ECLI:NL:RBGEL:2019:3480

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
1 augustus 2019
Zaaknummer
05/720454-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing met geweld en zware mishandeling in Arnhem

Op 1 augustus 2019 heeft de Rechtbank Gelderland een 39-jarige man uit Westervoort veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden voor poging tot afpersing. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 22 december 2018 in Arnhem, waar de verdachte samen met de partner van zijn zus naar het huis van het slachtoffer ging om speed te kopen. Na te horen gekregen te hebben dat het slachtoffer geen speed had, verliet de verdachte de woning, maar keerde kort daarna alleen terug. Bij de tweede confrontatie heeft de verdachte het slachtoffer met een ploertendoder meerdere keren geslagen, wat leidde tot ernstig letsel. De rechtbank achtte de poging tot afpersing bewezen, ondanks de verdediging die stelde dat de verdachte niet de eerste was die geweld gebruikte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met geweld het slachtoffer dwong tot de afgifte van drugs, en dat hij niet respecteerde dat het slachtoffer geen drugs had. De verdachte moet zich tijdens de proeftijd van drie jaar aan bijzondere voorwaarden houden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een verbod op het gebruik van drugs. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de bereidheid van de verdachte om aan zijn problematiek te werken en zijn openheid voor mediation met het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720454-18
Datum uitspraak : 1 augustus 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan [woonplaats] ,
raadsvrouw: mr. J. Steenbrink, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 juli 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 december 2018 te Arnhem, althans in Nederland, in of omstreeks de tijdsperiode van 01:45 uur tot en met 02:05 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] (in zijn woning gelegen aan de [adres] ) te dwingen tot de afgifte van speed en/of amfetamine, althans verdovende middelen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] of aan een derde toebehoorde,
-(met kracht) die [slachtoffer] naar binnen (in zijn woning) heeft geduwd en/of
-meermalen, althans eenmaal met een ploertendoder, althans met een hard en/of stomp voorwerp in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
-die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een ploertendoder, althans met een hard en/of stomp voorwerp op en/of tegen zijn armen, schouders, rug, nek, hoofd en/of gezicht heeft geslagen,
-die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een gebalde vuist en/of vlakke hand op en/of tegen zijn armen, schouders, rug, nek, hoofd en/of gezicht heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 22 december 2018 te Arnhem, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen:
-(met kracht) die [slachtoffer] naar binnen (in zijn woning) heeft geduwd en/of
-meermalen, althans eenmaal met een ploertendoder, althans met een hard en/of stomp voorwerp in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
-die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een ploertendoder, althans met een hard en/of stomp voorwerp op en/of tegen zijn armen, schouders, rug, nek, hoofd en/of gezicht heeft geslagen,
-die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een gebalde vuist en/of vlakke hand op en/of tegen zijn armen, schouders, rug, nek, hoofd en/of gezicht heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 22 december 2018 te Arnhem, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door:
-(met kracht) die [slachtoffer] naar binnen (in zijn woning) te duwen en/of
-meermalen, althans eenmaal met een ploertendoder, althans met een hard en/of stomp voorwerp in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of
-die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een ploertendoder, althans met een hard en/of stomp voorwerp op en/of tegen zijn armen, schouders, rug, nek, hoofd en/of gezicht te slaan,
-die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een gebalde vuist en/of vlakke hand op en/of tegen zijn armen, schouders, rug, nek, hoofd en/of gezicht te slaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verbalisanten kwamen op 22 december 2018 omstreeks 02.10 uur op de [adres] . Verbalisant Van Leur hoorde gekreun in de woning en zag op de tussendeur in het halletje diverse bloedsporen. Op de bank zat het slachtoffer - naar later bleek [slachtoffer] -, zijn hoofd volledig bedekt met bloed. [2]
Verdachte erkent dat hij [slachtoffer] met een ploertendoder heeft geslagen. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot afpersing.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling niet kan worden bewezen. Verdachte had geld bij zich en wilde wel betalen. Zij meent dat de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling kan worden bewezen. De raadsvrouw heeft verder betoogd dat de verklaring van [betrokkene] niet betrouwbaar is. Zij meent verder dat uit het spatpatroon op de deur niet blijkt dat dit alleen vanuit het halletje kan zijn ontstaan.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat tegen 02.00 bij hem uur werd aangebeld. Toen hij de deur opendeed, zag hij [betrokkene] en diens zwager (verdachte) staan. Ze wilden speed hebben. Hij heeft gezegd dat hij niets had. [slachtoffer] heeft de deur dicht gedaan en is weer naar zijn woonkamer gegaan. Na een paar minuten werd er geklopt op de deur. Hij deed de deur open en zag verdachte staan. Verdachte zei dat hij speed wilde hebben. [slachtoffer] heeft hem gezegd dat hij niks had. Hij zag dat verdachte een soort ploertendoder in zijn hand had. Verdachte duwde [slachtoffer] naar binnen en sloeg in zijn richting. De eerste klap heeft [slachtoffer] bij de voordeur gekregen. Hij probeerde verdachte weg te duwen, maar die ging door met slaan. [slachtoffer] hield zijn armen voor zijn gezicht om zich te beschermen. Verdachte sloeg hem als het ware de gang door. Hij viel achterover op de bank. Hij heeft zeker tien slagen gehad met de ploertendoder. Verdachte sloeg hem met volle kracht op zijn gezicht, hoofd, armen, schouders, nek en rug. [slachtoffer] voelde hevige pijn en zag bloed door zijn handen lopen. Hij hoorde verdachte schreeuwen “geef me speed”.
