ECLI:NL:RBGEL:2019:3448

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 juli 2019
Publicatiedatum
30 juli 2019
Zaaknummer
06/080390-01
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling met één jaar na beoordeling van recidiverisico en resocialisatieproces

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 juli 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van de betrokkene, die sinds 2 juni 2009 onder deze maatregel valt. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de tbs met één jaar te verlengen, in plaats van de gevorderde twee jaar, beoordeeld. De betrokkene is eerder veroordeeld tot tbs met verpleging van overheidswege en de maatregel is in het verleden al meerdere keren verlengd. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende rapporten van deskundigen die de psychische toestand van de betrokkene hebben beoordeeld. Deze rapporten wijzen op een narcistische persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en een hoog recidiverisico bij het wegvallen van het huidige kader. De rechtbank heeft ook de standpunten van de betrokkene en zijn raadsman gehoord, die pleitten voor een kortere verlenging vanwege de voortgang in de behandeling en resocialisatie. Echter, de rechtbank concludeert dat de betrokkene nog steeds begeleiding en behandeling nodig heeft en dat het risico op recidive nog steeds aanwezig is. Daarom heeft de rechtbank besloten om de maatregel van tbs met één jaar te verlengen, zodat de voortgang van de resocialisatie kan worden gemonitord en de betrokkene kan leren omgaan met spanningen en confrontaties.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 06/080390-01 (verlenging tbs)
Datum uitspraak: 15 juli 2019
Beslissingvan de meervoudige kamer op de vordering ingevolge artikel 509o van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van

de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland

tegen

[betrokkene] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in FPC De Rooyse Wissel te Oostrum.
Raadsman: mr. van Wersch, advocaat te Amsterdam.

Procedure

Betrokkene is bij vonnis van de rechtbank Zutphen van 17 januari 2003 veroordeeld tot (onder meer) terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Deze maatregel is ingegaan op 2 juni 2009 en het laatst verlengd bij beslissing van de rechtbank van 3 juli 2017, die door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is bevestigd bij beslissing van 14 december 2017.
Bij vordering van 30 april 2019, bij de griffie van deze rechtbank ingekomen op diezelfde datum, heeft de officier van justitie gevorderd dat deze maatregel wordt verlengd voor de duur van één jaar.

Het onderzoek ter terechtzitting

Ter zitting van 1 juli 2019 zijn betrokkene, zijn raadsman, deskundigen [naam 1] (Hoofd Behandeling van De Rooyse Wissel), [naam 2] (psychiater NIFP) en [naam 3] (psycholoog NIFP) en de officier van justitie gehoord.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting naar voren gebracht dat er een vordering is ingediend om de maatregel met één jaar te verlengen, maar dat zij nu verlenging met twee jaar vordert.

