ECLI:NL:RBGEL:2019:3518

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 juli 2019
Publicatiedatum
2 augustus 2019
Zaaknummer
C/05/355630 KG RK 19-530
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in arbeidszaak

Op 25 juli 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S.A. van Snippenburg, tegen de kantonrechter mr. F.M.Th. Quaadvliet. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op een opmerking van de kantonrechter tijdens een zitting op 27 juni 2019, waarin zij aangaf dat spullen in de zittingszaal mochten blijven liggen, maar dat er geen geluidsopnamen gemaakt mochten worden. Verzoeker voelde zich door deze opmerking vooringenomen behandeld, vooral omdat de opmerking specifiek aan hem was gericht en niet aan de wederpartij, De Hamer Beton B.V., vertegenwoordigd door mr. Y.M.M. van den Heuvel.

De wrakingskamer heeft de procedure en de argumenten van verzoeker zorgvuldig overwogen. De kantonrechter heeft in haar verdediging aangegeven dat haar opmerking een standaard mededeling was in het kader van de huisregels van de rechtbank en dat zij geen andere bedoeling had dan de orde in de zittingszaal te handhaven. De wrakingskamer concludeerde dat de opmerking van de kantonrechter niet voldoende grond vormde voor de vrees van verzoeker dat de kantonrechter vooringenomen zou zijn. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat verzoeker concrete omstandigheden had moeten aanvoeren die de schijn van partijdigheid rechtvaardigden.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij werd opgemerkt dat de kantonrechter zich aan de huisregels hield en dat de opmerking niet ongebruikelijk was in het kader van haar taak om de orde op de zitting te bewaken. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/355630 KG RK 19-530
Beslissing van 25 juli 2019
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
hierna te noemen: verzoeker,
gemachtigde: mr. S.A. van Snippenburg
strekkende tot de wraking van
mr. F.M.Th. Quaadvliet
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 27 juni 2019 in de zaak met zaakgegevens 7741737 \ HA VERZ \ 19-30 \ 610 \ 636 van de besloten vennootschap De Hamer Beton B.V. tegen verzoeker waarin het wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de brief van 27 juni 2019 van de gemachtigde van verzoeker;
- de schriftelijke reactie van de kantonrechter van 2 juli 2019;
- het verhandelde ter gelegenheid van de mondeling behandeling van het wrakingsverzoek op 18 juli 2019.
1.2
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker met zijn gemachtigde verschenen. De kantonrechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen. Namens De Hamer Beton B.V. was aanwezig mr. Y.M.M. van den Heuvel.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met zaakgegevens 7741737 \ HA VERZ 19-30 \ 610 \ 636 (de hoofdzaak).
2.2
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 27 juni 2019 aan zijn verzoek het volgende ten grondslag gelegd:
Wrakingsgrond:
Mr. van Snippenburg: Ik vind het een misplaatste opmerking dat u mijn cliënt heeft toegevoegd bij het verlaten van de zaal, op mijn vraag of er spullen mogen achterblijven, dat dat mag mits er geen opnameapparatuur door [verzoeker] wordt achtergelaten. Ik verzoek u zich te verschonen. Ik wraak u als u zich niet verschoont. Ik vind het echt niet kunnen. U weet hoezeer mijn cliënt onder deze zaak lijdt. Daarmee is mijn vertrouwen verloren dat u in deze zaak tot een onafhankelijk oordeel komt.
