ECLI:NL:RBGEL:2019:3457

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 juli 2019
Publicatiedatum
30 juli 2019
Zaaknummer
05/840835-17, 05/800013-19, 05/084178-19 en 16/659205-17 (TUL)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens bedreiging, winkeldiefstal en vernieling

In deze strafzaak heeft de rechtbank Gelderland op 26 juli 2019 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer over de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, winkeldiefstal en het vernielen van een huurwoning. De verdachte is beschuldigd van het bedreigen van verschillende slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4], met ernstige misdrijven zoals doodslag en brandstichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 juli 2017 [slachtoffer 1] heeft bedreigd met de woorden "Ik maak je dood" en "Ik ga je verkrachten", wat leidde tot een veroordeling voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Daarnaast heeft de verdachte op 29 januari 2019 [slachtoffer 4] bedreigd met een gasexplosie in hun flat, wat ook als bedreiging met brandstichting werd gekwalificeerd. De rechtbank heeft de verdachte verder schuldig bevonden aan winkeldiefstal van cosmetica-artikelen bij de Jumbo in Wageningen op 21 maart 2019, en aan het opzettelijk vernielen van een huurwoning door graffiti aan te brengen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 157 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling. De rechtbank heeft ook een taakstraf van 62 uren opgelegd in verband met een eerdere voorwaardelijke veroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/840835-17, 05/800013-19, 05/084178-19 en 16/659205-17 (TUL)
Datum uitspraak : 26 juli 2019
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats]
raadsman: mr. J.P.W. Nijboer, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 juli 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/840835-17:
1.
hij op of omstreeks 30 juli 2017 te Wageningen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met verkrachting, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen ""Ik maak je dood" en/of "Ik draai je
kop/nek om" en/of "Als jij aangifte gaat doen, dan maak ik je kapot" en/of "Ik
ga je verkrachten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 30 juli 2017 te Ede [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga een aanslag plegen. Ik maak mezelf helemaal gek. Ik ga alleen een aanslag plegen. Ik ga een bomgordel maken" en/of "Ik schiet of steek iedereen dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Ten aanzien van parketnummer 05/800013-19:
hij op of omstreeks 29 januari 2019 en/of 30 januari 2019 te Wageningen en/of Ede, althans in Nederland, [slachtoffer 4] en/of één of meer flatbewoners van de flat gelegen op/aan de [straatnaam] te Wageningen, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of brandstichting, door
- tegen voornoemde [slachtoffer 4] te zeggen dat er komende maand een gasexplosie plaats zou vinden in hun flat, en/of
- tegen (een) ambtena(a)r(en) van de politie, [naam 1] en/of [naam 2] , te zeggen dat hij, verdachte, wel zijn flatgebouw met gas zou opblazen en/of dat er genoeg gas was voor een boem, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Ten aanzien van parketnummer 05/084178-19:
1.
hij op of omstreeks 21 maart 2019 in de gemeente Wageningen, een hoeveelheid cosmetica-artikelen, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde(n), te weten aan Jumbo (op of aan de Tarthorst), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 8 april 2019 tot en met 9 april 2019 in de gemeente Wageningen, opzettelijk en wederrechtelijk een woning (op of aan de [straatnaam] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan De Woningstichting toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/840835-17 [1]
Ten aanzien van feit 1 bedreiging [slachtoffer 1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit, gelet op de aangifte, de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] , het proces-verbaal van bevindingen ter plaatse en ambtshalve herkenning van verdachte door de verbalisanten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich voor dit feit aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte op 30 juli 2017 te Wageningen meerdere malen tegen haar riep: “ik maak je dood”. Aangeefster hoorde ook dat verdachte riep dat hij haar kop zou omdraaien en dat hij haar zou verkrachten. [2] Getuige [getuige 1] zag verdachte dichtbij aangeefster staan en hoorde hem tegen haar schreeuwen: “ik draai jou de nek nog wel om”. [3] Verbalisanten hebben gehoord dat verdachte tegen aangeefster riep: “als jij aangifte gaat doen, dan maak ik je kapot of woorden van gelijk strekking. [4] Aangeefster voelde zich op dat moment door verdachte bedreigd. [5] Aangeefster heeft ook tegen de verbalisanten verklaard dat zij door verdachte bedreigd is met de woorden: ik ga je verkrachten.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging van aangeefster [slachtoffer 1] met enig misdrijf tegen het leven gericht en met verkrachting. De uitlatingen van betrokkene dienen te worden geplaatst in de context dat hij werd aangesproken op vermoedelijke winkeldiefstal en hij op exceptionele dreigende wijze reageerde teneinde ontdekking, althans aangifte van de diefstal te voorkomen. Daarbij stond verdachte dichtbij aangeefster en schreeuwde haar voornoemde teksten toe, zodat de bedreiging van dien aard en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij aangeefster de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd.