Het standpunt van betrokkene

De raadsman van betrokkene heeft aangevoerd dat de behandeling is afgerond en nu gewerkt wordt aan resocialisatie. Er is nu geen kans op recidive en het bij het wegvallen van het tbs-kader zal dat risico hooguit matig worden en dan alleen in specifieke situaties. Mocht de rechtbank tot een verlenging komen, dan zou dan voor één jaar moeten zijn.
De beoordeling
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd in verband met een veroordeling voor een misdrijf dat gericht was tegen of gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon.
De rechtbank heeft kennis genomen van de processtukken, waaronder het adviesrapport van de kliniek van 29 maart 2019 en een afschrift van de aantekeningen, beide als bedoeld in artikel 509o, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank stelt vast dat zowel in het rapport van de kliniek als in de rapporten van psychiater [naam 2] van 1 april 2019 en psycholoog [naam 3] van 1 april 2019 wordt geconcludeerd dat bij betrokkene sprake is van een narcistische persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken.
Volgens de kliniek is het risico op recidive bij het wegvallen van het huidige kader op de langere termijn hoog. Betrokkene kan met hulp adequaat met spanningen en frustraties omgaan, maar heeft hierin op bepaalde momenten nog begeleiding nodig. Betrokkene heeft nog voor langere tijd behandeling en begeleiding nodig en het is van belang het traject stapsgewijs te doorlopen. De behandeling is in de fase dat een passend en veilig uitgebreid resocialisatieplan gericht op verdere terugkeer in de maatschappij doorlopen wordt. Dit gaat echter gepaard met voorzichtige stappen.
De ter zitting gehoorde psychiater en psycholoog zijn van mening dat het risico op recidive bij het wegvallen van het kader op de middellange termijn gradueel zal kunnen oplopen tot matig. Psycholoog [naam 3] heeft in dat kader vermeld dat de kliniek het risico hoger inschat en dat dat komt omdat betrokkene het plegen van de indexdelicten deels ontkent en men uitgaat van de hypothese dat betrokkene opnieuw een partner krijgt met dezelfde pathologie en omstandigheden.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het bovenstaande dat wordt voldaan aan de wettelijke eisen voor verlenging van de maatregel.
Over de vraag of de maatregel met één jaar of met twee jaar moet worden verlengd overweegt de rechtbank het volgende.
In december 2018 is besloten dat betrokkene verder zou resocialiseren en dat gekeken zou worden naar doorstroom naar een vervolgvoorziening. Op dat moment was betrokkene hier wel wat angstig voor maar hij leek ook toe aan een volgende stap in zijn traject. Om deze overgang te kunnen monitoren en het traject stapsgewijs vorm te geven, adviseerde de kliniek in het rapport van 29 maart 2019 een verlenging met één jaar.
Vanuit de kliniek is op 11 juni 2019 een aanvullend rapport uitgebracht. Daarin staat dat het commitment om als kliniek en betrokkene samen op te trekken bij het zoeken naar woonruimte niet meer aanwezig is. Betrokkene wil niet dat zijn gegevens worden gedeeld met de bestuurders van de gemeente waar hij mogelijk naar toe zou kunnen gaan. Op dit moment worden er geen acties uitgezet in het kader van een resocialisatietraject.
De kliniek maakt zich zorgen omdat betrokkene zich meer terugtrekt in zijn eigen wereld en gedachten. Gezien de kijk van betrokkene op het indexdelict, zijn huidige ontkenning van de aanwezige onderliggende psychiatrische problematiek, zijn drive tot controle en manipulatie om de controle te krijgen dan wel te behouden, het gevaar tot volledig terugtrekken in een eigen wereld (met daarbij het risico op gedragskeuzes op basis van paranoïde gedachten die de overhand zouden kunnen krijgen) en de noodzaak tot psychiatrische steun bij en controle op het gebruik van medicatie maakt dat de (stevige) vinger aan de pols zeer noodzakelijk zal zijn ongeacht de keuzes binnen (her)invulling van zijn resocialisatietraject. Door de hiervoor vermelde omstandigheden is zichtbaar geworden dat het huidige kader nog langere tijd nodig zal zijn. Samengevat kan de kliniek een verlenging met twee jaar zoals nu door de officier van justitie gevorderd onderschrijven.
Ter zitting is door [naam 1] verklaard dat men nu in een soort ‘niemandsland’ zit en niet precies weet welke kant het op moet. Wel zal er vaker een overleg over de behandeling zijn.
Daarnaast heeft [naam 1] verklaard dat ook de zitting en mogelijke confrontatie met nabestaanden maken dat het onrustig is in het hoofd van betrokkene.
De rechtbank overweegt dat het rapport van 11 juni 2019 niet is toegezonden aan de externe deskundigen. Zij hebben zonder die informatie het volgende geadviseerd over de verlengingsduur.
Psychiater [naam 2] heeft in zijn rapport van 1 april 2019 geadviseerd de maatregel te verlengen met één jaar. Enerzijds om recht te doen aan de positieve ontwikkelingen en anderzijds om een vinger aan de pols te houden in het resocialisatieproces. In zijn aanvullend rapport van 20 juni 2019 blijft hij bij die conclusie. Betrokkene toont zich gemotiveerd voor verdere resocialisatiestappen maar vindt dit ook beangstigend omdat hij wantrouwend is naar de maatschappij.
Psycholoog [naam 3] heeft in zijn rapport van 1 april 2019 beschreven dat het zoeken naar een eigen woning voor betrokkene, waar hij met hulp en steun een bestaan kan opbouwen, een vrij grote stap in het resocialisatieproces is. Hierbij speelt een rol dat betrokkene bezorgd kan zijn over zijn eigen veiligheid in het licht van de media-aandacht die hem al vele jaren parten speelt en die ook in de komende tijd vermoedelijk zal blijven bestaan. Het is daarom van belang dat deze stap binnen het huidige tbs-kader wordt gezet en gemonitord. [naam 3] adviseert dan ook om de maatregel tbs met verpleging van overheidswege te continueren en te verlengen met één jaar.
In het aanvullend rapport van 25 juni 2019 heeft [naam 3] zich op het standpunt gesteld dat, indien zich in het komende jaar geen incidenten voordoen en betrokkene geen (pré)delictgerelateerd gedrag of anderszins risicovol gedrag vertoont, er geen reden om de tbs met dwangverpleging voort te zetten. Er kunnen uiteraard overwegingen zijn om de fase van proefverlof in te zetten, bijvoorbeeld omdat betrokkene te lijden krijgt onder niet te hanteren spanningen of als zich incidenten voordoen.
Ter zitting heeft [naam 2] zich op het standpunt gesteld dat het gelet op de recente ontwikkelingen misschien goed is om de maatregel met één jaar te verlengen om een vinger aan de pols te houden en te voorkomen dat er een status quo ontstaat. De rechtbank kan dan meebeoordelen hoe de resocialisatie verloopt.
[naam 3] heeft ter zitting naar voren gebracht dat het niet erg is dat betrokkene nu een beetje van slag is. Dat is ‘real life’ en hij zal daaraan moeten wennen. Dit vormt een reden temeer om de TBS met één jaar te verlengen.
De rechtbank vindt met name dit laatste van belang. Door de deskundigen is ook gewezen op angst, wantrouwen en spanningen bij betrokkene als het gaat om het zetten van vervolgstappen in het traject. De rechtbank is van oordeel dat betrokkene zal moeten leren omgaan met spannende en mogelijk ongemakkelijke situaties, waarin hij geconfronteerd kan worden met het indexdelict. De rechtbank overweegt dat betrokkene zich niet aan dergelijke situaties kan (blijven) onttrekken door, zoals hij zelf heeft verklaard, als een kluizenaar te gaan leven op het terrein van de instelling. Daarom verlengt de rechtbank de maatregel met één jaar.

De beslissing

De rechtbank:
verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling van betrokkene met
1 (één) jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. C. Kleinrensink, voorzitter, mr. J.M.J.M. Doon en
mr. C.J.M. van Apeldoorn, rechters in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juli 2019.