ECLI:NL:RBGEL:2019:3385

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 juli 2019
Publicatiedatum
25 juli 2019
Zaaknummer
C/05/350301 / FA RK 19-747
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van zorgregeling voor minderjarige

Op 19 juli 2019 heeft de Rechtbank Gelderland, onder leiding van rechter M. Rietveld, een beschikking gegeven in een zaak waarin een minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige], verzocht om wijziging van de zorgregeling. De minderjarige, die op dat moment twaalf jaar oud was, woonde bij haar moeder en wilde graag bij haar moeder blijven wonen, met een zorgregeling waarbij ze haar vader om de twee weken zou zien. De ouders van [minderjarige] zijn gescheiden en hebben samen het gezag over hun kinderen. De rechter heeft in zijn beslissing de belangen van [minderjarige] afgewogen, evenals de huidige zorgregeling die gelijk verdeeld is tussen beide ouders. De rechter heeft vastgesteld dat de ouders niet goed met elkaar kunnen communiceren en dat een wijziging van de zorgregeling mogelijk niet in het belang van [minderjarige] zou zijn. Hij heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de ouders hulp zoeken om beter met elkaar te leren communiceren. De rechter heeft uiteindelijk het verzoek van [minderjarige] afgewezen, met de overweging dat de huidige zorgregeling in het belang van [minderjarige] is en dat het beter is om de situatie zoals die nu is te handhaven. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, met de griffier S. Benbouazza aanwezig.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

rechter mr. M. Rietveld van het team familie- en jeugdrecht (hierna: de rechter)
van de rechtbank in Arnhem
Zaakgegevens: C/05/350301 / FA RK 19-747
Datum: 19 juli 2019

heeft een beslissing genomen (dat heet officieel: een beschikking)

nadat hij een brief heeft gekregen waarin

[minderjarige] (hierna: [minderjarige] ),

die woont in [woonplaats] .
de rechter heeft gevraagd om iets over haar te beslissen.
Verder zijn ‘belanghebbenden’ bij de vraag van [minderjarige] :
[naam], de moeder van [minderjarige] ,
die ook woont in [woonplaats]
en

[naam] , de vader van [minderjarige] ,

die woont in [woonplaats] .

Wat heeft de rechter allemaal gedaan voor de vraag van [minderjarige] ?:

De rechter heeft voor zijn beslissing de volgende dingen gelezen:
- de brief van [minderjarige] , die rechtbank heeft ontvangen op 27 februari 2019;
- de e-mail van de vader van [minderjarige] van 13 mei 2019;
- de e-mail van de vader van [minderjarige] van 14 mei 2019;
- de e-mail van [minderjarige] van 27 mei 2019;
- de e-mail van de moeder van [minderjarige] van 29 mei 2019.
Nadat de rechter de brief van [minderjarige] ontving, heeft hij haar op de rechtbank uitgenodigd voor een gesprek. Op 25 maart 2019 heeft een andere (kinder)rechter met [minderjarige] gepraat over haar brief. [minderjarige] heeft toen verteld wat zij het liefste wil en over hoe het verder met haar gaat.
Op 26 juni 2019 is er een zitting geweest in de rechtbank, waar de rechter met de moeder en de vader van [minderjarige] heeft gepraat. Daar was ook meneer M.E. Lookman van de Raad voor de Kinderbescherming bij aanwezig. De rechter heeft de ouders van [minderjarige] toen verteld wat er in de brief van [minderjarige] stond en wat [minderjarige] aan zijn collega-rechter had verteld. De ouders van [minderjarige] hebben zelf toen ook hun mening gegeven over de vraag van [minderjarige] (dat staat verderop).
De rechter heeft de ouders verteld dat hij vóór 25 juli 2019 een beslissing over de vraag van [minderjarige] op papier zal zetten.

Wat is er gebeurd?

De ouders van [minderjarige] waren vroeger getrouwd.
Toen de ouders van [minderjarige] getrouwd waren hebben zij eerst [minderjarige] en haar tweelingzusje [naam] (voluit: [naam] ) gekregen. [minderjarige] en [naam] zijn allebei geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] . Daarna is hun broertje [naam] (voluit: [naam] ) geboren in [geboorteplaats] ; dat was op [geboortedatum] .
De ouders van [minderjarige] zijn officieel gescheiden nadat op 3 december 2012 de beslissing van de rechtbank over hun echtscheiding van 16 november 2012 bij de gemeente Roerdalen is ingeschreven.
De ouders van [minderjarige] hebben samen het gezag over hun kinderen. Dat betekent dat zij alle belangrijke beslissingen over hun kinderen samen moeten nemen.
Sinds hun ouders uit elkaar zijn wonen [minderjarige] en [naam] officieel bij hun moeder en [naam] bij haar vader (dat heet: hoofdverblijf). Maar dat is alleen ‘op papier’, want de ouders hebben afgesproken dat in de praktijk alle drie de kinderen de ene week bij de vader zijn en de andere week bij de moeder. Op vrijdagavond wordt er gewisseld. Ook hebben de ouders van [minderjarige] afspraken gemaakt over wanneer de kinderen tijdens de schoolvakanties en de feestdagen bij welke ouder zijn. Dit allemaal heet een ‘zorgregeling’.
Nadat de ouders van [minderjarige] uit elkaar zijn gegaan hebben zij één keer eerder een rechtszaak gehad. Dat was omdat de moeder van [minderjarige] toen zij nog in [woonplaats] woonde graag naar [woonplaats] wilde verhuizen en de vader van [minderjarige] dat niet wilde. De rechtbank heeft toen (op 23 augustus 2018) beslist dat de moeder mocht verhuizen naar [woonplaats] .