Ten aanzien van feit 2 bedreiging verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich op 30 juli 2017 schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging van verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben verklaard dat verdachte heeft gedreigd met het plegen van een aanslag en het dragen van een bomgordel.
Hoewel de rechtbank dit soort ernstige bewoordingen niet gepast vindt, is de bedreiging niet van dien aard en onder zodanige omstandigheden geschied dat bij verbalisanten de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden verliezen. De rechtbank neemt hierbij in acht dat de verbalisanten ook niet hebben verklaard dat zij zich door deze bewoordingen bedreigd hebben gevoeld, maar hun bevindingen alleen in een “sfeer-PV” hebben vastgelegd. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van dit feit.
Ten aanzien van parketnummer 05/800013-19 [6]
Preliminair verweer
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding partieel nietig moet worden verklaard, voor zover deze de tekst behelst “of meer flatbewoners”. Daartoe is aangevoerd dat dit verwijt te ruim is geformuleerd. Volgens de raadsman is onvoldoende duidelijk wie deze flatbewoners zijn. De rechtbank ziet dit standpunt van de verdediging als een preliminair verweer. Zij is van oordeel dat de verdediging dit verweer tardief – namelijk niet voor het requisitoir – heeft aangevoerd, zodat de rechtbank het verweer zal verwerpen.
Het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Uit de aangifte blijkt dat aangever erg onder de indruk was van de bedreiging. Uit de verklaringen van de andere flatbewoners blijkt dat zij geloofden dat verdachte brand zou stichten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte aangever heeft bedreigd. Daartoe is primair aangevoerd dat de aangifte op zichzelf staat, omdat alleen aangever verklaart dat verdachte hem zou hebben bedreigd terwijl verdachte de bedreiging ontkent. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat wanneer verdachte dit wel gezegd zou hebben, de vereiste opzet ontbreekt. Daarnaast heeft de verdediging bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de bedreiging onder het tweede gedachtestreepje, omdat uit het bewijs niet is af te leiden dat aangever kennis heeft gehad van de uitlatingen die verdachte tegenover de politie heeft gedaan.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij op 29 januari 2019 te Wageningen door verdachte is bedreigd en hij hier erg van geschrokken is. Aangever hoorde verdachte tegen hem zeggen dat er komende maand een gasexplosie zou plaatsvinden in hun flat en dat hij de buren en politie moest waarschuwen. [7] De aangifte wordt daarnaast ondersteund door de bevindingen van de verbalisant die de camerabeelden heeft bekeken. De verbalisant neemt waar dat er een gesprek heeft plaatsgevonden tussen aangever en verdachte. Aangever had tijdens dit gesprek door het licht fronsen van de wenkbrauwen kennelijk een verbaasde blik op zijn gezicht. [8]
Tijdens het vervoer van verdachte naar het politiebureau hebben de verbalisanten verdachte horen schreeuwen dat hij zijn flatgebouw wel met gas zou opblazen en dat er genoeg was voor een grote boem. [9]
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de aangifte steun vindt in het proces-verbaal van aanhouding waarbij verdachte zich in dezelfde bewoordingen heeft uitgelaten. De rechtbank acht aldus bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van aangever [slachtoffer 4] .
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging van andere flatbewoners. Uit de bewijsmiddelen is niet af te leiden dat andere flatbewoners zich bedreigd hebben gevoeld door de uitlatingen van verdachte tegen [slachtoffer 4] . Ook de uitlatingen tegen de politieambtenaren leiden niet tot bedreiging van aangever dan wel andere flatbewoners. De rechtbank spreekt verdachte hiervan vrij.
