ECLI:NL:RBGEL:2019:3318

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 juli 2019
Publicatiedatum
23 juli 2019
Zaaknummer
05/841145-17 en 05/840781-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige oplichting en diefstal met gevangenisstraf

Op 5 juli 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder oplichting en diefstal. De zaak betreft een reeks van oplichtingen waarbij de verdachte, door middel van valse voorwendselen en manipulatie, geld heeft afgetroggeld van verschillende benadeelden in Nijmegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van een man met een verstandelijke beperking, waarbij zij hem herhaaldelijk geld heeft gevraagd onder valse voorwendselen. Ook heeft zij een andere benadeelde, die haar geld leende, misleid door te zeggen dat zij geld nodig had voor haar zieke kinderen. De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor andere tenlastegelegde feiten, waardoor de verdachte op die punten is vrijgesproken.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien weken, waarbij de omstandigheden van de verdachte, zoals haar dakloosheid en verslaving, zijn meegewogen. De rechtbank heeft benadrukt dat het gedrag van de verdachte, die misbruik heeft gemaakt van de kwetsbaarheid van haar slachtoffers, zeer kwalijk is. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de schadevergoeding heeft vastgesteld op €1.200,- voor de benadeelde die het meest gedupeerd was. De rechtbank heeft ook de wettelijke rente toegewezen vanaf het einde van de bewezenverklaarde periode.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/841145-17 en 05/840781-18
Datum uitspraak : 5 juli 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats
raadsman: mr. P.P.F. Tummers, advocaat te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 juni 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd:
Onder parketnummer 05/841145-17, dat
1.
zij op één of meer meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16
augustus 2015 tot en met 07 november 2017, in de gemeente Nijmegen, althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels, de hierna genoemde perso(o)n(en), heeft
bewogen tot de afgifte van de (het) hierna genoemde bedrag(en) aan geld en/of
de (het) hierna genoemde goed(eren), in elk geval van enig goed, te weten:
- een persoon, genaamd [benadeelde 1] te Nijmegen, bewogen tot de afgifte
van (ongeveer) Euro 20.000,=, in elk geval enig bedrag aan geld, en/of een
computer en/of een televisie en/of een of meerdere fietsen, en/of
- een persoon, genaamd [benadeelde 2] te Nijmegen, bewogen tot de afgifte van Euro
15,=, in elk geval enig bedrag aan geld, en/of
- een persoon, genaamd [benadeelde 3] te Nijmegen, bewogen tot de afgifte van
(ongeveer) Euro 4270,=, in elk geval enig bedrag aan geld, en/of
- een persoon, genaamd [benadeelde 4] te Nijmegen, bewogen tot de afgifte van
Euro 55,=, in elk geval enig bedrag aan geld, en/of
- een persoon, genaamd [benadeelde 5] te Nijmegen, bewogen tot de afgifte van
(ongeveer) Euro 300,=, in elk geval enig bedrag aan geld,
hebbende verdachte toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk -
zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid
- het vertrouwen van genoemde benadeelde(n) gewekt door te beloven het
(geleende) geld terug te betalen en/of door aan te geven, dat zij nog grote
bedragen aan geld tegoed had, waarvan zij dan vervolgens (na ontvangst van dat
geld) een deel zou afstaan of schenken aan de benadeelde(n), en/of
- medelijden bij die benadeelde(n) opgewekt door aan genoemde benadeelde(n) te
kennen gegeven, dat zij een of meer zieke kinderen had met ademhalingsproblemen en/of door te melden dat zij geen geld had om medicijnen voor haar zieke kind(eren) te kunnen kopen en/of om dat zij geen geld had om vervoer naar het ziekenhuis te kunnen betalen en/of om de babykamer te kunnen inrichten en/of om haar schulden te kunnen aflossen en/of om haar kinderen te kunnen voeden, en/of door (daarbij) te (gaan) huilen, althans zich (zeer)
geëmotioneerd te tonen, en/of
- misbruik gemaakt van de sociale - en/of geestelijke - en/of lichamelijke beperkingen van de benadeelde(n) en/of de psychische - en/of lichamelijke overmacht die zij (verdachte) over die benadeelde(n) had, waardoor genoemde benadeelde(n) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
2.
