In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 30 juli 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van een bezwaar. Eiseres, vertegenwoordigd door haar wettelijke vertegenwoordiger, was op 8 juni 2018 geplaatst op de Verwijsindex Gelderland. De wettelijke vertegenwoordiger maakte bezwaar tegen deze plaatsing, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het niet tijdig was ingediend. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 26 juli 2019 is de zaak behandeld. De rechtbank overweegt dat de plaatsing op de Verwijsindex moet worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank constateert dat de wettelijke vertegenwoordiger niet tijdig bezwaar heeft gemaakt, maar onderzoekt of deze termijnoverschrijding verschoonbaar is. Artikel 6:11 van de Awb biedt de mogelijkheid om niet-ontvankelijkverklaring achterwege te laten indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Eiseres voert aan dat zij niet op de hoogte was van de mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen en dat het besluit van 8 juni 2018 geen rechtsmiddelenclausule bevatte. De rechtbank oordeelt dat de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar is, omdat de wettelijke vertegenwoordiger niet op de hoogte was van de termijn en er gerede twijfel bestond over het besluitkarakter van de brief. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om opnieuw op het bezwaar te beslissen, waarbij inhoudelijk moet worden beoordeeld of eiseres terecht op de Verwijsindex is geplaatst. Tevens dient verweerder het betaalde griffierecht te vergoeden.