Ten aanzien van parketnummer 05/084178-19 [10]
Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit. Dit gelet op de aangifte, de camerabeelden en de herkenning van verdachte op de beelden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van feit 1 moet worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat het de vraag is hoeveel gewicht de rechtbank toekent aan de aangifte en camerabeelden gelet op de ontkenning van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
De bedrijfsleider van de Jumbo aan de Tarthorst in Wageningen heeft aangifte gedaan omdat hij zag op camerabeelden dat er op 21 maart 2019 een man in de winkel 15 tot 20 artikelen uit de cosmetica stelling in zijn rugtas stopte. Aangever zag op deze beelden dat de man bij de kassa alleen blikjes bier afrekende, terwijl hij de tas op zijn rug had. De camera heeft continu zicht gehad op de man en aangever zag dat hij verder nergens cosmetica artikelen uit zijn mandje of rugtas heeft neergelegd. Hij zag dat de man vervolgens de winkel verliet zonder de cosmetica artikelen ter betaling aan te bieden. [11] Verdachte is herkend als de persoon op de camerabeelden. [12] De aangifte wordt ondersteund door de verklaring van een verbalisant die de camerabeelden heeft bekeken. [13]
Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan diefstal. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit omdat de vereiste wederrechtelijkheid ontbreekt. Verdachte had nog de beschikking over de sleutel en daardoor was hij in de gelegenheid om de graffiti voor oplevering te verwijderen.
Beoordeling door de rechtbank
In verband met een uithuiszetting / ontruiming van verdachte is de afspraak gemaakt dat verdachte op 9 april 2019 uiterlijk 12.00 uur zijn sleutels zou inleveren, waarna hij geen toegang meer tot de woning zou hebben. [14] Weliswaar wordt ter zitting betoogd dat de advocaat in de ontruimingsprocedure niet bekend was met een juridisch bindende afspraak over het moment dat verdachte de woning zou verlaten, maar gelet op het vonnis [15] waarin de ontruiming uiterlijk 10 april 2019 zou moeten plaatsvinden, de aangifte [16] waarin wordt aangegeven dat per WhatsApp een afspraak is gemaakt met verdachte over de datum en tijdstip waarop de sleutels zouden worden ingeleverd en de verklaring van verdachte zelf dat hij op 9 april 2019 eigenlijk de sleutels zou inleveren [17] , bestaat er geen twijfel over dat verdachte wist dat hij de woning uiterlijk 9 april 2019 om 12.00 uur diende te verlaten. Verder was het verdachte bekend dat hij het huis schoon moest opleveren. [18] Op 9 april 2019 is aangeefster, medewerkster van de Woningstichting, samen met twee verbalisanten naar de woning van verdachte gegaan aan de [straatnaam] te Wageningen. Aangeefster heeft verklaard dat zij bij het binnentreden van de woning graffiti zag op de deuren, keuken, toilettegels, ramen, plafond, vloeren en wanden. Aangeefster zag ook een tas met daarin spuitbussen liggen in de woning. [19] Ook verbalisanten hebben dit waargenomen. Daarnaast roken de verbalisanten een verflucht. Zij vermoedden daardoor dat de graffiti recentelijk was aangebracht. [20] Verdachte heeft verklaard dat hij de graffiti in de woning heeft aangebracht omdat hij dit mooi vond. [21] Op 9 april 2019 om 10.47 uur is verdachte aangehouden. [22]
De rechtbank verwerpt het standpunt van de verdediging dat het aanbrengen van de graffiti geen wederrechtelijk karakter heeft, nu verdachte volgens d verdediging de sleutel van de woning had en daardoor nog de gelegenheid om de graffiti te verwijderen.
Niet is gebleken dat het verdachte door de woningbouwvereniging was toegestaan graffiti aan te brengen in en aan zijn woning, terwijl bovendien sprake van een kort tijdbestek tussen het spuiten van de graffiti en het moeten verlaten van de woning waarbinnen zaken vervangen dan wel schoongemaakt dienden te worden. De rechtbank acht het dan ook onaannemelijk dat verdachte de woning op het afgesproken tijdstip schoon had kunnen opleveren. Bevestiging van dit oordeel wordt gevonden in het volgende.
