ECLI:NL:RBGEL:2019:3559

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 augustus 2019
Publicatiedatum
6 augustus 2019
Zaaknummer
05.035391.19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor jarenlang seksueel misbruik van dochter met gevangenisstraf en klinische behandeling

Op 6 augustus 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die jarenlang zijn dochter heeft misbruikt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van zijn dochter, die op het moment van de misdragingen nog geen twaalf jaar oud was. De feiten vonden plaats tussen 23 april 2012 en 23 april 2015, en later tussen 23 april 2015 en 20 januari 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning van sommige handelingen, wel degelijk schuldig is aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft daarbij de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte zorgvuldig gewogen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn dochter en andere ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die een licht verstandelijke beperking en een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol heeft. De rechtbank heeft besloten dat de verdachte na zijn detentie klinisch behandeld moet worden, om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen. De uitspraak is gedaan in tegenspraak, waarbij de officier van justitie een hogere straf had geëist, maar de rechtbank heeft de straf gematigd in het belang van de behandeling van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05.035391.19
Datum uitspraak : 6 augustus 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de PI Achterhoek - Ooyerhoekseweg
raadsman : mr. J.A.B.H.M. Willemse, advocaat te Ulft.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 mei 2019 en 23 juli 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 23 april 2012 tot 23 april 2015 te
Ulft, in ieder geval in Nederland,
met zijn dochter [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van 12
jaren nog niet had bereikt,
handelingen heeft gepleegd, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van haar lichaam,
te weten:
- het brengen van zijn penis in haar vagina,
- het brengen van één of meer van zijn vingers in haar vagina;
- het likken van/aan haar vagina en/of tussen de schaamlippen en/of
- het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of het laten vasthouden van zijn, verdachtes, penis
en/of
- het betasten van haar billen en/of haar borsten;
2.
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 23 april 2015 tot en met 20 januari
2019 te Ulft, in ieder geval in Nederland,
met zijn dochter [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van 12
jaren maar niet die van 16 jaren had bereikt,
buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, mede bestaande uit het seksueel
binnendringen van haar lichaam, te weten:
- het brengen van zijn penis in haar vagina;
- het likken van/aan haar vagina en/of tussen de schaamlippen en/of
- het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of het laten vasthouden van zijn, verdachtes, penis
en/of
- het betasten van haar billen en/of haar borsten.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het tenlastegelegde partiële vrijspraak bepleit en heeft hiertoe het volgende aangevoerd. De seksuele gemeenschap tussen [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) en verdachte is begonnen toen [slachtoffer] 12 jaar was. Ten aanzien van de handelingen als verwoord onder de tweede en vierde gedachtestreepjes kan niet worden vastgesteld wanneer deze hebben plaatsgevonden. Ten aanzien van het vijfde gedachtestreepje kan enkel bewezen worden geacht dat verdachte [slachtoffer] ’s borsten heeft aangeraakt, maar pas nadat zij borstvorming heeft gekregen na haar twaalfde jaar. Tot slot is het misbruik omstreeks september/oktober 2017 gestopt. Voor het overige heeft verdachte bekend en wordt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , heeft op 29 januari 2019 bij haar moeder gemeld dat zij vanaf haar negende jaar is misbruikt door haar vader (verdachte). [2] [slachtoffer] heeft verklaard dat zij seks met verdachte heeft gehad. Dit gebeurde bijna elke zaterdag als verdachte haar ophaalde bij de zorgboerderij. [3] [slachtoffer] heeft verder verklaard dat verdachte haar één keer heeft gevingerd. [4] Verdachte is vervolgens aangehouden en meermaals verhoord.
Verdachte heeft verklaard dat het allemaal onder de douche is begonnen met aanraken van [slachtoffer] , toen zij ongeveer 9 jaar was. Toen [slachtoffer] 10 jaar was, is verdachte begonnen met haar te beffen. [5] Na [slachtoffer] ’s twaalfde heeft verdachte haar één of twee keer gevingerd. [6] Toen [slachtoffer] borsten kreeg, raakte verdachte haar ook wel eens bij haar borsten aan. [7]
Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij seks met [slachtoffer] heeft gehad [8] , waarbij hij met zijn penis in haar vagina kwam. [9] Ten aanzien van de vraag wanneer dit voor het eerst heeft plaatsgevonden, heeft verdachte in eerste instantie bij de politie verklaard dat de seks is begonnen toen [slachtoffer] 11 jaar was. Ter terechtzitting van 23 juli 2019 is verdachte teruggekomen op die eerdere verklaring en heeft, anders dan bij de politie, verklaard dat hij voor het eerst seks met [slachtoffer] heeft gehad toen zij 12 jaar was. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring die verdachte hieromtrent ter terechtzitting heeft afgelegd, ongeloofwaardig is. De verklaringen die verdachte bij de politie heeft afgelegd, acht de rechtbank daarentegen wel geloofwaardig. Verdachte heeft namelijk bij de politie op verschillende momenten zeer gedetailleerd verklaard en daarbij telkens vermeld dat de seks is begonnen toen [slachtoffer] 11 jaar was. [10] Ook toen verdachte door zijn vrouw werd geconfronteerd, heeft hij gezegd dat het begonnen is toen [slachtoffer] 11 jaar was. [11] Bovendien heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer] tot haar twaalfde naar de zorgboerderij ging [12] en dat de seks vaak plaatsvond nadat verdachte [slachtoffer] van de zorgboerderij had opgehaald. [13] De rechtbank zal de verklaringen die verdachte bij de politie heeft afgelegd dan ook aan het bewijs van de ten laste gelegde feiten laten bijdragen.
Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde seksuele handelingen heeft verricht, met uitzondering van het betasten van [slachtoffer] ’s billen en het zich laten aftrekken/vasthouden van zijn penis. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij [slachtoffer] wel eens bij haar kont vastpakte als zij onder de douche vandaan kwam en dat [slachtoffer] wel eens zijn penis heeft vastgehouden, maar de rechtbank kan op basis van het dossier en hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, deze handelingen niet aan een periode koppelen. Voor een bewezenverklaring is dat wel noodzakelijk. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van die handelingen.
Met betrekking tot de periode overweegt de rechtbank als volgt.
[slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat het gestopt is nadat zij dit aan verdachte had gevraagd. Dit was een half jaar of een jaar geleden. [14] Verdachte heeft verklaard dat het gestopt is toen [slachtoffer] 14 jaar was en dat dit ongeveer anderhalf jaar geleden is geweest. [15] Gelet op deze verklaringen zal de rechtbank ten aanzien van feit 2 een kortere periode bewezen verklaren en daarbij uitgaan van een periode tot 20 januari 2018.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
(op meerdere tijdstippen
)in
of omstreeksde periode van 23 april 2012 tot 23 april 2015 te
Ulft,
in ieder geval in Nederland,met zijn dochter [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van 12
jaren nog niet had bereikt,
handelingen heeft gepleegd, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van haar lichaam,
te weten:
- het brengen van zijn penis in haar vagina en
- het brengen van één of meer van zijn vingers in haar vagina;- het likken van/aan haar vagina en/of tussen de schaamlippen
en/of- het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of het laten vasthouden van zijn, verdachtes, penisen/of- het betasten van haar billen en/of haar borsten;
2.
hij
(op meerdere tijdstippen
)in
of omstreeksde periode van 23 april 2015 tot en met 20 januari 2018 te Ulft,
in ieder geval in Nederland,met zijn dochter [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van 12
jaren maar niet die van 16 jaren had bereikt,
buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, mede bestaande uit het seksueel
binnendringen van haar lichaam, te weten:
- het brengen van zijn penis in haar vagina;
- het likken van/aan haar vagina en/of tussen de schaamlippen en
/of- het zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of het laten vasthouden van zijn, verdachtes, penisen/of- het betasten van
haar billen en/ofhaar borsten.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
‘met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd’
Ten aanzien van feit 2:
‘met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd’