De gemachtigde van verzoeker heeft in de brief van 27 juni 2019 – samengevat – het volgende aangevuld. De kantonrechter heeft, na de vraag van de gemachtigde van verzoeker of ‘de spullen kunnen blijven liggen’, uitsluitend tegen verzoeker en niet ook tegen de wederpartij, geantwoord dat dit kon ‘mits [verzoeker] geen opnameapparatuur in de zittingszaal achterlaat’, dan wel woorden van gelijke strekking. Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoeker benadrukt dat de kantonrechter met een vileine blik de gewraakte opmerking heeft gemaakt en daarbij tevens expliciet de zijn naam van verzoeker heeft genoemd. Bovendien had de wederpartij de zittingszaal al nagenoeg verlaten. Verzoeker vindt deze opmerking ongepast en is van oordeel dat de kantonrechter daarmee blijk heeft gegeven van vooringenomenheid. Met deze opmerking haakte de kantonrechter immers aan bij de direct daaraan voorafgaande inhoudelijke behandeling van de onderhavige arbeidszaak: de wederpartij heeft om ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht vanwege - onder meer - het schenden van de privacy als gevolg van gesteld jarenlang stelselmatig opnemen van gesprekken op het werk door verzoeker. Verzoeker ontkent dit en stelt slechts incidenteel enkele gesprekken te hebben opgenomen. De opmerking van de kantonrechter geeft ervan blijk dat zij voorshands - reeds in het onderhavige stadium van de arbeidsrechtelijke procedure - het standpunt van de wederpartij tot de hare heeft gemaakt dan wel wekt zij op zijn minst de suggestie dit te doen. Er was ook geen enkele feitelijke aanleiding voor de gemaakte opmerking, verzoeker heeft niets gedaan of gesuggereerd dat de indruk zou kunnen wekken dat hij opnameapparatuur bij zich had en zou gebruiken en heeft dit ook niet gedaan, aldus de gemachtigde van verzoeker. Verzoeker stelt dat de kantonrechter met haar opmerking een oordeel heeft gegeven over (de geloofwaardigheid van) verzoeker en dat zij vooringenomenheid koestert ten aanzien van de mate van juistheid van het standpunt van verzoeker dat hij niet jarenlang stelselmatig gesprekken heeft opgenomen, althans is de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees voor vooringenomenheid gerechtvaardigd. Bij verzoeker is twijfel ontstaan over de onpartijdigheid van de kantonrechter nu door haar opmerking, naar de mening van verzoeker, niet langer kan worden vermoed dat zij dit is en waarbij de schijn van partijdigheid is gewekt, althans dat de schijn van partijdigheid door de opmerking niet wordt vermeden en juist is gewekt.
2.3
De kantonrechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Zij voert aan dat zij, nadat partijen in de gelegenheid zijn gesteld over en weer hun standpunten toe te lichten, heeft aangekondigd te willen schorsen teneinde zich te beraden over de vraag of de zaak voldoende is toegelicht opdat zij een beschikking kan wijzen. Zij heeft partijen verzocht de zittingszaal te verlaten. Indien zij zich niet terugtrekt uit de zittingszaal verwordt de zittingszaal tot raadkamer, aldus de kantonrechter. De kantonrechter spreekt dan met de griffier over de inhoud van de zaak. Op grond van de Huisregels is het niet toegestaan geluidsopnamen te maken tijdens een zitting, maar de realiteit is dat dit wel gebeurt. Het maken van geluidsopnamen tijdens schorsing (derhalve in raadkamer) is bovendien strafbaar, maar ook dit gebeurt. De gemachtigde van verzoeker heeft de kantonrechter, toen zij aankondigde de behandeling te schorsen, gevraagd of tijdens de schorsing de spullen van hem en zijn cliënt in de zittingszaal achter mocht blijven. De kantonrechter heeft toegelicht dat zij het in het algemeen niet efficiënt vindt als partijen bij een schorsing al hun spullen uit de zittingszaal moeten verplaatsen naar de gang, om die vervolgens na de schorsing weer naar de zittingszaal te moeten meenemen. Om die reden heeft zij gezegd dat het mocht en daaraan, kort gezegd, toegevoegd dat zij er vanzelfsprekend van uitging dat er