zij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 12
juni 2017 tot en met 25 oktober 2017, althans in het jaar 2017, in de gemeente Nijmegen, althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in dan wel uit dan wel bij een geldautomaat heeft weggenomen een bedrag aan geld, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen bedrag(en) aan geld (telkens) onder
haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door
onbevoegd gebruik van de bankpas (Rabobank) met bijbehorende pincode
(toebehorende aan die [benadeelde 2] );
3.
zij op of omstreeks 17 juni 2017, althans in de maand juni 2017, in de gemeente Nijmegen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een woning aan
het [adres 1] aldaar heeft weggenomen een bedrag aan geld (Euro 535,=,
althans enig bedrag aan geld) en/of een trouwring en/of een sleutelbos en/of
medicijnen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; (pkn. 05.841145.17)
Onder parketnummer 05/840781-18, dat
1.
zij op of omstreeks 28 juli 2018 te Nijmegen (in/uit een woning op/aan de [adres 2] )
een televisie ( [merk 2] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
zij op of omstreeks 8 januari 2018 te Nijmegen
een ov-jaarkaart, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
zij op of omstreeks 02 juli 2018 te Nijmegen een tas met levensmiddelen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
zij op of omstreeks 06 juni 2018 te Nijmegen (in/uit een woning op/aan de [adres 2] ) een stofzuiger ( [merk 1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
zij op of omstreeks 08 mei 2018 te Nijmegen een geldbedrag van 800 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geld onder haar bereik heeft gebracht door middel van valse sleutel, door onrechtmatig met de bankpas (van aangever: [benadeelde 7] ) een groter geldbedrag op te nemen dan waarvoor aangever toestemming had gegeven;
6.
zij op of omstreeks 27 januari 2018 te Nijmegen (in/uit een woning op/aan de [adres 3] ) een portemonnee en/of 1300 euro en/of een ring, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
7.
zij op of omstreeks 18 juli 2018 te Nijmegen een portemonnee en/of 90 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
8.
zij op of omstreek 16 mei 2018 te Nijmegen en/of te Arnhem, althans in Nederland, meermalen althans eenmaal, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander, te weten [benadeelde 9] (medewerkster van de reclassering) heeft gebruikt met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen of de identiteit van de ander te verhelen of misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel is ontstaan.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Parketnummer 05/841145-17 [1]
Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde, met betrekking tot alle genoemde aangevers.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat het tenlastegelegde slechts voor een deel kan worden bewezen. Voor wat betreft aangever [benadeelde 2] heeft de raadsman naar voren gebracht dat verdachte niet door middel van een listige kunstgreep geld van hem heeft ontvangen. Over aangever [benadeelde 3] heeft de raadsman opgemerkt dat er volgens verdachte geen sprake was van zo’n hoog bedrag als in de tenlastelegging staat. Met betrekking tot aangeefster [benadeelde 4] heeft de raadsman gesteld dat er geen sprake was van een strafbaar feit, nu verdachte dit geld heeft terugbetaald. Over aangever [benadeelde 5] heeft de verdediging tot slot opgemerkt dat zijn verklaring niet onderbouwd wordt door andere bewijsmiddelen.
Beoordeling door de rechtbank
[benadeelde 1]
Aangever [benadeelde 1] heeft kortgezegd verklaard dat verdachte bij hem langdurig geld heeft afgetroggeld. Ze kwam vaak bij hem langs waarbij ze eerst over koetjes en kalfjes spraken, maar zij hem uiteindelijk een zielig verhaal vertelde waar aangever telkens begrip voor had. Hij leende haar dan geld. Hij heeft het geld echter nooit teruggekregen. Verdachte was manipulatief en vroeg vrij dwingend om geld. Ook heeft verdachte verschillende keren fietsen van hem geleend die ze dan vervolgens verkocht.
Verdachte heeft op zitting verklaard dat ze inderdaad vaak geld van [benadeelde 1] heeft gekregen. Ze was dakloos en verslaafd op dat moment. Ze heeft hem ook wel dingen verteld die niet klopten om geld te krijgen, maar een aantal dingen die ze vertelde klopte ook wel.
Verder zitten in het dossier een aantal briefjes met data, bedragen en omschrijvingen. Onder andere staat hierbij: “voor medicijnen dochter”, “voor eten kinderen”, “voor de bank” en “machtiging”. Verdachte heeft hierover verklaard dat dit inderdaad bedragen zijn die zij van aangever heeft geleend.