Uit een prijsopgave van een aannemingsbedrijf blijkt dat de closetzitting van het toilet, één binnendeur en een keukenkast met 2 fronten vervangen moesten worden. Op diverse andere plaatsen is de graffiti verwijderd. [23] Dit komt overeen met de foto’s die gemaakt zijn van de graffiti. [24]
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het beschadigen en vernielen van de woning aan de [straatnaam] die toebehoort aan de woningstichting. Op basis van de waargenomen verflucht door de verbalisanten stelt de rechtbank vast dat verdachte omstreeks de periode van 8 tot en met 9 april 2019 opzettelijk graffiti in de woning heeft gespoten.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte onderstaande tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/840835-17:
1.
hij op
of omstreeks30 juli 2017 te Wageningen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
,en
/of met zware mishandeling en/ofmet verkrachting, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen ""Ik maak je dood" en
/of"Ik draai je
kop/nek om" en
/of"Als jij aangifte gaat doen, dan maak ik je kapot" en
/of"Ik
ga je verkrachten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Ten aanzien van parketnummer 05/800013-19:
hij op
of omstreeks29 januari 2019
en/of 30 januari 2019te Wageningen
en/of Ede, althans in Nederland, [slachtoffer 4]
en/of één of meer flatbewoners van de flat gelegen op/aan de [straatnaam] te Wageningen, heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/ofbrandstichting, door
- tegen voornoemde [slachtoffer 4] te zeggen dat er komende maand een gasexplosie plaats zou vinden in hun flat
, en/of
- tegen (een) ambtena(a)r(en) van de politie, [naam 1] en/of [naam 2] , te zeggen dat hij, verdachte, wel zijn flatgebouw met gas zou opblazen en/of dat er genoeg gas was voor een boem, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Ten aanzien van parketnummer 05/084178-19:
1.
hij op
of omstreeks21 maart 2019 in de gemeente Wageningen, een hoeveelheid cosmetica-artikelen, in elk geval enig
(e
)goed
(eren
),
dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde
(n
), te weten aan Jumbo
(op ofaan de Tarthorst
), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij
in ofomstreeks de periode van 8 april 2019 tot en met 9 april 2019 in de gemeente Wageningen, opzettelijk en wederrechtelijk een woning
(op ofaan de [straatnaam]
),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan De Woningstichting toebehoorde, heeft vernield en beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 05/840835-17, feit 1:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met verkrachting;
ten aanzien van parketnummer 05/800013-19:
Bedreiging met brandstichting;
ten aanzien van parketnummer 05/084178-19, feit 1:
Diefstal;
ten aanzien van parketnummer 05/084178-19, feit 2:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 157 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie refereert zich aan het oordeel van de rechtbank of bewindvoering als bijzondere voorwaarde opgenomen moet worden en heeft verzocht de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat alleen een voorwaardelijke straf passend is en geen onvoorwaardelijke straf dient te worden opgelegd. Daartoe is aangevoerd dat verdachte zijn best doet om zijn weg te vinden in de maatschappij, maar dit lastig is voor hem. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat het de vraag is in hoeverre de feiten verdachte volledig toegerekend kunnen worden. De verdediging heeft bepleit dat de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarde van bewind niet opgelegd dient te worden. Voor bewind geldt een aparte rechtsgang.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 13 juni 2019;
- een voorlichtingsrapportage van de reclassering, gedateerd 20 juni 2019.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee bedreigingen, een diefstal en het vernielen en beschadigen van een woning. Uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte zich in de afgelopen vijf jaar onder andere schuldig heeft gemaakt aan een poging tot bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en meermalen het vernielen van een goed. Verdachte blijft zich schuldig maken aan dergelijke / vegelijkbare strafbare feiten en de rechtbank neemt dit verdachte dan ook kwalijk. Uit de voorlichtingsrapportage van de reclassering volgt dat de huidige hulpverlening momenteel als het maximaal haalbare wordt gezien en geadviseerd wordt om dit te continueren door het stellen van bijzondere voorwaarden.