geen opnamen gemaakt worden. De kantonrechter voert aan dat zij geen andere bedoeling had dan zij in vergelijkbare zaken met een dergelijke mededeling heeft. Deze opmerking is zowel bij haar als bij haar collega’s niet ongebruikelijk in geval een zitting wordt geschorst en wanneer door aanwezigen tassen, jassen, dossiers etc. achtergelaten worden in de zittingszaal, aldus de kantonrechter. De kantonrechter concludeert dat een expliciete mededeling van een bestaande huisregel naar haar oordeel geen grond tot wraking kan vormen, ook niet als deze, in reactie op een daartoe strekkende vraag, is gericht tegen één der partijen. Naar haar oordeel valt niet in te zien dat de rechterlijke onpartijdigheid door deze mededeling enige schade heeft kunnen lijden. Ook nu de in het verleden door verzoeker gemaakte heimelijke geluidsopnamen uitdrukkelijk onderwerp zijn geweest van haar vraagstelling en het partijdebat, ziet zij niet in dat zij zich uit hoofde van onpartijdigheid van deze gebruikelijke mededeling had moeten onthouden, aldus de kantonrechter.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2
De wrakingskamer overweegt dat de kantonrechter op een vraag van de gemachtigde van verzoeker heeft geantwoord dat tijdens een schorsing van de mondelinge behandeling spullen in de zittingszaal kunnen blijven liggen, maar dat er geen geluidsopnamen mogen worden gemaakt. Deze opmerking heeft bij verzoeker de indruk gewekt dat de kantonrechter vooringenomen is. Daarbij speelt voor verzoeker een belangrijke rol dat in de hoofdzaak, waarin hij de kantonrechter heeft gewraakt, één van de onderwerpen van geschil is of verzoeker heimelijke opnamen heeft gemaakt van gesprekken bij en/of met zijn werkgever. Ook acht verzoeker het van belang dat de kantonrechter uitsluitend aan hem, en niet aan de wederpartij, heeft meegedeeld dat het maken van opnamen niet was toegestaan.
3.3
De wrakingskamer is van oordeel dat de kantonrechter met de opmerking die tot het wrakingsverzoek heeft geleid in feite heeft gewezen op de huisregels. Daarin staat vermeld dat het niet is toegestaan geluidsapparatuur te gebruiken in het gebouw, tenzij uitdrukkelijk toestemming is verleend door of namens het gerechtsbestuur, de afdeling communicatie of de (kanton)rechter. In zijn algemeenheid is het de taak van de (kanton)rechter om de orde op de zitting te bewaken en het wijzen op huisregels ter voorkoming van incidenten kan tot die taak worden gerekend. Dat een (kanton)rechter aangeeft dat het maken van opnamen niet is toegestaan is ook niet ongebruikelijk.
3.4
Naar het oordeel van de wrakingskamer vormen de door verzoeker geschetste omstandigheden geen zwaarwegende aanwijzing dat de kantonrechter jegens hem een vooringenomenheid koestert, of dat de vrees daarvoor gerechtvaardigd is. Het valt goed te begrijpen dat de kantonrechter zich uitsluitend tot verzoeker heeft gewend, aangezien door zijn gemachtigde werd gevraagd of spullen in de zittingszaal mochten blijven liggen tijdens de schorsing en de wederpartij al nagenoeg de zittingszaal had verlaten. De stelling van verzoeker dat de kantonrechter de gewraakte opmerking heeft gemaakt met een vileine blik is bovendien slechts een interpretatie die verzoeker hieraan heeft gegeven. Dat het maken van geluidsopnamen tevens onderwerp is in het debat tussen partijen in de hoofdzaak, behoefde voor de kantonrechter, gezien de op haar rustende taak om de orde op de zitting te handhaven, geen reden te zijn om de gewraakte opmerking achterwege te laten.
3.5
Daarom wordt het verzoek afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.W.B. Heijmans, voorzitter, mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en mr. E.J. Davids, rechters, en bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. K. van Vlimmeren-Van Ommen in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Wolsink-van Veldhuizen en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2019.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.