Onder deze omstandigheden zou van de tenlastelegging bewezen kunnen worden dat verdachte aangever heeft beloofd het geld terug te betalen en dat ze verdachte heeft verteld dat ze geen geld had om medicijnen voor haar zieke kinderen te kunnen kopen, om haar schulden af te lossen en om haar kinderen te voeden. Andere leugens die verdachte eventueel zou hebben verteld om geld te krijgen van aangever staan in de tenlastelegging niet genoemd, dus kan de rechtbank die ook niet meenemen in haar beoordeling. De rechtbank kan dus ‘slechts’ drie leugens bewezen achten die verdachte (soms meermalen) aan verdachte heeft verteld. Deze leugens zijn over een periode van bijna anderhalf jaar verteld.
De rechtbank heeft onvoldoende de overtuiging dat verdachte juist door deze bewezenverklaarde leugens telkens is bewogen verdachte geld te geven. Verdachte kwam, zo blijkt uit de verklaringen van [benadeelde 1] en van verdachte, vaak bij aangever langs. Ze raakten dan in gesprek over onder andere het leven van verdachte. [benadeelde 1] wist dat verdachte dakloos en verslaafd was en nauwelijks geld had. De rechtbank acht het dan ook een reële mogelijkheid dat aangever het geld niet per se door die vertelde leugens aan verdachte heeft gegeven, maar doordat de gehele toestand waarin verdachte zich bevond medelijden bij aangever opwekte, en doordat, zo heeft [benadeelde 1] verklaard, verdachte daarnaast ook dwingend over kon komen. De bewezenverklaarde leugens speelden daarin misschien een rol, maar naar het oordeel van de rechtbank blijkt niet dat deze rol zo doorslaggevend was om een causaal verband tussen de leugens en het geven van geld door aangever aan te kunnen nemen. Concluderend zijn er dan ook te veel twijfels bij de beweegredenen van [benadeelde 1] voor het geven van het geld aan verdachte.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging omdat de omstandigheden niet het strafbare feit ‘oplichting’ opleveren. De rechtbank zal om die reden onbesproken laten in hoeverre de leugens hier een oplichtingsmiddel opleveren. Zij wil hierbij wel benadrukken dat dit niet betekent dat zij het gedrag van verdachte niet strafwaardig acht. Verdachte heeft immers wel geld en fietsen van verdachte ‘geleend’ die ze niet heeft teruggegeven. Dit zou dan ook het delict verduistering op kunnen leveren. Dit is echter niet tenlastegelegd.
[benadeelde 2]
heeft verklaard dat hij verdachte in het Kronenburgerpark zag. Toen hij haar aansprak begon ze te huilen en zei ze dat ze geen geld had om haar kinderen te voeden. Aangever heeft toen met verdachte geld gepind en 15 euro aan haar gegeven. Verdachte heeft verklaard dat zij toen inderdaad geld van hem heeft gekregen, maar dat dit zelfs 50 euro was.
Voor het delict oplichting is vereist dat sprake is van een oplichtingsmiddel, te weten het aannemen van een valse naam of hoedanigheid, een listige kunstgreep of een samenweefsel van verdichtsels. Wanneer iemand veel leugens vertelt zou er onder omstandigheden sprake kunnen zijn van een samenweefsel van verdichtsels. Het uitgangspunt hieromtrent volgens de jurisprudentie is dat het in de kern om uitingen moet gaan die bij de ander een op meer dan een enkele leugenachtige mededeling gebaseerde onjuiste voorstelling van zaken in het leven kunnen roepen. De rechtbank is van oordeel dat er in deze zaak geen sprake is van een samenweefsel van verdichtsels, omdat verdachte enkel de uitlating heeft gedaan dat zij geen geld had om haar kinderen te voeden, wat slechts een enkele leugen betreft.
Er zijn geen aanknopingspunten in het dossier voor het aannemen van (een van de) overige twee mogelijke oplichtingsmiddelen.