Uit onderzoek is volgens [slachtoffer] gebleken dat hij geen breuken had, maar wel zware kneuzingen en in zijn hoofd zitten 8 hechtingen. Zijn handen waren gezwollen. Om beide handen zijn drukverbanden aangebracht om de zwelling tegen te gaan. Zijn schouders zijn blauw en beurs en ook zijn rug is beurs.
Ten tijde van het verhoor op 23 januari 2019 had [slachtoffer] nog steeds een bult op zijn hand van het afweren. [4]
Uit medische informatie komt naar voren dat bij [slachtoffer] een kneuzing in de nek, een kneuzing aan de rechterhand en onderarm en een snijwond aan de linkerkant van zijn schedel is waargenomen. De geschatte duur van de genezing werd geschat op enkele weken. [5]
Een forensische arts heeft naar de letsels van [slachtoffer] gekeken en geconcludeerd dat deze kunnen zijn ontstaan door een hard langwerpig staafvormig voorwerp, mogelijk een ronde stok met ronde kop of een metalen staafvormig voorwerp met of zonder ronde metalen kop, een zgn. ploertendoder. [6]
In de woning van [slachtoffer] heeft een sporenonderzoek plaatsgevonden. Op de vloer van de hal nabij de voordeur zijn enkele bloedsporen gezien. En ook op de deur tussen de hal en de woonkamer, aan de gangzijde, zijn diverse bloedspatten en uitgebreide bloedcontactsporen gezien. De klink van de deur aan de gangzijde was bebloed. Verder zijn diverse bloedcontactsporen aangetroffen op het onderstel van een salontafel en op twee banken in de woonkamer. Op de vloer van de woonkamer was ook een druppelpatroon van bloed te zien. [7]
Er is onderzoek gedaan naar de bloedspoorpatronen. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen (p. 368-369):
  • ‘passieve bloeddruppels’, bloeddruppels die gevormd worden onder invloed van de zwaartekracht, bijvoorbeeld bloeddruppels vallend uit een wond of van een voorwerp of lichaamsdeel. Deze bloeddruppels zullen een (nagenoeg) ronde vorm aannemen als zij in contact komen met een oppervlak;
  • ‘impact bloedspatten’, waarbij een uitgeoefende kracht impact, zoals slaan, schoppen etc., in vloeibaar bloed resulteert in de verspreiding van bloedspatten. De grootte van deze bloedspatten is onder andere gerelateerd aan de hoeveelheid bloed, de bron/oppervlak, het voorwerp waarmee de kracht werd uitgeoefend en de uitgeoefende kracht;
  • ‘overdracht-sporen/contactsporen/transfer-sporen’, bloedsporen die ontstaan als een bebloed object in contact komt met een (schoon) oppervlak waardoor bloed wordt overgedragen, bijvoorbeeld bloedvegen.
Ten aanzien van de deur is onder meer het volgende beschreven:
Aan de scharnierzijde van de tussendeur waren er op een hoogte van ongeveer 150 cm vanaf de vloer ronde dan wel nagenoeg ronde bloedspatten (impact sporen), die grote gelijkenis toonden met bloed dat horizontaal of nagenoeg horizontaal (haaks) op deze plaats was geprojecteerd. Midden op de deur op een hoogte van 140 cm van de vloer en aan de sluitzijde van de deur op ongeveer 120 cm zaten ovale (impact) bloedspatten, die grote gelijkenis vertoonden met bloedspatten die onder een hoek op deze plaats waren geprojecteerd. De in de sluitnaad van de deur en op het kozijn aan de scharnierzijde aangetroffen bloedsporen geven aan dat de deur bij het ontstaan van de sporen in ieder geval gedeeltelijk heeft opengestaan.