De vraag van [minderjarige]

heeft in haar brief geschreven en daarna ook tegen de kinderrechter gezegd dat zij graag bij haar moeder wil wonen. Zij wil haar vader wel blijven zien, maar dan één keer in de twee weken een weekend vrijdagavond tot zondagavond. In de week dat zij haar vader dan niet ziet, kan zij zelf ook nog naar haar vader toe gaan. Zij heeft ook geschreven dat haar ouders niet met elkaar praten en dat zij dat lastig vindt.

Wat vinden de ouders van [minderjarige] ?

De ouders van [minderjarige] hebben allebei aan de rechter verteld dat zij inderdaad niet goed met elkaar kunnen praten. Zij vinden dat allebei niet leuk en ze denken dat zij dat zonder hulp niet zelf kunnen veranderen. De vader van [minderjarige] wil de zorgregeling niet veranderen. Hij vindt het fijn als hij voor [minderjarige] net zo veel als voor de andere kinderen van zijn gezin kan zorgen. De moeder van [minderjarige] vindt het lastig om haar mening te geven over de vraag van [minderjarige] , omdat zij voelt dat zij tussen de vraag van [minderjarige] en de wens van de vader van [minderjarige] in staat. Zij wil [minderjarige] wel steunen in haar vraag en haar wens respecteren.

Wat vindt de rechter?

