ECLI:NL:RBGEL:2019:3242

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 juli 2019
Publicatiedatum
18 juli 2019
Zaaknummer
7512452
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremies en de vraag naar de totstandkoming van een zorgverzekeringsovereenkomst

In deze zaak heeft de moeder van de gedaagde, [naam gedaagde], Menzis Zorgverzekeraar N.V. verzocht om een eigen ziektekostenpolis voor haar meerderjarige zoon aan te maken. De gedaagde ontkent echter ooit een verzekering bij Menzis te hebben afgesloten en stelt dat de polis die aan hem is toegestuurd, niet als een door hem gevraagd aanbod kan worden beschouwd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen aanvaarding van het aanbod heeft plaatsgevonden, omdat de moeder het verzoek heeft gedaan en niet de gedaagde zelf. Menzis heeft niet aangetoond dat de polis daadwerkelijk bij de gedaagde is aangekomen, en het stilzwijgen van de gedaagde kan niet worden gezien als een aanvaarding van de verzekering. De kantonrechter heeft de vordering van Menzis tot betaling van de verschuldigde premies afgewezen, omdat er geen overeenkomst tot stand is gekomen tussen Menzis en de gedaagde. Tevens is Menzis veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 7512452 \ CV EXPL 19-508 \ 701 \ 40140
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
de naamloze vennootschap Menzis Zorgverzekeraar N.V.
gevestigd te Wageningen
eisende partij
gemachtigde GGN Mastering Credit N.V. Almelo
tegen
[naam gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
procederend in persoon
Partijen worden hierna Menzis en [naam gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 januari 2019 met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de comparitie van partijen van 8 april 2019 en de daartoe door Menzis overgelegde producties;
- de akte uitlaten na comparitie aan de zijde van Menzis;
- de antwoord akte van [naam gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam gedaagde] was meeverzekerd op de polis van zijn moeder, [naam] (hierna: de moeder), bekend onder relatienummer 655021301.
2.2.
De moeder heeft op 25 mei 2017 Menzis verzocht haar polis te splitsen en een nieuwe polis op naam van [naam gedaagde] te stellen.
2.3.
Menzis heeft op 2 juni 2017 een polis op naam van [naam gedaagde] gesteld, geregistreerd onder relatienummer 655021310.
2.4.
[naam gedaagde] is op 3 juni 2017 18 jaar geworden.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Menzis vordert – na vermeerdering van eis - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [naam gedaagde] te veroordelen tot betaling van de verschuldigde premies van € 812,65, de rente en de buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van [naam gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Menzis baseert haar vordering op het volgende. [naam gedaagde] heeft, ondanks aanmaning, de verschuldigde premies over de maanden juni 2017 tot en met januari 2018 niet betaald. Hij is daarom eveneens rente en buitengerechtelijke kosten verschuldigd.
3.3.
[naam gedaagde] voert verweer. Daarop wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen speelt de vraag of [naam gedaagde] gehouden is de gevorderde maandpremies te voldoen. Menzis stelt dat sprake is van een zorgverzekeringsovereenkomst op grond waarvan [naam gedaagde] gehouden is de gevorderde maandpremies te voldoen. [naam gedaagde] betwist dat hij –kort samengevat- ooit een verzekering bij Menzis heeft afgesloten. Hij verzoekt daarom tot afwijzing van de vordering.
4.2.
Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding daarvan. Vast staat dat niet [naam gedaagde] maar de moeder Menzis heeft verzocht een nieuwe polis voor [naam gedaagde] aan te maken, zodat op dat punt in wezen sprake is van een verzoek om een aanbod door [naam gedaagde] . Menzis voert vervolgens aan dat [naam gedaagde] niet heeft gereclameerd naar aanleiding van de toegezonden polis(sen) en dat zij daarom er vanuit mocht gaan dat [naam gedaagde] bij haar verzekerd wenste te zijn. Deze stelling gaat naar het oordeel van de kantonrechter niet op, omdat de toegezonden polis moet worden beschouwd als een niet door [naam gedaagde] gevraagd aanbod. Niet valt in te zien dat het eventuele stilzwijgen van [naam gedaagde] naar aanleiding van dit aanbod heeft te gelden als een aanvaarding door [naam gedaagde] . Daar komt bij dat [naam gedaagde] betwist dat hij (onder meer) de polis van 2 juni 2017 van Menzis heeft ontvangen, zodat het voor hem niet mogelijk was naar aanleiding daarvan zijn bezwaren te uiten. Gezien de betwisting van [naam gedaagde] ligt het dan op de weg van Menzis aan te tonen dat (onder meer) de polis van 2 juni 2017 [naam gedaagde] heeft bereikt. Hier ontbreekt het aan bij Menzis. De stelling van Menzis dat [naam gedaagde] volgens het BPR ingeschreven stond op het adres waar de polis naartoe is gezonden, is onvoldoende en toont niet aan dat de polis [naam gedaagde] daadwerkelijk heeft bereikt.