De aangetroffen impact sporen op de deur zijn zeer waarschijnlijk ontstaan door het slaan in/op een bebloed voorwerp. Het kan ook zijn dat is geslagen in /op een al bloedende wond. Gezien de richting en positie van de aangetroffen ovale impact bloedsporen in relatie tot de positie van de aangetroffen ronde impact bloedsporen is het mogelijk dat al deze impact sporen het gevolg zijn van dezelfde geweldsinwerking (slag in/op een bebloed voorwerp of in een bebloede wond). Het object waarop of waarin werd geslagen, bevond zich op het moment van slaan aan de scharnierzijde van de deur op een hoogte van ongeveer 150 cm van de vloer. Aangezien de tussendeur alleen aan de halzijde was bebloed, is het gezien de positie van de impact sporen zeer waarschijnlijk dat de oorsprong van die sporen in de hal dan wel in de deuropening van de hal naar de woonkamer was. [8]
De rechtbank leidt uit voormelde bewijsmiddelen af dat verdachte en [betrokkene] naar de woning van [slachtoffer] zijn gegaan, omdat zij speed wilden hebben. [slachtoffer] had geen speed en beide mannen vertrokken weer. Kort daarna is verdachte alleen naar de woning van [slachtoffer] gegaan, opnieuw om speed te halen. Nadat [slachtoffer] de deur had geopend, heeft verdachte hem geslagen met een ploertendoder. Uit het bloedsporenpatroon leidt de rechtbank af dat verdachte in het halletje al direct is begonnen met slaan en daarmee is doorgegaan terwijl [slachtoffer] lopend de woonkamer binnenging. Hij heeft [slachtoffer] meerdere keren op het hoofd, het lichaam en de armen geslagen, waardoor [slachtoffer] letsel heeft opgelopen.
Verdachte heeft kort samengevat verklaard dat niet hij is begonnen met slaan. [slachtoffer] is volgens verdachte naar binnen gerend, teruggekomen met een knuppel en heeft hem daarmee geslagen. Verdachte heeft uit reactie [slachtoffer] kunnen vastpakken en door een worsteling kwamen ze uit in de woonkamer. In de woonkamer zijn ze over de tafel op de grond gevallen. Hierna zijn ze elkaar vasthoudend opgestaan en op de bank terecht gekomen. Verdachte heeft [slachtoffer] vervolgens eerst met zijn vuisten en daarna met een ploertendoder geslagen.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van verdachte en die van [betrokkene] uiteenlopen over wat zich in de nacht van 22 december 2018 heeft afgespeeld. De rechtbank zal niet de verklaring van verdachte als uitgangspunt nemen voor het bewijs. Verdachte heeft tijdens het verhoor op 22 december 2018 iedere betrokkenheid bij het incident ontkend. Hij heeft zelfs ontkend dat hij op de [adres] is geweest die nacht. Pas op 21 januari 2019, dus een maand na het incident, heeft verdachte verklaard over wat er zou zijn voorgevallen toen hij bij [slachtoffer] speed wilde halen. Hij heeft toen pas verklaard dat [slachtoffer] met een knuppel naar de voordeur rende en hem daarmee had geslagen. Niet valt in te zien dat verdachte niet direct in december een verklaring heeft afgelegd, indien [slachtoffer] daadwerkelijk met een knuppel naar de deur zou zijn gegaan en hem zou hebben geslagen. Daarnaast strookt het onderzoek naar de bloedspoorpatronen niet met de verklaring van verdachte dat hij pas op de bank in de woonkamer [slachtoffer] met een ploertendoder heeft geslagen. Immers volgt uit dit onderzoek dat het object waarin werd geslagen zich aan de scharnierzijde van de deur bevond en dat de oorsprong van de impact sporen zeer waarschijnlijk in de hal dan wel in de deuropening van de hal naar de woonkamer was gelegen. Verdachtes verklaring vindt ook geen ondersteuning in andere bewijsmiddelen in het dossier. Weliswaar is bij de voordeur een stok aangetroffen, maar de bewijsmiddelen bevatten geen enkel concreet aanknopingspunt dat [slachtoffer] verdachte met die stok heeft geslagen. De rechtbank zal de verklaring van verdachte daarom als zijnde niet aannemelijk terzijde schuiven.
De rechtbank overweegt dat de verklaringen van [betrokkene] en getuige [getuige] wel passen in het hiervoor weergegeven scenario.