Allereerst vindt de rechter het belangrijk om te schrijven dat hij samen met de griffier (dat is mevrouw Benbouazza) heeft geprobeerd om de beslissing voor [minderjarige] duidelijk op papier te zetten. Hij vindt het namelijk vooral belangrijk dat [minderjarige] zijn beslissing begrijpt. Deze beslissing zal ook naar [minderjarige] verstuurd worden, zodat zij zelf kan lezen wat de rechter vindt en het later misschien nog eens kan doorlezen.
Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gaat onder andere over kinderen en hun ouders. In de artikelen 1:251a lid 4, 1: 377g, artikel 1:253a lid 4 en artikel 1:377e van dat wetboek staat samen geschreven dat de rechter, als een kind van twaalf jaar dat wil, een beslissing kan nemen over een andere zorgregeling. [minderjarige] is inmiddels twaalf jaar en zij heeft geschreven dat zij een andere zorgregeling wil. Dat betekent dat de rechter over de vraag van [minderjarige] een beslissing zal nemen. Hij zal dan beslissen wat hij denkt dat in het belang van [minderjarige] is.
De rechter heeft gelezen dat [minderjarige] graag bij haar moeder wil wonen en een keer in de twee weken naar haar vader wil gaan en af en toe tussendoor. Zij wil graag alle schooldagen bij haar moeder zijn. [minderjarige] wil dat omdat zij denkt dat zij bij haar moeder meer rust heeft. Ook helpt haar moeder haar beter bij haar huiswerk. [minderjarige] heeft gezegd dat het haar niet gelukt is om haar ouders hierover in gesprek te laten gaan of erover met haar vader te praten. Zij heeft haar vader wel een brief hierover geschreven, maar daar heeft hij niet op gereageerd.
De kinderrechter die met [minderjarige] heeft gepraat heeft gezien dat het goed gaat met [minderjarige] . Ook de rechter die deze beslissing neemt, heeft van haar ouders gehoord en verder gelezen dat dit zo is. [minderjarige] doet het heel goed op school, is druk bezig met sporten en heeft veel vriendinnen. De ouders van [minderjarige] zijn allebei trots op haar. Er zijn ook geen zorgen over hoe [minderjarige] zich thuis gedraagt of hoe de ouders voor [minderjarige] zorgen. Dat is fijn.
De rechter moet beslissen of hij vindt dat [minderjarige] bij de moeder mag gaan wonen of bij de vader moet blijven wonen. Wat [minderjarige] wil, vindt de rechter belangrijk. Waarom ze dit wil, is nog belangrijker. De rechter kan begrijpen dat [minderjarige] denkt dat zij meer rust zal hebben als zij bij de moeder gaat wonen. Het is altijd fijner om in één huis te wonen en niet in twee huizen. Elke vrijdag wisselen van woonplek kan best vermoeiend zijn. Ook snapt de rechter dat het fijn is ergens te wonen waar je goed wordt geholpen met je huiswerk. De rechter hoopt in elk geval dat [minderjarige] met haar vader kan praten over de situatie. Hij weet namelijk zeker dat de vader [minderjarige] ook wel wil helpen bij haar huiswerk als dat nodig is.
De rechter begrijpt dus heel goed dat [minderjarige] aan de rechter heeft gevraagd of zij bij haar moeder mag wonen. De rechter vindt dat alleen niet zo’n goed idee. De rechter denkt dat er te veel nadelen aan zitten. Hij heeft namelijk met de ouders van [minderjarige] gepraat en haar ouders hebben allebei heel duidelijk gemaakt dat zij veel van [minderjarige] houden en allebei heel graag voor haar en hun andere kinderen willen zorgen. Dat is de reden dat zij eerder samen de afspraak hebben gemaakt dat [minderjarige] , maar ook [naam] en [naam] , de ene week bij de vader wonen en de andere week bij de moeder. Toen de moeder van [minderjarige] ging verhuizen is dat niet veranderd en zij woont gelukkig niet zo ver weg van de vader van [minderjarige] , dus dat is nog steeds mogelijk. De zorg is nu dus gelijk verdeeld. Als [minderjarige] bij de moeder gaat wonen, is dat niet meer zo. De rechter vindt het beter om de verdeling wel gelijk te houden. Dat is eerlijk voor iedereen. Nog een nadeel is dat [minderjarige] haar zusje en broertje op een andere manier gaat zien. [naam] ziet ze dan alleen nog in de week dat [naam] bij de moeder woont, in de weekenden en af en toe op het hockeyveld. Voor [naam] geldt hetzelfde, en ze zullen elkaar op school zien, omdat ze bij elkaar in de klas zitten. Ze zullen dan alleen niet meer samen leven in de weken dat [naam] en [naam] bij de vader wonen. [minderjarige] zal daarmee dan een heel andere positie krijgen dan [naam] en [naam] binnen het gezin van de moeder en binnen het gezin van de vader. Dat is ook een nadeel en de rechter vindt dat niet zo’n goed idee. Het is namelijk goed dat kinderen in dezelfde gezinnen op dezelfde manier worden behandeld.
De rechter ziet wel dat het een groot probleem is dat de ouders van [minderjarige] niet goed met elkaar kunnen praten. Zij kunnen geen afspraken maken en hebben geen vertrouwen in elkaar. Een verhuizing van [minderjarige] naar de moeder en een verandering van de zorgregeling zal dat helaas ook niet gaan oplossen. Misschien zorgt dat er juist wel voor dat de relatie tussen de ouders van [minderjarige] nog slechter wordt, omdat de zorg dan niet meer gelijk verdeeld is. De ouders van [minderjarige] hebben eerder al geprobeerd om hun relatie te verbeteren, maar dat is ze nog niet gelukt. Het is nodig dat de ouders van [minderjarige] gaan werken aan hun probleem. Als dat niet gebeurt, zal het niet beter worden. De rechter heeft daarom met de ouders van [minderjarige] besproken dat het echt heel belangrijk is dat zij hulp gaan vragen van iemand die hen kan helpen bij dat probleem, bijvoorbeeld bij iemand als mevrouw Annelies Hendriks uit Den Haag. Zij is iemand die vaker helpt bij dit soort problemen, zelfs als ouders (en hun kinderen) zelf denken dat dat heel moeilijk is. Zij kan de ouders van [minderjarige] dan hopelijk leren beter met elkaar te praten, zodat er voor [minderjarige] , [naam] en [naam] minder gedoe is. De rechter vindt dat veel belangrijker voor [minderjarige] en haar zus en broertje dan dat [minderjarige] nu bij haar moeder zou gaan wonen en hij hoopt dat de ouders van [minderjarige] deze hulp ook echt gaan zoeken.
Om een lang verhaal kort te maken: de rechter vindt dat wat [minderjarige] wil niet in haar belang is. Hij vindt het beter als de situatie blijft zoals het nu is, de ene week bij de moeder en de andere week bij de vader. De rechter zal daarom, zo heet het officieel, het verzoek van [minderjarige] afwijzen.

De beslissing

De rechter:
wijst het verzoek van [minderjarige] af.
Deze beslissing heeft de rechter mr. M. Rietveld in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2019, waarbij S. Benbouazza als griffier aanwezig was.
Als [minderjarige] of één van haar ouders het niet eens zijn met de beslissing van de rechter, dan kunnen zij binnen drie maanden na 19 juli 2019 de raadsheren van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om nog eens naar de vraag van [minderjarige] te kijken (dat heet: hoger beroep). [minderjarige] kan dat als kind niet zelf, maar zij moet een bijzonder curator of één van haar ouders vragen dat voor haar te doen. Als (één van) de ouders van [minderjarige] in hoger beroep wil, dan kan dat alleen met een advocaat.