Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[eiser sub 1] ,
[eiser sub 2],
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eisende partij]
- de pleitnota van Just Publishers c.s.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
: die zou van het dak willen springen. [naam 1] : “Toen moest [naam 4] ernaar toe om haar ervan af te halen.” (…) Volgens [naam 1] had [naam 3] (“schijthoer!”) dat doorgebriefd aan Willem, die daar kwaad over was: “Dat had ze nooit mogen zeggen. Met gevaar voor eigen leven. (…)”
gezegd dat ze “naïef en blind” was, ze vond Holleeder “gewoon een leuke en spannende man.”
In een eerdere verklaring had ze gezegd dat ze “naïef en blind” was, ze vond Holleeder “gewoon een leuke en spannende man.”. [eiser sub 1] heeft naar eigen zeggen juist het tegendeel verklaard. Daarnaast is volgens [eisende partij] de volgende verklaring van [naam 5] verkeerd geciteerd: “
We hebben haar tegenover hem altijd wel lief en aardig gevonden. Wim riep over haar alleen maar ‘mafkees dit, mafkees dat…”[naam 5] heeft volgens [eisende partij] juist verklaard dat zij en [naam 1] [eiser sub 1] altijd heel lief en aardig hebben gevonden en dat zij haar een ontzettend vriendelijke vrouw vond. De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze gestelde onjuistheden niet essentieel zijn en niet gesteld of gebleken is dat deze onjuistheden het leven van [eisende partij] wezenlijk negatief beïnvloeden. De vraag of voormelde uitlatingen onjuist zijn geciteerd, wordt daarom voor de beoordeling onvoldoende relevant geacht.
“U dwingt mij die vrouw hier voor schut te zetten.”terwijl daarna in werkelijkheid nog is gezegd:
“en ik heb daar geen zin in”. Daarnaast zijn de betwistingen door [eiser sub 1] ( [naam 3] ) buiten beschouwing gelaten. [gedaagde sub 2] heeft zich volgens [eisende partij] bovendien nergens kritisch dan wel genuanceerd uitgelaten over de verklaringen van [naam 1] en [naam 5] over [eiser sub 1] . In het kader van de door [gedaagde sub 2] in acht te nemen zorgvuldigheid had van hem, zo stelt [eisende partij] , verwacht mogen worden dat hij de betwistingen door [eiser sub 1] zou hebben weergegeven, dan wel objectief onderzoek naar de beschuldigingen zou hebben verricht, dan wel wederhoor zou hebben toegepast. De voorzieningenrechter overweegt dat, anders dan [eisende partij] lijkt te veronderstellen, geen absoluut recht op wederhoor bestaat. Just Publishers c.s. heeft de vrijheid een selectie te maken van de citaten die zij wil weergeven in het boek en het feit dat zij de betwistingen aan de zijde van [eiser sub 1] niet heeft geciteerd in het boek, dan wel niet helemaal heeft overgenomen, maakt niet dat de passages daarmee onrechtmatig zijn. Evenmin rust op Just Publishers c.s. een verplichting om een objectief onderzoek te doen naar de vraag of hetgeen [naam 1] en [naam 5] hebben verklaard, juist is. Voorshands oordelend kan niet worden gezegd dat Just Publishers c.s. onzorgvuldig te werk is gegaan.
980,00