[betrokkene] heeft verklaard dat hij met verdachte bij [slachtoffer] aan de deur was geweest. Verdachte wilde speed hebben. [slachtoffer] kwam boos naar buiten en zei dat het veel te laat was. Nadat ze waren weggegaan, heeft verdachte gevraagd of hij het nog een keer zou proberen. [betrokkene] is bij zijn brommer bij de bushalte blijven staan, toen verdachte naar de deur ging. Verdachte is als eerste “erop gegaan”. [betrokkene] heeft dat niet gezien, maar later van verdachte gehoord. Hij hoorde [slachtoffer] schreeuwen dat hij niks had liggen. Hij riep om hulp en om de politie te bellen. [betrokkene] heeft verdachte niet horen schreeuwen. Hij is naar de woning gerend en zag dat de deur open stond. Hij zag verdachte bij de deur, [slachtoffer] heeft hij niet gezien. [betrokkene] heeft verdachte met een zwarte stok in de hand uit de woning zien komen. Die stok was de ploertendoder van een buurjongen, die de stok bij [betrokkene] had laten liggen. Verdachte zei dat hij [slachtoffer] een paar klappen had gegeven en dat er in huis niets was. [9]
Volgens getuige [getuige] stond er op 22 december 2018 omstreeks 02.00 uur iemand voor zijn woning op de uitkijk ter hoogte van het verkeersbord. Hij hoorde een hoop geschreeuw vanuit de woning van zijn overbuurman. Hij herkende de stem van zijn overbuurman en hoorde hem schreeuwen: “ik heb niks, ik heb niks”. Hij is naar zijn overbuurman gegaan en zag dat die helemaal onder het bloed zat. [10]
Uit de verklaring van [betrokkene] blijkt dat verdachte aan [betrokkene] heeft gezegd dat hij “als eerste erop is gegaan”. Dit staat haaks op verdachtes verklaring dat [slachtoffer] hem met een knuppel sloeg en hij uit boosheid daarover [slachtoffer] heeft geslagen. De rechtbank acht het verder opmerkelijk dat [betrokkene] [slachtoffer] wel heeft horen schreeuwen, maar verdachte niet. Het had immers voor de hand gelegen dat verdachte zou hebben geschreeuwd als hij zou zijn geslagen met een knuppel. De verklaringen van zowel [betrokkene] en [getuige] wijzen erop dat [slachtoffer] wel heeft geschreeuwd toen hij werd geslagen. [betrokkene] en [getuige] hebben beiden verklaard dat [slachtoffer] schreeuwde dat hij niks had liggen en volgens [betrokkene] schreeuwde [slachtoffer]
ook om de politie te bellen.
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde bewezen. Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte uit was op speed en dat hij om dit te verkrijgen, na eerder nul op het rekest te hebben gekregen, is teruggekeerd naar de woning van [slachtoffer] en, toen deze de voordeur opende, direct fors geweld heeft gebruikt om zijn doel te bereiken. Het stadium dat hij wilde betalen voor de speed was hiermee kennelijk voorbij. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank daarom van oordeel dat het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling bewezen kan worden.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks22 december 2018 te Arnhem,
althans in Nederland,in
of omstreeksde tijdsperiode van 01:45 uur tot en met 02:05 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld
en/of bedreiging met geweld[slachtoffer] (in zijn woning gelegen aan de [adres] ) te dwingen tot de afgifte van speed
en/of amfetamine, althans verdovende middelen, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten deleaan die [slachtoffer]
of aan een derdetoebehoorde,
- ( met kracht) die [slachtoffer] naar binnen (in zijn woning) heeft geduwd en
/of
- meermalen,
althans eenmaalmet een ploertendoder,
althans met een hard en/of stomp voorwerpin de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en
/of
- die [slachtoffer] meermalen,
althans eenmaalmet een ploertendoder,
althans met een hard en/of stomp voorwerpop en/of tegen zijn armen, schouders, rug, nek, hoofd en/of gezicht heeft geslagen,
-
die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een gebalde vuist en/of vlakke hand op en/of tegen zijn armen, schouders, rug, nek, hoofd en/of gezicht heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Primair:
Poging tot afpersing.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Als bijzondere voorwaarden moeten een meldplicht, een verplichting tot het ondergaan van ambulante behandelingen en een drugsverbod worden opgelegd. De officier van justitie heeft daarnaast de opheffing van het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een gevangenisstraf bepleit waarvan het onvoorwaardelijk deel even lang is als de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Ten aanzien van een voorwaardelijke gevangenisstraf heeft zij verzocht voor de bijzondere voorwaarden het advies van de reclassering te volgen. Volgens de raadsvrouw is er daarnaast ruimte voor het opleggen van een taakstraf. De raadsvrouw heeft erop gewezen dat verdachte openstond voor mediation en na de strafzaak nog informeel contact zal hebben met het slachtoffer. Daarnaast heeft verdachte zich goed aan de schorsingsvoorwaarden gehouden.