De rechtbank zal verdachte daarom ook van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
[benadeelde 3]
Aangever [benadeelde 3] heeft verklaard dat verdachte nadat hij een keer met haar op straat in gesprek was geraakt, in april 2016 voor zijn deur in Nijmegen stond. Ze wilde geld lenen. Ze vertelde dat haar dochter medicijnen nodig had en dat ze daarom dringend € 20,- nodig had. Aangever heeft haar dat gegeven. Verdachte verzekerde aangever dat zij het geld de volgende dag terug zou brengen maar dat heeft ze nooit gedaan. Daarna kwam ze regelmatig bij aangever langs om geld te lenen. Ze had telkens een ander verhaal en aangever trapte er in. Zo waren haar kinderen ziek, zouden haar kinderen worden afgenomen en had ze vervoer nodig voor het ziekenhuis. Elke keer beloofde ze weer dat ze het geld aan aangever terug zou betalen, maar dan moest ze eerst weer geld lenen. Ze had telkens een ander verhaal. Het heeft voortgeduurd tot 31 oktober 2016. Aangever heeft een verstandelijke beperking. [2]
Verdachte heeft verklaard dat zij meerdere keren geld bij [benadeelde 3] heeft geleend. Dit was zes tot zeven keer en per keer 200 tot 300 euro. Ze heeft [benadeelde 3] allerlei smoesjes verteld om het geld te krijgen. Ze wist van tevoren dat ze het geld niet terug kon betalen. Ook wist ze dat hij een beperking heeft en minder begaafd is. [3] Ter terechtzitting heeft zij verklaard dat het niet klopt dat zij geld nodig had voor haar kinderen, zij had immers al lang niet de zorg voor hen. [4]
De rechtbank is van oordeel dat aangever is bewogen tot het afgeven van geldbedragen aan verdachte door de leugens die verdachte hem heeft verteld. Uit de bewijsmiddelen blijkt duidelijk dat verdachte herhaaldelijk onwaarheden aan aangever heeft verteld. Verdachte had immers niet de zorg voor haar kinderen en had ook geen geld nodig om het ziekenhuis te bezoeken. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een samenweefsel van verdichtsels. Verdachte heeft met meer dan één leugen een onjuiste voorstelling van zaken in het leven geroepen, te weten dat zij dringend van aangever geld nodig had om voor zichzelf en haar kinderen te kunnen zorgen. Dit is de enige reden dat [benadeelde 3] geld aan verdachte heeft gegeven, zo blijkt uit zijn aangifte. In tegenstelling tot het geval van [benadeelde 1] blijkt uit de verklaringen van [benadeelde 3] en verdachte niet dat er nog andere redenen zouden zijn waarom [benadeelde 3] geld aan verdachte zou hebben gegeven. Bovendien is er niet, zoals bij [benadeelde 1] , tussen verdachte en [benadeelde 3] sprake van veelvuldig contact dat ook van vriendschappelijke aard was. Uit de aangifte en de verklaring van verdachte volgt verder dat verdachte enkel contact had met [benadeelde 3] om geld van hem te krijgen. Hierbij heeft ze ook misbruik gemaakt van de verstandelijke beperking van aangever, waardoor hij eerder geneigd was haar geld te geven.
De rechtbank acht dit deel van de tenlastelegging daarom bewezen. Gelet op de verklaring van Hermsen acht de rechtbank daarbij bewezen dat zij in ieder geval € 1.200,- heeft ontvangen van [benadeelde 3] .
[benadeelde 4]
Aangeefster [benadeelde 4] heeft verklaard dat zij verdachte in eerste instantie vijf euro heeft gegeven omdat verdachte zei dit nodig te hebben om naar het ziekenhuis te gaan. Later kwam verdachte bij haar langs en zei geld nodig te hebben om naar het ziekenhuis te gaan en medicijnen te kopen. Aangeefster heeft haar toen 20 euro gegeven en haar man 30 euro. Verdachte zei dat ze het geld terug zou geven maar dat heeft ze nooit gedaan. Verdachte heeft verklaard dat ze inderdaad geld van [benadeelde 4] heeft gekregen maar dat ze dit uiteindelijk weer heeft terugbetaald.
