ECLI:NL:RBGEL:2019:3120

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 juli 2019
Publicatiedatum
12 juli 2019
Zaaknummer
7360316
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en verwijdering van BKR-registratie in het kader van een kredietovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, uitspraak gedaan in een geschil tussen ABN AMRO Bank N.V. en een gedaagde partij, die in deze procedure zowel als eiser in reconventie als gedaagde in conventie optreedt. De vordering van ABN AMRO betreft een bedrag van € 500,00, voortvloeiend uit een kredietovereenkomst die op 8 september 2004 is gesloten. De gedaagde heeft het krediet volledig opgenomen, maar heeft sinds 2013 geen betalingen meer verricht. ABN AMRO heeft diverse aanmaningen gestuurd, maar de gedaagde heeft de vordering betwist op grond van een eerdere dagvaarding die niet is aangebracht. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van ABN AMRO niet is verjaard en dat de gedaagde niet kan volhouden dat er sprake is van rechtsverwerking. De reconventionele vordering van de gedaagde tot verwijdering van de BKR-registratie is afgewezen, omdat de registratie rechtmatig is en de gedaagde zijn schuld niet heeft afbetaald. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag en de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 7360316 \ CV EXPL 18-4547 \ 25115 \ 40141
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V.
gevestigd te Amsterdam
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
gemachtigde Bazuin & Partners Rotterdam
tegen
[naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij in conventie
eisende partij in reconventie
procederend in persoon
Partijen worden hierna ABN AMRO en [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 november 2018 met drie bijlagen;
- de conclusie van antwoord van 18 december 2018 met een bijlage, tevens houdende vordering in reconventie;
- het tussenvonnis van 21 december 2018;
- de comparitie van partijen van 10 mei 2019, waarin ook de reconventionele vordering besproken is.

2.De feiten

2.1.
Op 8 september 2004 heeft [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] bij ABN AMRO een Kredietovereenkomst OndernemersRekeningCourantKrediet gesloten (hierna: de overeenkomst). Op basis van deze overeenkomst kreeg [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] een krediet in rekening-courant ter beschikking met een omvang van € 23.500,00. De overeengekomen variabele rente bedroeg 8,40 % per jaar.
2.2.
[naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] heeft het krediet volledig opgenomen.
2.3.
Op 10 maart 2009 is het faillissement van [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] uitgesproken en heeft ABN AMRO de vordering die zij op dat moment op [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] had, bij de curator volledig opgeëist.
2.4.
Op 16 april 2010 heeft ABN AMRO aan [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] bericht dat vernomen is dat het faillissement van [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] is opgeheven, maar dat dat niet betekent dat [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] van zijn betalingsverplichting(en) is ontheven.
2.5.
ABN AMRO heeft aan [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] daarna ook diverse brieven gestuurd, waarin betaling van de openstaande schuld werd verzocht of daartoe werd gesommeerd, te weten in 2011, 2012, 2013, 2016, 2017 en 2018.
2.6.
[naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] heeft in 2013 voor het laatst een betaling aan ABN AMRO gedaan ter aflossing van zijn schuld.

3.De vordering en het verweer in conventie

3.1.
ABN AMRO vordert dat het de kantonrechter moge behage om [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] bij vonnis te veroordelen, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- Primair: om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan ABN AMRO te voldoen de somma van € 500,00, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 8,40 % per jaar over € 500,00, gerekend vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
- Subsidiair: om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan ABN AMRO te voldoen de somma van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 500,00 gerekend vanaf de dag der verzuim tot de dag der algehele voldoening;
- met veroordeling van [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] in de proceskosten, te vermeerderen met btw, behoudens btw over het verschuldigde griffierecht.
3.2.
Aan haar vordering legt ABN AMRO ten grondslag dat ABN
AMROeen bedrag van € 23.699,48 opeisbaar van [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] te vorderen heeft gekregen, op grond van de overeenkomst. Ondanks aanmaningen is het bedrag niet betaald en betalingsregelingen worden door [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] niet nagekomen. Daarom is primair de contractuele of subsidiair de wettelijke rente verschuldigd. De contractuele rente over de periode vanaf het faillissement tot aan de datum van dagvaarding bedraagt € 14.786,14. Op de totaalvordering van (€ 23.699,48 + € 14.786,14=) € 38.485,62 is een bedrag van € 550,00 in mindering gebracht, omdat dat bedrag na sommatie door [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] is betaald. De totale vordering van ABN AMRO op [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] bedraagt dus, na aftrek van de betaling, € 37.935,62. In deze procedure vordert ABN AMRO een bedrag van € 500,00 onder reservering van het meerdere. De rechtstitel wordt door gedaagde niet betwist, aldus ABN AMRO.
3.3.
[naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] heeft niet betwist dat een bedrag van € 23.699,48 opeisbaar is en dat contractuele rente verschuldigd is, maar heeft zich verweerd door te stellen dat de zaak die ABN AMRO in deze procedure heeft aangebracht nietig is. ABN AMRO heeft namelijk op 24 november 2014 ook al een dagvaarding uitgebracht vanwege dezelfde overeenkomst/schuld. Toen was de zaak niet aangebracht. Omdat iemand niet twee keer kan worden vervolgd voor hetzelfde, is een nieuwe procedure niet mogelijk, aldus [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] .

