard, in elk geval enig(e) goed(eren), die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door, voorzien van een masker en/of bivakmuts(en) achter die [slachtoffer 1] aan zijn/is gelopen en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat die moest stoppen en/of die [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgepakt en/of (vervolgens) een vuurwapen op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezet, althans dat wapen op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of een taser voor het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gehouden, althans duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 1] een taser heeft/hebben vastgehouden en/of die taser heeft/hebben aangezet;
Subsidiair
hij op of omstreeks 8 november 2018, te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon ( [merk 1] ) en/of een portemonnee, met daarin geld, zorgpas, bankpas, [naam 1] clubcard, rijbewijs, in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] toebehoorde, door voorzien van een masker en/of bivakmuts(en) achter die [slachtoffer 1] aan zijn/is gelopen en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat die moest stoppen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgepakt en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezet, althans een wapen op het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of een taser voor het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gehouden, althans duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 1] een taser 2 van 3 heeft/hebben vastgehouden en/of die taser heeft/hebben aangezet en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben aangegeven dat ze goederen wilden hebben van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op of omstreeks 13 november 2018, te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door, voorzien van masker(s) en/of een doek voor de mond en/of donkere kleding, snackbar [naam 2] zijn/is binnengelopen en/of vervolgens schreeuwend tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben geschreeuwd "Geld, geld, geld", althans woorden van soortgelijke aard of strekking en/of daarbij een vuurwapen en/of een taser op die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht, althans duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgehouden en/of die taser in werking heeft/hebben gezet;
3.
hij op of omstreeks 7 oktober 2018, te Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , weg te nemenmet het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een sjaal om voor zijn mond en donkere kleding snackbar [naam 5] is binnengelopen, een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 3] heeft gericht, vervolgens een plastic tas uit zijn jack heeft gepakt en op de toonbank heeft gelegd en vervolgens tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat hij geld wilde en/of vervolgens een beweging met het wapen heeft gemaakt en heeft geroepen geld, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
Primair
hij op of omstreeks 30 april 2019, in elk geval in de periode van 1 april 2019 tot en met 30 april 2019, te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige
kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 3] heeft bewogen tot de afgifte van een aantal [merk 2] watches, althans enige goederen, door -zakelijk en summier weergegeven- een account van [naam] te hacken en/of te laten hacken, vervolgens die goederen bij [naam 3] te bestellen of te laten bestellen en/of die goederen te betalen of te laten betalen via de aan het account van die [naam] gekoppelde creditcard en/of vervolgens het emailadres van het account van die [naam] te wijzigen en/of het afleveradres voor die goederen te wijzigen in die van de [naam 4] , aan de [straatnaam] en/of (vervolgens) naar die [naam 4] winkel is gegaan teneinde het pakketje op te halen;
Subsidiair
hij op of omstreeks 30 april 2019, te Arnhem, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 3] te bewegen tot de afgifte van 4 [merk 2] watches, althans enig(e) goed(eren), door - zakelijk en summier weergegeven- een account van [naam] te hacken en/of te laten hacken, vervolgens die goederen bij [naam 3] te bestellen of te laten bestellen en/of die goederen te betalen of te laten betalen via de aan het account van die [naam] gekoppelde creditcard en/of vervolgens het emailadres van het account van die [naam] te wijzigen en/of het afleveradres voor die goederen te wijzigen in die van de [naam 4] , aan de [straatnaam] en (vervolgens) naar die [naam 4] is gegaan teneinde het pakketje op te halen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1: straatroof op [slachtoffer 1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 122 t/m 125;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 77 t/m 81;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 juli 2019.
Ten aanzien van feit 2: poging tot overval op snackbar ’ [naam 2]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 227 en 228;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 63 t/m 67;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 juli 2019.
Ten aanzien van feit 3: poging tot overval op snackbar [naam 5]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 327 en 328;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 69 t/m 74;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 juli 2019.