De rechtbank is van oordeel dat slechts één van deze leugens die verdachte verteld zou hebben in de tenlastelegging staat genoemd, namelijk vervoer naar het ziekenhuis. Dit is dan ook onvoldoende om van een samenweefsel van verdichtsels te kunnen spreken. De rechtbank zal verdachte daarom van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
[benadeelde 5]
Aangever [benadeelde 5] heeft verklaard dat hij verdachte 30 euro te leen heeft gegeven omdat zij naar eigen zeggen medicijnen voor haar kind moest halen. Later kwam ze nog een paar keer langs en vertelde ze dat ze van een man € 50.000,- zou krijgen waarvan ze € 5.000,- aan aangever zou geven als hij haar geld zou lenen. Hij heeft haar een aantal kleine bedragen geleend, in totaal ongeveer € 300, maar hij heeft dat geld nooit teruggekregen. Verdachte heeft ontkend dat zij geld van aangever heeft gekregen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is voor dit deel van de tenlastelegging en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte van dit feit vrij te spreken. Verdachte heeft ontkend dit feit te hebben gepleegd. Daarnaast heeft aangever ook over andere feiten niet de waarheid gesproken waardoor er twijfels zijn of hij dat nu wel heeft gedaan.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het tenlastegelegde is. Aangever heeft verklaard dat verdachte meermalen met zijn pinpas geld van zijn bankrekening heeft gepind en dit geld heeft gehouden, zonder dat hij hiervoor toestemming heeft gegeven. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat ze een aantal keren voor aangever geld heeft gepind als hij dit niet kon. Ze gaf hem dan vervolgens het gepinde geld en ze kreeg van hem dan ook altijd nog wat geld. In het dossier zitten verder nog bankafschriften, maar voor zover die laten zien dat er opnames met de pas zijn gedaan kan dat zowel passen bij de verklaring van aangever als bij de verklaring van verdachte. Er is dus onvoldoende bewijs dat de verklaring van aangever ondersteunt. De rechtbank zal verdachte dan ook van het tenlastegelegde vrijspreken.
Feit 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig bewijs. Verdachte heeft namelijk ontkend dat zij goederen van aangever heeft gestolen, en behalve de aangifte is er geen ander bewijs voor deze diefstal.
Parketnummer 05/840781-18 [5]
Feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte wegens gebrek aan voldoende wettig bewijs voor dit feit dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft ontkend dat zij de televisie van aangever heeft meegenomen, en de aangifte wordt op dit punt niet door andere bewijsmiddelen ondersteund.
Feit 2
De rechtbank is evenals de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte wegens gebrek aan voldoende wettig bewijs voor dit feit dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft verklaard dat aangever haar de ov-chipkaart heeft gegeven en dat ze hem uiteindelijk weer heeft teruggekregen. De verklaring van aangever dat verdachte de ov-chipkaart uit zijn handen heeft gegrist, wordt niet door andere bewijsmiddelen ondersteund. Hier komt nog bij dat de rechtbank de verklaring van [benadeelde 2] niet betrouwbaar acht. Op het moment dat verdachte werd gehoord over dit feit, is de politie er namelijk getuige van geweest dat verdachte aangever belde. Verbalisanten konden meeluisteren met het telefoongesprek. Aangever deed in eerste instantie heel vriendelijk en amicaal tegen verdachte. Eerst nadat verbalisanten de telefoon van verdachte overnamen, zich bekend maakten en aangever ermee confronteerden dat hij helemaal niet bang leek voor verdachte zoals hij eerder in zijn aangifte had verklaard, herhaalde aangever dat hij die angst wel degelijk had. Voor zijn vriendschappelijke toon richting verdachte kon hij echter geen redelijke verklaring geven. De rechtbank heeft daarom twijfels bij de juistheid van zijn verklaringen.
Feit 3
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Verdachte heeft verklaard dat aangever haar toestemming heeft gegeven om de tas met boodschappen weg te nemen waar aangever aangifte van heeft gedaan. De bewering van aangever dat verdachte hier geen toestemming voor had, wordt niet door andere bewijsmiddelen ondersteund. Daarnaast betrekt de rechtbank ook hierbij dat zij de verklaring van aangever [benadeelde 2] niet betrouwbaar acht, zoals onder ‘feit 2’ overwogen.
Feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 6] , p. 53;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 1] p. 59;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 juni 2019.
Feit 5
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 7] , p. 73-74;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 juni 2019.
Feit 6 en 7
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte voor zowel feit 6 als feit 7 dient te worden vrijgesproken. De aangiftes die Kelders heeft gedaan worden voor beide feiten immers niet ondersteund door andere bewijsmiddelen, en verdachte heeft ontkend deze feiten gepleegd te hebben. Er is hierdoor onvoldoende wettig bewijs dat verdachte deze feiten heeft gepleegd.