4.De vordering en het verweer in reconventie

4.1.
[naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] heeft geëist dat ABN AMRO de schuld die op naam van [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] staat geregistreerd bij de Stichting Bureau Krediet Registratie (hierna: BKR) ogenblikkelijk verwijdert.
4.2.
Aan deze vordering heeft [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] ten grondslag gelegd dat ABN AMRO geen gegevens van hem openbaar mag maken en dat door de melding bij BKR wel heeft gedaan, dat BKR zich helemaal niet met dit soort zaken bezig mag houden en dat er door nietigverklaring (de kantonrechter leest: van de dagvaarding) geen schuld is. De BKR-registratie belemmert [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] in zijn verdere ondernemingen, aldus [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] .
4.3.
ABN AMRO heeft betoogd dat BKR er is voor registratie van leningen; om te kijken of mensen voldoende liquide zijn.

5.De beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie

5.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen, bespreekt de kantonrechter deze gezamenlijk.
5.2.
Op grond van artikel 93 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de kantonrechter bevoegd van de vordering van ABN AMRO kennis te nemen, nu ABN AMRO
€ 500,00 vordert en [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] de rechtstitel van de vordering niet betwist.
5.3.
De kantonrechter stelt voorop dat geen rechtsregel ABN AMRO verbiedt om een zaak aanhangig te maken, ook niet als al eerder een dagvaarding is uitgebracht. De kantonrechter begrijpt het verweer van [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] tegen de vordering van ABN AMRO zo dat hij een beroep doet op rechtsverwerking. Aan het enkele feit dat ABN AMRO een eerder uitgebrachte dagvaarding niet heeft aangebracht, heeft [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] niet het gerechtvaardigd vertrouwen kunnen ontlenen dat ABN AMRO afzag van haar vorderingsrecht. [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] heeft erkend de brieven van ABN AMRO, waarin ABN AMRO [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] heeft aangemaand om te betalen, ook die van ná de vorige dagvaarding, te hebben ontvangen. Het is dus niet zo dat ABN AMRO aan [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] nooit meer heeft laten weten dat ze nog steeds betaling van [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] wilde, laat staan dat ABN AMRO expliciet heeft aangegeven dat de vordering niet meer geïnd zal worden. Daarom slaagt het beroep op rechtsverwerking niet. Voor zover [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] een beroep op verjaring heeft willen doen, slaagt ook dat beroep niet. ABN AMRO heeft de verjaring tijdig gestuit door middel van schriftelijke aanmaning.
5.4.
De vordering van ABN AMRO in deze procedure tot betaling door [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] van een bedrag van € 500,00 kan dus als onbetwist worden toegewezen. ABN AMRO heeft niet aangegeven waar het gevorderde bedrag van € 500,00 op ziet, op (een deel van) de gevorderde hoofdsom of op (een deel van) de gevorderde rente. Omdat ABN AMRO ter zitting heeft verklaard met name betaling van de hoofdsom op dit moment van belang te vinden, zal het bedrag van € 500,00 worden toegewezen als hoofdsom.
5.5.
De gevorderde contractuele rente van 8,40 % over het bedrag van € 500,00 zal ook als onbetwist worden toegewezen.
5.6.
De reconventionele vordering van [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] zal niet worden toegewezen. Artikel 4:32 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) bepaalt dat kredietaanbieders verplicht zijn mee te werken aan een stelsel van kredietregistratie. Het doel daarvan is tweeledig: enerzijds om consumenten te beschermen tegen overkreditering, anderzijds om kredietaanbieders te beschermen tegen consumenten die hun lening niet (kunnen) terugbetalen. De kredietregistratie wordt uitgevoerd door BKR. Omdat [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] een schuld bij ABN AMRO heeft en van betalingsachterstanden sprake is, is de BKR-registratie terecht gedaan door ABN AMRO.
5.7.
Omdat [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] verwijdering van de registratie vordert, moet bekeken worden of de BRK-registratie (nog) voldoet aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Er moet een belangenafweging plaatsvinden tussen het belang van de registratie door ABN AMRO en het belang van [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] bij verwijdering van de registratie. De kantonrechter is van oordeel dat die belangenafweging zo moet uitvallen dat de kredietregistratie gehandhaafd blijft. [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] heeft zijn schuld niet afbetaald en hij heeft vanaf zijn laatste betaling in 2013 geen afbetalingen meer gedaan en ook niet meegewerkt aan betalingsregelingen. Dat de registratie [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] belemmert in zijn dagelijkse werk, zoals [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] heeft gesteld, is mogelijk, maar [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] kan er zelf (of met hulp) voor zorgen dat de schuld (deels) wordt afgelost of een betalingsregeling treffen en ervoor zorgen dat de registratie op die manier uiteindelijk zal worden verwijderd.
5.8.
Voor zover [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] met zijn vordering bedoeld heeft te betogen dat sprake is van strijd met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) doordat ABN AMRO zijn gegevens heeft geregistreerd bij BKR, slaagt dit betoog niet. Op grond van de AVG kan [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] de gegevens die geregistreerd zijn bij BKR inzien, maar omdat de gegevens, zoals hierboven is geoordeeld, op grond van een wettelijke verplichting zijn geregistreerd en de belangenafweging niet in het voordeel van [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] uit dient te vallen, zal de registratie niet worden verwijderd.
5.9.
[naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan ABN AMRO te betalen een bedrag van € 500,00 aan hoofdsom, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 8,40 % per jaar over € 500,00 gerekend vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van ABN AMRO begroot op € 107,27 aan dagvaardingskosten, € 119,00 aan griffierecht en € 144,00 aan salaris voor de gemachtigde;
6.3.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
6.5.
wijst de vordering af;
6.6.
veroordeelt [naam gedaagde in conventie en eiser in reconventie] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van ABN AMRO begroot op € 72,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken op