Overwegingen
1. Eiseres heeft op 1 augustus 2018 verzocht om in het bezit te worden gesteld van informatie op grond van de Wob met betrekking tot documenten die zien op [bedrijf] over de periode 2016 – 2018. Verzocht is om afschriften van de volgende documenten:
- meldingen (welzijn / verwaarlozing landbouwhuisdieren, aanbieden niet dode dieren)
- meldingen van derden aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) over levende dieren tussen de kadavers
- rapporten van bedingen (rapport meldingen dierlijke bijproducten, rapport meldingen levende kadavers)
- processen-verbaal aangaande het “niet conform regelgeving doden van dieren en hierdoor niet dode dieren aanbieden aan [bedrijf] ”
en voorts afschriften van:
- waarschuwingen (voornemens tot het opleggen van) boetes, boeterapporten, terugmeldingen, herinspecties en documenten over verscherpt toezicht, alsmede daaromtrent ingediende zienswijzen en bezwaarschriften.
In dit verzoek is door eiseres aangegeven dat gelet op de omvang hiervan verweerder niet wordt gehouden aan de twee weken die de Wob stelt voor de beantwoording van dit milieu-informatieverzoek. Daarom zal eiseres niet eerder dan 3 september 2018 via een ingebrekestelling rappelleren.
2. Eiseres heeft op 12 oktober 2019 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag van 1 augustus 2019.
3. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:2, aanhef en sub b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijk gesteld het niet tijdig nemen van een besluit.
Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb bepaalt dat een bezwaar of een beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, eerst kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen.
Eiseres heeft bij brief van 3 september 2018 verweerder in gebreke gesteld.
4. Door eiseres is desgevraagd aangegeven dat hier sprake is van een verzoek om milieu-informatie in de zin van de Wob en verwijst naar paragraaf 3 van de Regeling dierlijke producten en de artikelen 8 en 9 van Verordening (EG) nr, 1069/2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002.
Verweerder betwist dat er sprake is van milieu-informatie zoals is bedoeld in artikel 19.1a Wet milieubeheer. De kadavers worden door [bedrijf] opgehaald waarvoor de kadavers de toestand van elementen van het milieu niet aantasten, aldus verweerder.
5. Verweerder erkent dat de beslistermijn is overschreden. Verweerder stelt dat het niet mogelijk is gebleken tijdig op de aanvraag te beslissen Het betreft een omvangrijk verzoek, waarbij 55 derde-belanghebbenden zijn betrokken. Het verzamelen van de documenten uit de verschillende systemen en het opvragen van de zienswijzen bij de derde-belanghebbenden heeft veel tijd gekost. Aanvankelijk is aangegeven dat besluitvorming rond eind mei 2019 zou plaatsvinden, maar deze termijn bleek te kort te zijn. De behandeling van het verzoek verkeert in een vergevorderd stadium. Maar door de grote hoeveelheid van af te handelen Wob-verzoeken kan verweerder (nog) geen specifieke datum aangeven waarbinnen het verzoek met zekerheid is afgehandeld.
6.
De rechtbank is van oordeel dat de verzochte informatie milieu-informatie in de zin van artikel 19.1a., eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet Milieubeheer betreft. Verweerder heeft derhalve niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van eiseres en is door eiseres tijdig in gebreke gesteld. Gelet hierop heeft eiseres hiertegen dus terecht kunnen opkomen.
Het beroep is om die reden gegrond.
7. Gelet op het bepaalde in artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb, zal de rechtbank verweerder opdragen om binnen een termijn van twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op aanvraag aan eiseres bekend te maken.
8. De rechtbank bepaalt verder met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een dwangsom van € 100 verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
10. De rechtbank acht termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 256 aan kosten van rechtsbijstand (1 punt, wegingsfactor 0,5). Van andere kosten is de rechtbank niet gebleken.
2. Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijkgesteld niet tijdig beslissen op aanvraag van eiseres van 1 augustus 2018;
- bepaalt dat verweerder binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak alsnog een beslissing aan eiseres bekend zal maken;
- bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ten bedrage van € 256,-;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 338,- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, rechter, in tegenwoordigheid van
H. de Groot, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 4 juli 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.