Feit 8
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 10] , p. 104-105;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 juni 2019.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Onder parketnummer 05/841145-17, dat
1.
zij op één of meer meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van april 2016 tot 31 oktober 2016, in de gemeente Nijmegen,
althans in Nederland,(telkens) met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en)wederrechtelijk te
bevoordelen door
het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of dooreen
samenweefsel van verdichtsels, de hierna genoemde perso
(o
)n
(en), heeft
bewogen tot de afgifte van
de (het
)hierna genoemde bedrag
(en)aan geld
en/of
de (het) hierna genoemde goed(eren), in elk geval van enig goed,te weten:
- een persoon, genaamd [benadeelde 1] te Nijmegen, bewogen tot de afgifte
van (ongeveer) Euro 20.000,=, in elk geval enig bedrag aan geld, en/of een
computer en/of een televisie en/of een of meerdere fietsen, en/of
- een persoon, genaamd [benadeelde 2] te Nijmegen, bewogen tot de afgifte van Euro

15,=, in elk geval enig bedrag aan geld, en/of

- een persoon, genaamd [benadeelde 3] te Nijmegen, bewogen tot de afgifte van
(ongeveer) Euro 1200,
in elk geval enig bedrag aan geld, en/of
- een persoon, genaamd [benadeelde 4] te Nijmegen, bewogen tot de afgifte van

Euro 55,=, in elk geval enig bedrag aan geld, en/of

- een persoon, genaamd [benadeelde 5] te Nijmegen, bewogen tot de afgifte van
(ongeveer) Euro 300,=, in elk geval enig bedrag aan geld,
hebbende verdachte toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk -
zakelijk weergegeven -
valselijk en/oflistiglijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid
- het vertrouwen van genoemde benadeelde
(n)gewekt door te beloven het
(geleende) geld terug te betalen
en/of door aan te geven, dat zij nog grote
bedragen aan geld tegoed had, waarvan zij dan vervolgens (na ontvangst van dat
geld) een deel zou afstaan of schenken aan de benadeelde(n),en
/of
- medelijden bij die benadeelde
(n)opgewekt door aan genoemde benadeelde
(n)te
kennen gegeven, dat
zij een of meer zieke kinderen had met ademhalingsproblemen en/of door te melden datzij geen geld had om medicijnen voor haar zieke kind(eren) te kunnen kopen en
/ofom dat zij geen geld had om vervoer naar het ziekenhuis te kunnen betalen
en/of om de babykamer te kunnen inrichten en/of om haar schulden te kunnen aflossen en/of om haar kinderen te kunnen voeden,
en/of door (daarbij) te (gaan) huilen, althans zich (zeer)
geëmotioneerd te tonen,en
/of
- misbruik gemaakt van de
sociale - en/ofgeestelijke
- en/of lichamelijkebeperkingen van de benadeelde
(n)en
/ofde psychische
- en/of lichamelijkeovermacht die zij (verdachte) over die benadeelde
(n)had, waardoor genoemde benadeelde
(n) (telkens
)werd
(en)bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
Onder parketnummer 05/840781-18, dat
4.
zij op
of omstreeks06 juni 2018 te Nijmegen (in/uit een woning op/aan de [adres 2] ) een stofzuiger ( [merk 1] ),
in elk geval enig goed,die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
zij op
of omstreeks08 mei 2018 te Nijmegen een geldbedrag van 800 euro,
in elk geval enig goed,dat geheel
of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/ofdat weg te nemen geld onder haar bereik heeft gebracht door middel van valse sleutel, door onrechtmatig met de bankpas
(van aangever: [benadeelde 7]
)een groter geldbedrag op te nemen dan waarvoor aangever toestemming had gegeven;
8.