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht aansluiting te zoeken bij het advies van de reclassering en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan bijzondere voorwaarden gekoppeld. Verdachte is een first offender en heeft openheid van zaken gegeven. Voor wat betreft de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf, heeft de verdediging verzocht om deze te bepalen op 30 maanden. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om te bepalen dat de proeftijd niet langer dan 3 jaren zal duren, nu er geen grond is om een langere proeftijd op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 7 juni 2019;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 27 mei 2019;
- een Pro Justitia rapportage (psychologisch onderzoek) door drs. [naam 1] , klinisch psycholoog en drs. [naam 2] , GS-psycholoog, gedateerd 10 mei 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het jarenlang seksueel misbruiken van zijn nog jonge dochter. Hij is grenzen overgegaan die hij nooit had mogen overschrijden en heeft het vertrouwen dat [slachtoffer] in hem mocht hebben op een zeer ernstige manier beschaamd. Verdachte heeft hierbij op geen enkele manier rekening gehouden met de gevolgen van het misbruik op de (seksuele) ontwikkeling van [slachtoffer] en zich alleen laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en seksuele behoeften. Verder overweegt de rechtbank dat verdachte weliswaar openheid van zaken heeft gegeven, maar dat dat pas is gebeurd nadat [slachtoffer] , en niet verdachte, na jaren van misbruik heeft durven vertellen wat er is gebeurd.
Uit bovengenoemde Pro Justitia rapportage blijkt dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking, een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol en een scheefgroei in zijn persoonlijkheid. Deze problematiek heeft een lichte doorwerking gekend in het tenlastegelegde. Verdachte heeft zich op basis van zijn voorgeschiedenis en zijn verstandelijke beperking ontwikkeld tot een man met een weinig uitgerijpt gevoelsleven, die over weinig (coping)vaardigheden beschikt en weinig zicht heeft op de belevings- en gevoelswereld van zichzelf en anderen. Daarnaast is in seksueel opzicht sprake van een verstoorde ontwikkeling, nu de ernstige misbruikervaringen van verdachte onverwerkt zijn gebleven. Gelet op het voorgaande adviseren de deskundigen om de ten laste gelegde feiten in licht verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Geadviseerd wordt om verdachte intensief te laten behandelen op een klinische afdeling.
Ook in bovengenoemde voorlichtingsrapportage van de reclassering wordt (onder meer) geadviseerd om verdachte intensief klinisch te laten behandelen. Daarbij wil de reclassering langdurig toezicht houden op verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat voor afdoening van deze zaak in beginsel een vrijheidsbenemende straf van lange duur in aanmerking komt. Desalniettemin ziet de rechtbank aanleiding de door de officier van justitie geëiste straf te matigen. De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte na zijn detentie klinisch wordt behandeld. De verwachting is dat deze klinische behandeling lang zal duren en in die zin ook vrijheidsbeperkend zal werken. Verder weegt de rechtbank ook mee dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Alles afwegende, zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren opleggen, waarvan 1 jaar voorwaardelijk. Aan het voorwaardelijke strafdeel worden de bijzondere voorwaarden gesteld, zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
Over de duur van de proeftijd merkt de rechtbank het volgende op.
Indien er ernstig rekening moet worden gehouden met het feit dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, kan een proeftijd worden opgelegd van maximaal 10 jaren. Deze mogelijkheid is in de wet opgenomen opdat voor een langere periode controle kan worden gehouden op de veroordeelde, bijvoorbeeld in gevallen van ontucht.
Naar het oordeel van de rechtbank doet een dergelijke situatie zich in dit geval voor. Hoewel de kans op herhaling als laag wordt ingeschat, stijgt de kans op herhaling volgens de deskundigen indien verdachte veelvuldig in de nabijheid van een (jong) kind zou zijn, dat afhankelijk is van zijn zorg. Daarnaast roept de relatie tussen verdachte en het slachtoffer nog veel zorg op. Uit het psychologisch onderzoek blijkt dat de dynamiek die aan het misbruik ten grondslag ligt, nog altijd actueel is en dat het grensoverschrijdende gedrag (hoewel niet lijfelijk) daarmee nog altijd wordt voortgezet. Het slachtoffer is bezorgd om verdachte en komt niet aan verwerking toe. Hierdoor blijft zij kwetsbaar voor herhaalde victimisatie. De rechtbank acht dan ook een langere proeftijd noodzakelijk zodat toezicht kan worden gehouden op de behandelvoortgang en de gezinsdynamiek. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank een proeftijd voor de duur van 5 jaren opleggen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 244, 245 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, te weten
1 (één) jaar,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op vijf jaren wordt bepaald;

de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:

- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich na zijn detentie zal melden bij Reclassering Nederland en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
  • zich na zijn detentie zal laten opnemen in een nader te bepalen klinische behandelsetting, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar(s) van die instelling zullen worden gegeven. Indien de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijk opvang gewenst acht, zal de veroordeelde medewerking verlenen aan een indicatiestelling en plaatsing;
  • zich na de klinische behandeling, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, ambulant zal laten behandelen door een door de reclassering nader te bepalen instelling voor ambulante forensische behandeling, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar(s) van die instelling zullen worden gegeven;
  • zich zal onthouden van het gebruik van alcohol en medewerking zal verlenen aan de controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde. De reclassering bepaalt hoe en hoe vaak veroordeelde zal worden gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen kunnen zijn: urineonderzoek, bloedonderzoek en/of ademonderzoek;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
 stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.C. van Leest (voorzitter), mr. C.J.M. van Apeldoorn en
mr. C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van D. Waizy, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 augustus 2019.
mr. C.J.M. van Apeldoorn is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019052315, gesloten op 22 maart 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 30 en het schriftelijk bescheid, zijnde een screenshot van een WhatsApp bericht, p. 72.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 24.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 25.
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 85.
6.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 juli 2019.
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 86.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 78.
9.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 juli 2019.
10.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 78 en 82.
11.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 31.
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 87.
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 78.
14.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 26.
15.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 juli 2019.