Ten aanzien van feit 4: (poging tot) oplichting van [naam 3]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Tussen 28 april 2019 en 30 april 2019 zijn met het account van [naam] vier [merk 2] Smartwatches besteld bij [naam 3] . Aan dit account is de creditcard van [naam] gekoppeld, er is € 1.836,- van de rekening van [naam] afgeschreven. [naam] heeft deze bestelling niet zelf geplaatst. Het e-mailadres van het account van [naam] was vlak voor de bestelling gewijzigd. Ook het afleveradres was gewijzigd. Op 30 april 2019 is het pakketje afgeleverd bij de [naam 4] [straatnaam] in Arnhem. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat vrijspraak moet volgen van het primair tenlastegelegde, nu het pakketje nooit uit de beschikkingsmacht van [naam 3] is gegaan. Daartoe is aangevoerd dat verdachte het pakketje nooit in zijn beschikkingsmacht heeft gekregen. Dit kan ook niet, omdat [naam 3] ervoor kiest alleen het pakketje te verstrekken aan iemand met de juiste gegevens en die had verdachte niet.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde stelt de officier van justitie dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot oplichting. Immers heeft verdachte deel uitgemaakt van een vooropgezet plan en hier een substantiële rol in gespeeld. Er is dan ook sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededader(s).
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een ondeugdelijke poging tot oplichting. Daartoe is aangevoerd dat verdachte het pakketje nooit mee had gekregen, nu hij zich niet kon identificeren als [naam] zonder geldig legitimatiebewijs.
Beoordeling door de rechtbank
(Poging tot) oplichting
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake was van een voltooide oplichting dan wel een poging daartoe en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank overweegt dat voor een voltooide oplichting vereist is dat de ander wordt bewogen tot de afgifte van een goed. Hiervoor is vereist dat het goed uit de beschikkingsmacht van de ander is geraakt. Hierbij is niet noodzakelijk dat het goed ook daadwerkelijk in de macht van de oplichter komt.
[naam] heeft naar aanleiding van een e-mail van [naam 3] over de tips and tricks met betrekking tot de aankoop van een slimme smartwatch contact opgenomen met de klantenservice van [naam 3] . De medewerker van [naam 3] zei tegen [naam] dat hij contact ging opnemen met Post.nl om het bestelde product tegen te houden in het netwerk zodat hij niet afgeleverd zou worden, maar kon hier geen garanties aan verbinden. [3] Zoals reeds vastgesteld is het pakketje toch afgeleverd aan de [naam 4] [straatnaam] in Arnhem. De rechtbank stelt dan ook vast dat [naam 3] geen verandering meer kon aanbrengen in het afleverproces van het pakketje. De rechtbank concludeert dat [naam 3] op dat moment al geen beschikkingsmacht meer had over het pakketje. Hier doet niet aan af dat verdachte het pakketje wellicht niet mee zou hebben gekregen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat sprake was van een voltooide oplichting door middel van listige kunstgrepen, zoals tenlastegelegd onder feit 4, primair.
De rol van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat [naam] werd gehackt. Hij heeft contact gehad met de persoon die [naam] heeft gehackt, dit heeft hij zelf niet gedaan. Verdachte werd gevraagd of hij een pakketje bij de [naam 4] [straatnaam] in Arnhem kon ophalen onder een andere naam. Van deze persoon heeft hij ook de barcode gekregen die nodig was om het pakketje op te halen. Het pakketje moest hij dan afleveren bij de persoon die hem vroeg om het op te halen. Hij zou hier een substantieel geldbedrag voor krijgen.
Gelet op de rol van verdachte in de voorbereiding, de uitvoering en afronding en de bedoeling om te delen in de buit, concludeert de rechtbank dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededader.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair, feiten 2 en 3 en feit 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
Subsidiair
hij op
of omstreeks8 november 2018, te Arnhem, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen, met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon ( [merk 1] ) en
/ofeen portemonnee, met daarin geld, zorgpas, bankpas, [naam 1] clubcard, rijbewijs,
in elk geval enig(e) goed(eren),dat
geheel of ten deleaan die [slachtoffer 1] toebehoorde, door voorzien van een masker
en/of bivakmuts(en)achter die [slachtoffer 1] aan te lopen en
/oftegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat die moest stoppen en
/of(vervolgens) die [slachtoffer 1] vast te pakken en
/of een vuurwapen, althanseen op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezet, althans een wapenop het hoofd van die [slachtoffer 1] te richten en
/ofeen taser voor het gezicht van die [slachtoffer 1] te houden,
althans duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 1] een taser 2 van 3 heeft/hebben vastgehoudenen
/ofdie taser aan te zetten en
/oftegen die [slachtoffer 1] aan te geven dat ze goederen wilden hebben van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op
of omstreeks13 november 2018, te Arnhem, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s)voorgenomen misdrijf om geld
, in elk geval enig goed,dat
geheel of ten deleaan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s)toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd
voorafgegaan,vergezeld en
/ofgevolgd van geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal
voor te bereiden ofgemakkelijk te maken,
of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door, voorzien van masker
(s)en
/ofeen doek voor de mond en
/ofdonkere kleding, snackbar [naam 2] binnen te lopen en
/ofvervolgens
schreeuwendtegen die [slachtoffer 2]
heeft/te schreeuwen "Geld, geld, geld",
althans woorden van soortgelijke aard of strekkingen
/ofdaarbij een vuurwapen en
/ofeen taser op die [slachtoffer 2]
heeft/te richten,
althans duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgehoudenen
/ofdie taser in werking
heeftte zetten;
3.