4.3.
Niet is gebleken dat [naam gedaagde] na 2 juni 2017 heeft gepretendeerd verzekerd te zijn bij Menzis door aanspraak te maken op vergoeding voor zorg. De enige kosten die op het door Menzis overgelegde overzicht ‘vergoedingen aan zorgverleners’ staan betreffen een inschrijving bij de huisarts. [naam gedaagde] heeft betwist dat hij bij de huisarts is geweest in de gegeven periode. Uit de geregistreerde kosten blijkt ook niet dat [naam gedaagde] daadwerkelijk zorg verleend heeft gekregen na 2 juni 2017, waartoe aanspraak zou zijn gemaakt op de zorgverzekering. Ook hierin ligt geen aanvaarding door [naam gedaagde] .
4.4.
De kantonrechter constateert op grond van het online mutatieoverzicht (productie 2 bij akte uitlating) dat het rekeningnummer [nummer], zoals gekoppeld aan de polis van de moeder eveneens is gekoppeld aan de polis op naam van [naam gedaagde] . [naam gedaagde] betwist dat dit zijn rekeningnummer is.
Voor zover er van genoemd rekeningnummer bedragen zijn geïncasseerd door Menzis, had [naam gedaagde] dit, gelet op het vorengaande, ook niet kunnen opmerken en naar aanleiding daarvan kunnen reclameren.
4.5.
Voorts is niet gesteld of gebleken dat Menzis zelf aanmaningen aan [naam gedaagde] heeft gezonden, zodat er vanuit moet worden gegaan dat de eerste brief die [naam gedaagde] heeft bereikt de brief van 31 januari 2018 van GGN is. Pas toen werd het voor [naam gedaagde] mogelijk te reclameren tegen de verzekering. [naam gedaagde] stelt dat hij dit ook heeft gedaan door bij de vestiging van Menzis in Wageningen langs te gaan. Menzis heeft dit niet weersproken. Op dat moment kreeg [naam gedaagde] echter te horen dat hij eerst de betalingsachterstand moest voldoen, voordat de verzekering beëindigd kon worden. Daar komt bij dat de verzekering al was verlengd tot januari 2019, zodat [naam gedaagde] niet eerder dan 1 januari 2019 kon overstappen naar een andere zorgverzekeraar.
4.6.
Op grond van het vorengaande oordeelt de kantonrechter dat er geen sprake is van een overeenkomst tussen Menzis en [naam gedaagde] nu er geen aanvaarding aan de zijde van [naam gedaagde] heeft plaatsgevonden. In dat kader had het op de weg van Menzis gelegen [naam gedaagde] op de polis van zijn moeder bijgeschreven te laten staan totdat vanuit [naam gedaagde] zelf een aanvraag werd ontvangen, danwel het verzoek zijn verzekering te beëindigen in verband met een inschrijving bij een andere verzekeraar. Nu Menzis dat heeft nagelaten dienen de nadelige gevolgen daarvan voor haar rekening te blijven. De vordering van Menzis wordt gezien het vorengaande afgewezen.
4.7.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat [naam gedaagde] er, gelet op het oordeel in deze zaak, wel goed aan zou doen zich per ommegaande alsnog te verzekeren voor ziektekosten. De kantonrechter gaat er daarbij vanuit dat Menzis hem daarbij geen strobreed in de weg zal leggen en zal bevorderen dat dit ook van de kant van het CAK niet het geval zal zijn.
4.8.
Menzis wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering van Menzis af;
5.2.
veroordeelt Menzis in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [naam gedaagde] begroot op € 300,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.3.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. P.J. Wiegman en in het openbaar uitgesproken op