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. Nadat hij eerder op de avond cocaïne en alcohol had gebruikt, is hij met de partner van zijn zus naar het slachtoffer gegaan om speed te kopen. Het slachtoffer zei geen speed te hebben. Verdachte is vervolgens een tweede keer terug gegaan naar het slachtoffer om speed te halen. Hij heeft het slachtoffer toen meerdere malen geslagen met een ploertendoder, waardoor deze letsel op heeft gelopen. De rechtbank vindt het bijzonder kwalijk dat verdachte het antwoord van het slachtoffer dat hij niets had, niet heeft gerespecteerd. In plaats daarvan is hij de woning van het slachtoffer binnengedrongen en heeft hij het slachtoffer ernstig mishandeld. Verdachte heeft kennelijk alleen gehandeld uit zucht naar verdovende middelen.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte. Daaruit komt naar voren dat geen sprake is van relevante documentatie, nu verdachte na 2007 niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Over verdachte zijn op 29 januari 2019 en 25 maart 2019 reclasseringsrapporten uitgebracht en op 5 juli 2019 een voortgangsverslag toezicht. Uit de rapporten, het verslag en het verhandelde ter terechtzitting komt naar voren dat op 4 februari 2019 verdiepingsdiagnostiek heeft plaatsgevonden bij Kairos. Beschreven is dat mogelijk sprake is van zwakbegaafdheid en in ieder geval van een disharmonisch intelligentieprofiel. Verdachte wordt als beïnvloedbaar en onvoldoende assertief beschreven. Naar aanleiding van de verdiepingsdiagnostiek is verdachte aangemeld voor een behandeling bij Kairos. Hij heeft een intakegesprek en een behandelplanbespreking bij Kairos gehad en staat op de wachtlijst.
De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld. Het voormalige sociale netwerk (verdachtes zwager) en het sporadisch gebruik van middelen hebben een risicoverhogende werking gehad. De reclassering ziet het als een beschermende factor dat verdachte afstand heeft genomen van zijn zus en zwager. Om het recidiverisico verder omlaag te brengen, heeft de reclassering als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting en een drugsverbod geadviseerd.
De rechtbank acht een taakstraf evenals een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest niet passend gelet op de ernst van het feit. Verder komt verdachte dan wel schuldbewust over, hij geeft echter geen volledige openheid van zaken en neemt daarmee geen volledige verantwoordelijkheid voor zijn gedrag.
De door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf vindt de rechtbank echter te fors. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verdachte bereid is aan zijn problematiek te werken en inmiddels op de wachtlijst bij Kairos staat. Daarnaast staat hij open voor mediation en zal hij na de zitting in informele sfeer nog contact hebben met het slachtoffer.
Alles in aanmerking nemend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 15 maanden passend. De rechtbank zal daarvan 7 maanden in voorwaardelijke vorm opleggen als “stok achter de deur” om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt. Voor de bijzondere voorwaarden zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd. De rechtbank zal de proeftijd bepalen op drie jaren.
De rechtbank ziet geen aanleiding de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis per direct op te heffen, nu verdachte nog de mogelijkheid heeft in beroep te gaan tegen dit vonnis.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 7 (zeven) maanden,
  • legt op als algemene voorwaarde dat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 legt op als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich uiterlijk binnen 5 dagen na zijn vrijlating uit detentie zal melden bij Reclassering Nederland en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van verdovende middelen en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van forensische polikliniek Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de behandelaar dan wel de reclassering nodig vindt. Verdachte dient zich te houden aan de huisregels en aan de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Iriszorg verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de behandelaar dan wel de reclassering nodig vindt. Verdachte dient zich te houden aan de huisregels en aan de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • stelt als voorwaarde dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • stelt als voorwaarde dat verdachte medewerking zal verlenen aan het door Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs en
mr. C.A.H. Pouwels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 augustus 2019.
Mr. Marijs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018574293, gesloten op 18 februari 2019, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 318.
3.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 181-183; proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] , p. 198, 203.
5.Geneeskundige verklaring, p. 26.
6.Rapport forensisch geneeskundige, p. 217.
7.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 357.
8.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 369-370.
9.Proces-verbaal van verhoor van de als verdachte gehoorde [betrokkene] , p. 118-120.
10.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 351-352