hij op
of omstreeks7 oktober 2018, te Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid geld,
in elk geval enig goed,dat
geheel of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal
te doen voorafgaan,te doen vergezellen
en/of te doen volgenvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] , te plegen met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden ofgemakkelijk te maken,
of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,met een sjaal om voor zijn mond en donkere kleding snackbar [naam 5] is binnengelopen, een
vuurwapen, althansop een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 3] heeft gericht, vervolgens een plastic tas uit zijn jack heeft gepakt en op de toonbank heeft gelegd en vervolgens tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat hij geld wilde en
/ofvervolgens een beweging met het wapen heeft gemaakt en heeft geroepen geld, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
Primair
hij op
of omstreeks30 april 2019, in elk geval in de periode van 1 april 2019 tot en met 30 april 2019, te Arnhem
, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/ofdoor listige kunstgrepen
en/of door een samenweefsel van verdichtsels,[naam 3] heeft bewogen tot de afgifte van een aantal [merk 2] watches,
althans enige goederen, door -zakelijk en summier weergegeven- een account van [naam]
te hacken en/ofte laten hacken, vervolgens die goederen bij [naam 3]
te bestellen ofte laten bestellen en
/ofdie goederen
te betalen ofte laten betalen via de aan het account van die [naam] gekoppelde creditcard en
/ofvervolgens het emailadres van het account van die [naam] te laten wijzigen en
/ofhet afleveradres voor die goederen te laten wijzigen in die van de [naam 4] , aan de [straatnaam] en
/of (vervolgens
)naar die [naam 4] winkel is gegaan teneinde het pakketje op te halen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 (subsidiair):
Afpersing door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van feit 2:
Poging tot diefstal vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van feit 3:
Poging tot diefstal vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
Ten aanzien van feit 4 (primair):
Medeplegen van oplichting

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder de feiten 1 subsidiair, 2, 3 en 4 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in voorlopige hechtenis is doorgebracht. Daartoe is aangevoerd dat sprake is van zeer ernstige feiten. Uit de persoonlijke omstandigheden van verdachte blijkt weliswaar dat het op het moment van het plegen van de feiten niet goed met hem ging, dit neemt echter niet weg dat hij reeds onder begeleiding van de reclassering stond. Hij had in plaats van het plegen van de feiten dan ook om hulp moeten vragen. Dit is verdachte zeer kwalijk te nemen. Bovendien is het bij een overval niet van belang of het om een poging gaat of niet. De impact op de slachtoffers blijft hetzelfde. De officier van justitie past de verlaging van de straf die hoort bij een poging van een misdrijf dan ook niet toe en acht een straf zoals voormeld passend en geboden. De voorwaarden die de reclassering in haar rapport adviseert bij een voorwaardelijke straf, kunnen te zijner tijd aan een voorwaardelijke invrijheidsstelling worden gekoppeld.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een lange voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd als stevige stok achter de deur. Aan deze voorwaardelijke straf dienen de bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering te worden verbonden. Middels deze bijzondere voorwaarden kan verdachte toewerken naar een succesvolle re-integratie in de samenleving. Dit dient zwaarder te wegen dan het opleggen van een lange gevangenisstraf.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 4 juli 2019;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 19 juli 2019.