zij op
of omstreek16 mei 2018 te Nijmegen
en/of te Arnhem, althansin Nederland, meermalen
althans eenmaal,opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander, te weten [benadeelde 9] (medewerkster van de reclassering) heeft gebruikt met het oogmerk om
zijn identiteit te verhelen ofde identiteit van de ander te
verhelen ofmisbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/841145-17
Ten aanzien van feit 1:
Oplichting, meermalen gepleegd
Parketnummer 05/840781-18
Ten aanzien van feit 4:
Diefstal
Ten aanzien van feit 5:
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
Ten aanzien van feit 8:
Het opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het van parketnummer 05/841145-17 onder 1 en 2 tenlastegelegde, en het van parketnummer 05/840781-18 onder 4, 5 en 8 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de zaak aan te houden zodat er een NIFP-rapportage over verdachte kan worden opgemaakt. Hiertoe heeft de raadsman naar voren gebracht dat verdachte niet onwelwillend is, maar het soms lastig vindt om bijzondere voorwaarden goed na te komen. Volgens de raadsman zou het goed kunnen dat verdachte een persoonlijkheidsstoornis heeft die hier aan ten grondslag ligt. Verdachte heeft verklaard zeker open te staan voor een klinische opname omdat ze wil weten wie ze zelf is.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 9 mei 2019;
- een rapportage van Leger des Heils, advies aan opdrachtgever toezicht, Tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf gedateerd 29 april 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Allereerst heeft zij een man die verstandelijk beperkt is meermalen door het vertellen van smoesjes geld afhandig gemaakt. Daarnaast heeft zij een stofzuiger gestolen bij een andere bekende die haar geregeld geld leende. Deze bekende had de stofzuiger in bewaring staan voor zijn buren. Weer een andere man, op leeftijd, slecht ter been en met slechte gezondheid, wilde aan verdachte een klein bedrag uitlenen en gaf in goed vertrouwen zijn pinpas mee. Vervolgens heeft verdachte 800 euro van zijn rekening gepind. Tot slot heeft verdachte op naam van haar reclasseringsmedewerker verschillende berichten aan haar bewindvoerder gestuurd met de bedoeling om geld van haar bewindvoerder te ontvangen.
Dit zijn nare feiten. Verdachte heeft bij een aantal van deze feiten misbruik gemaakt van de leeftijd en zwakheden van anderen om zo geld van ze af te kunnen troggelen. De rechtbank neemt haar dat zeer kwalijk. De rechtbank begrijpt dat verdachte zelf toen ook in een moeilijke positie zat. Ze was dakloos en drugsverslaafd, en deed naar eigen zeggen alles om aan geld te komen. Dat rechtvaardigt echter op geen enkele manier dat zij misbruik maakt van andere mensen. Die mensen probeerden juist iemand te helpen en kregen daar alleen maar problemen voor terug. Verdachte heeft op zitting wel haar spijt betuigd, maar vertelde vaak in één adem over haar eigen problemen. De rechtbank hoopt dan ook dat verdachte echt beseft wat voor gevolgen haar gedrag voor haar slachtoffers heeft gehad, maar heeft daar op zijn minst haar twijfels bij.
Door drukte bij de reclassering is er geen reclasseringsrapport opgemaakt. Wel heeft de rechtbank een rapport van het Leger des Heils ontvangen waarin de rechtbank wordt geadviseerd om een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer te leggen omdat verdachte zich niet aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden. Allereerst heeft ze zich niet gehouden aan de voorwaarde dat ze moest wonen bij de instelling Domus. Ze heeft deze instelling uiteindelijk moeten verlaten omdat ze zich niet aan de aanwezigheidsregels hield. Ook de ambulante behandeling die ze bij Kairos moest volgen, is uiteindelijk stopgezet omdat verdachte meermalen niet op is komen dagen en het daarnaast moeilijk was om haar telefonisch te bereiken. In het rapport staat opgeschreven dat verdachte vermoedelijk last heeft van persoonlijkheidsproblematiek waaronder antisociale, ontwijkende en borderline trekken en dat er sprake is van verslavingsproblematiek in vroege gedeeltelijke remissie. Verdachte heeft probleembesef, maar een beperkt probleeminzicht en behandelmotivatie. Het recidiverisico blijft hoog.
Op zitting heeft reclasseringswerker de heer [naam 2] als deskundige verklaard dat de reclassering geen vertrouwen heeft in een nieuw toezicht met verdachte en een ambulante behandeling. Wel is hij van mening dat verdachte hulp nodig heeft omdat er vermoedens zijn van persoonlijkheidsproblematiek. Hiervoor adviseert hij een NIFP-rapport op te laten maken, en vervolgens eventueel als bijzondere voorwaarden een klinische behandeling op te leggen. Verdachte heeft verklaard graag klinisch te worden opgenomen.