De rechtbank neemt het advies van de reclassering over om verplichte behandeling en begeleiding van verdachte plaats te laten vinden onder reclasseringstoezicht in het kader van een bijzondere voorwaarde gekoppeld aan een voorwaardelijk op te leggen strafdeel. De rechtbank acht het van belang dat de op te leggen straf als stok achter de deur fungeert, zodat verdachte niet vervalt in het plegen van strafbare feiten. Ook vindt de rechtbank een proeftijd van 3 jaar noodzakelijk in verband met het risico op recidive.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 157 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met bijzondere voorwaarden – met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht – passend en geboden is. De rechtbank zal aldus een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met daaraan onder meer verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De rechtbank ziet geen aanleiding tot wijziging van de voorwaarde betreffende de bewindvoering.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een tweetal personen, te weten de medewerkster van de supermarkt [slachtoffer 1] en flatbewoner [slachtoffer 4] . Gelet op het feit dat verdachte zich in de afgelopen vijf jaar schuldig heeft gemaakt aan een poging tot bedreiging, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
7a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling (16/659205-17)
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van 31 dagen gevangenisstraf die door de rechtbank te Utrecht op 21 juni 2017 voorwaardelijk is opgelegd. De officier van justitie verzet zich niet tegen het omzetten van deze gevangenisstraf in een werkstraf.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op het enorme tijdsverloop in die strafzaak het niet opportuun is om de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
Beoordeling door de rechtbank
Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van de meervoudige kamer Midden-Nederland, locatie Utrecht van 21 juni 2017 (parketnummer 16/659205-17) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer gelegd te worden. Echter gelet op het advies van de reclassering om geen gevangenisstraf op te leggen omdat verdachte sinds kort bij 4YourCare woont en het van belang is om dit traject de komende tijd te monitoren, zal de rechtbank in plaats daarvan een taakstraf gelasten, voor de duur van 62 uren.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14 e, 22c, 22d, 43a, 285, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05/840835-17 als feit 2 tenlastegelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
157(honderdzevenenvijftig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
- zich na de uitspraak binnen 4 kantoordagen tussen 13:00 en 15:00 uur meldt bij zijn huidige toezichthouder, de heer Holdermans, van de reclassering Leger des Heils aan de Utrechtsestraat 47, 6811 LT Arnhem telefoonnummer 026-4430146. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
- gedurende de proeftijd zich laat behandelen door Forfact waarbij veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- gedurende de proeftijd verblijft bij 4YourCare en zich houdt aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- gedurende de proeftijd onder bewindvoering blijft staan voor zolang noodzakelijk wordt geacht door de daartoe bevoegde rechter.
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van de voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;

De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling (16/659205-17)
 gelast -
in plaats van de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer Midden-Nederland, locatie Utrecht van 21 juni 2017 (parketnummer 16/659205-17):
een taakstrafgedurende
62 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
31 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Leemreize (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs en mr. C.A.H. Pouwels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Rokette, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 juli 2019.
mr. H.C. Leemreize is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600\2017355066 gesloten op 1 augustus 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] , p. 20.
3.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , p. 22.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 5.
5.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] , p. 20.
6.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600\2019044788 gesloten op 31 januari 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
7.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 4] , p. 14.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 28.
9.Proces-verbaal aanhouding, p. 6.
10.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019158635 gesloten op 12 april 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
11.Proces-verbaal aangifte, p. 38-40.
12.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, p. 47.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 50.
14.Proces-verbaal aangifte, p. 16 en proces-verbaal van verhoor, p. 25.
15.Vonnis van 19 maart 2019, p. 19-22.
16.Proces-verbaal aangifte, p. 16.
17.Proces-verbaal van verhoor, p. 25.
18.Proces-verbaal verhoor, p. 25.
19.Proces-verbaal aangifte, p. 16.
20.Proces-verbaal van aanhouding, p. 7.
21.Proces-verbaal van verhoor, p. 25.
22.Proces-verbaal van aanhouding, p. 6.
23.Prijsopgave aannemingsbedrijf, p. 18.
24.Proces-verbaal van aanhouding bijlagen foto’s, p. 29-36.