Verdachte heeft zich – deels met anderen – schuldig gemaakt aan afpersing, twee keer een poging tot overval op een snackbar en oplichting. Bij de afpersing en de pogingen tot overval heeft hij gebruik gemaakt van een balletjespistool, dat veel leek op een echt vuurwapen. Hij heeft eveneens gebruik gemaakt van een vermomming in de vorm van een anonymous masker. Deze feiten vonden plaats in de nacht en hebben heel veel impact gehad op de slachtoffers. Dergelijke gewelddadige feiten grijpen zeer diep in op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hebben doorgaans voor hen langdurige nadelige psychische gevolgen. Dit soort delicten wordt daarnaast ook als zeer schokkend ervaren door de samenleving als geheel, leidt tot onrust en draagt in hoge mate bij tot een gevoel van onveiligheid. De oplichting heeft verdachte met name gepleegd voor zijn eigen financiële gewin. De rechtbank neemt verdachte deze feiten zeer kwalijk en neemt de ernst van deze feiten mee in het nadeel van verdachte.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank zijn proceshouding mee. Hij heeft spijt betuigd ten aanzien van alle bewezenverklaarde feiten en neemt hiermee ook zijn verantwoordelijkheid. In tegenstelling tot het standpunt van de officier van justitie acht de rechtbank het niet wenselijk dat verdachte een lange gevangenisstraf moet ondergaan. Dit, gelet op zijn jonge leeftijd en het feit dat hij hulp nodig heeft. Verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard om deze hulp te accepteren. De rechtbank vindt het dan ook noodzakelijk dat de bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering worden gekoppeld aan een voorwaardelijk strafdeel. Met uitzondering van het locatieverbod, omdat verdachte heeft aangegeven uiteindelijk in Nijmegen te willen gaan wonen en het voorgestelde locatieverbod te ruim is.
Zij acht een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht dan ook passend en geboden.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De volgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding:
  • [slachtoffer 1] (feit 1): € 3.347,20 (bestaande uit materiële schade ter hoogte van € 1.147,20 en immateriële schade van € 2.200,-) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 november 2018;
  • [slachtoffer 2] (feit 2): € 3.224,97 (bestaande uit materiële schade ter hoogte van € 1.574,97 en immateriële schade van € 1.650,-) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 november 2018;
  • [slachtoffer 3] (feit 3): € 2.352,- (bestaande uit materiële schade ter hoogte van € 152,- en immateriële schade van € 2.200,-) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2018.
Alle benadeelde partijen verzoeken de rechtbank over te gaan tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] volledig moeten worden toegewezen. Deze vorderingen zijn voldoende onderbouwd en betreffen rechtstreekse schade vanuit de strafbare feiten.
Het deel van de vordering van [slachtoffer 2] dat ziet op het installeren van een nieuw alarmsysteem kan niet worden toegewezen. Immers betreft dat geen rechtstreekse schade vanuit het strafbare feit, maar heeft [slachtoffer 2] ervoor gekozen zijn bedrijfsvoering op dit punt anders in te richten. Voor het overige kan de vordering worden toegewezen, omdat dit deel voldoende is onderbouwd.
De officier van justitie vordert daarnaast toewijzing van de wettelijke rente per vordering en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen, nu verdachte zich bereid heeft verklaard de schade te vergoeden.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de door [slachtoffer 1] gevorderde vermogensschade in rechtstreeks verband staat tot het bewezenverklaarde feit. Verder is de vordering voldoende onderbouwd en redelijk. De rechtbank wijst het gevorderde bedrag, ter hoogte van € 1.147,20, toe.
Immateriële schade
Gelet op de grote impact van het bewezenverklaarde feit acht de rechtbank het aannemelijk dat de benadeelde hiervan psychische schade – in de vorm van angsten – heeft ondervonden. Het feit dat geen medische onderbouwing van de psychische schade is overgelegd doet daar niet aan af. Gelet op het voorgaande komt het gevorderde bedrag aan immateriële schade, ter hoogte van € 2.200,-, de rechtbank redelijk voor, zodat dit bedrag kan worden toegewezen.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 1 (subsidiair) bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 3.347,20 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen vergoeding voor proceskosten is daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 8 november 2018.