Gelet op de bewezenverklaarde feiten en de mate waarin verdachte misbruik van de slachtoffers heeft gemaakt, acht de rechtbank slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank zal de zaak niet aanhouden om een NIFP-rapport op te laten maken en zal ook geen voorwaardelijke straf opleggen waar een toezicht aan wordt verbonden. Het Leger des Heils heeft een eerder toezicht teruggestuurd omdat verdachte zich niet aan de afspraken hield. De rechtbank heeft geen aanwijzingen om te verwachten dat dit in een nieuw toezicht anders zou verlopen. Als verdachte echt graag klinisch opgenomen wil worden zoals zij heeft verklaard, dan kan ze buiten het strafrecht om zelf actie ondernemen en hulp zoeken. Er zijn ook geen andere aanknopingspunten op grond waarvan een deels voorwaardelijke straf zou moeten worden opgelegd. Verdachte heeft zich bij het plegen van deze feiten in elk geval niet laten weerhouden door een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, zo stelt de rechtbank vast.
De rechtbank wijkt ten opzichte van de strafeis van de officier van justitie af en komt op een lagere straf uit. De rechtbank weegt daarbij onder meer mee dat zij minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie, in het bijzonder ten aanzien van feit 1 van de zaak met parketnummer 05/841145-17.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Er hebben zich verschillende benadeelde partijen in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen van [benadeelde 1] deels toe te wijzen, namelijk voor wat betreft de televisie en de fietsen. Voor het overige deel heeft de officier van justitie verzocht de vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren. De officier van justitie heeft ook verzocht de vordering van [benadeelde 7] toe te wijzen. Over de overige vorderingen heeft de officier van justitie geen standpunt naar voren gebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de vordering van [benadeelde 1] voor de televisies, de fietsen en de rekening van de mobiele telefoon op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. De vordering moet voor wat betreft deze delen dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard volgens de verdediging. Voor de overige vorderingen heeft de verdediging verzocht deze niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraken.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 4] , [benadeelde 1] en [benadeelde 5] niet-ontvankelijk verklaren, omdat verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten waarbij zij het slachtoffer zouden zijn.
[benadeelde 3] heeft een vordering ingediend van € 4.250,-, voor schade ten gevolge van het bewezenverklaarde onder 1 van parketnummer 05/841145-17. Dit betreft het totale bedrag aan geld dat verdachte van [benadeelde 3] zou hebben meegenomen. De rechtbank heeft voor dit feit een lager bedrag, namelijk € 1.200,- bewezen verklaard. Zij zal de vordering van [benadeelde 3] daarom voor dit bedrag toewijzen en voor het overige bedrag niet-ontvankelijk verklaren.
[benadeelde 7] heeft een vordering ingediend van € 870,-, voor schade ten gevolge van het bewezenverklaarde onder 5 van parketnummer 05/840781-18. Dit betreft het totale bedrag dat verdachte van volgens [benadeelde 7] met zijn pinpas zou hebben gepind. De rechtbank overweegt dat slechts een bedrag van € 800,- bewezen is verklaard. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt echter duidelijk dat er nadat er € 800,- van de rekening van [benadeelde 7] is gepind, hier vlak achterna nog een keer € 20,- en € 50,- is gepind. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat als er vlak na de € 800,- nog meer geld is gepind, zij dit waarschijnlijk ook heeft gedaan. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de gehele vordering kan worden toegewezen.
De rechtbank zal bij deze toegewezen vorderingen van [benadeelde 3] en [benadeelde 7] de schadevergoedingsmaatregel opleggen en de wettelijke rente toewijzen vanaf het eind van de bewezenverklaarde periode.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 231b, 310, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van de van parketnummer 05/841145-17 onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten en van de van parketnummer 05/840781-18 onder 1, 2, 3, 6 en 7 tenlastegelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) weken;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] .
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 van parketnummer 05/841145-17 tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • verklaart de

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 5 van parketnummer 05/840781-18 tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] .
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijkin beide vorderingen;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] .
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijkin haar vordering;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] .
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 5] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Tegelaar (voorzitter), mr. R. Raat en mr. S.H. Keijzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 juli 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 3] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017519204, gesloten op 9 november 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte [benadeelde 3] , p. 124.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] p. 130-131.
4.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting 21 juni 2019.
5.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant Van Thiel van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018425041, gesloten op 20 september 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.