[slachtoffer 2]
Kosten voor het aanleggen van een nieuw alarmsysteem
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de kosten voor het aanleggen van een nieuw alarmsysteem in zodanig nauw verband staan met het bewezenverklaarde dat die schade redelijkerwijs moet worden aangemerkt als rechtstreeks aan de benadeelde partij toegebracht. Immers heeft de benadeelde voldoende onderbouwd dat hij dit systeem kort na het strafbare feit en ook als gevolg daarvan heeft aangelegd. De rechtbank begrijpt dat dit is aangelegd om een veilig gevoel te creëren en acht de vordering redelijk. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de kosten die hiermee samenhangen voor toewijzing vatbaar zijn.
Immateriële schade
Gelet op de grote impact van het bewezenverklaarde feit acht de rechtbank het aannemelijk dat de benadeelde hiervan psychische schade – in de vorm van gevoelens van onveiligheid en onzekerheid in het dagelijks leven – heeft ondervonden. Het feit dat geen medische onderbouwing van de psychische schade is overgelegd doet daar niet aan af. Gelet op het voorgaande komt het gevorderde bedrag aan immateriële schade, ter hoogte van € 1.650,-, de rechtbank redelijk voor, zodat dit bedrag kan worden toegewezen.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 2 bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 3.224,97 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient te worden toegewezen.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen vergoeding voor proceskosten is daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 13 november 2018.
[slachtoffer 3]
Materiële schade
De materiële schade is door de verdediging inhoudelijk niet betwist. Nu deze naar het oordeel van de rechtbank verder voldoende is onderbouwd en redelijk voorkomt, is zij van oordeel dat de materiële schade geen onevenredige belasting voor het strafproces vormt en dat de vordering voor wat betreft het gevorderde bedrag aan materiële schade, te weten € 152,-, kan worden toegewezen.
Immateriële schade
Gelet op de grote impact van het bewezenverklaarde feit acht de rechtbank het aannemelijk dat de benadeelde hiervan psychische schade – in de vorm van gevoelens van onveiligheid in zijn eigen zaak – heeft ondervonden. Het feit dat geen medische onderbouwing van de psychische schade is overgelegd doet daar niet aan af. Gelet op het voorgaande komt het gevorderde bedrag aan immateriële schade, ter hoogte van € 2.200,-, de rechtbank redelijk voor, zodat dit bedrag kan worden toegewezen.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 3 bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 2.352,- schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient te worden toegewezen.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen vergoeding voor proceskosten is daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 7 oktober 2018.
7b. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf voor de duur van twee weken die door de politierechter te Arnhem op 3 december 2018 voorwaardelijk is opgelegd.
De verdediging heeft zich gerefereerd voor wat betreft de toewijzing van de vordering.
Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van de politierechter te Arnhem van 3 december 2018 (parketnummer 05/180004-18) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken ten uitvoer gelegd te worden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 45, 47, 57, 312, 317 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
  • een
  • bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 12 (twaalf) maanden,
 de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich houdt aan de aanwijzingen die Reclassering Nederland hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Veroordeelde meldt zich telefonisch (088 804 1405) binnen vijf werkdagen, na het onherroepelijk worden van het vonnis, tussen 09.00 – 10.30 uur, bij de afdeling toezicht van Reclassering Nederland, Stieltjesstraat 1 in Nijmegen. Hierna moet hij zich blijven melden, zo frequent en zolang als Reclassering Nederland dit noodzakelijk acht;
- verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- werkt mee aan urinecontroles, de reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd. Indien er sprake blijkt van veelvoudig gebruik van middelen behoudt de reclassering zich de mogelijkheid veroordeelde aan te melden bij verslavingszorg;
- zich houdt aan aanwijzingen en hulpverlening die nodig is voor zijn resocialisatie, ook wanneer dat inhoudt hulpverlening/begeleiding op de gebieden financiën, dagbesteding en psychosociaal functioneren.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1)
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2)
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 3)
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot
betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling (05/180004-18)

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Arnhem van 3 december 2018 te weten van:
twee weken gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. C.N. Dijkstra en mr. C.A.H. Pouwels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 augustus 2018.
mr. Y.H.M. Marijs is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost Nederland, districtsrecherche Gelderland Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] , gesloten op 16 mei 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [naam] , p. 376 en 377 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 390.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [naam] , p. 376 en 377.