ECLI:NL:RBGEL:2019:308

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 januari 2019
Publicatiedatum
29 januari 2019
Zaaknummer
05/780059-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor moord met tbs en schadevergoeding aan nabestaanden

Op 29 januari 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 8 augustus 2018 in Arnhem het slachtoffer [slachtoffer] met een mes heeft neergestoken, wat leidde tot diens overlijden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, wat resulteerde in een veroordeling voor moord. De verdachte had 91 messteken toegebracht aan het slachtoffer, en de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van noodweer of noodweerexces, zoals door de verdediging werd aangevoerd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte voldoende tijd had om na te denken over zijn handelen en dat hij met een plan naar de woning van het slachtoffer was gegaan. De verdachte werd als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, maar niet volledig ontoerekeningsvatbaar. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 8 jaar op, met daarnaast een terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de nabestaanden van het slachtoffer, die door zijn handelen onherstelbaar leed is aangedaan.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/780059-18
Datum uitspraak : 29 januari 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd te Zwolle PPC te Zwolle.
Raadsman: mr. D.M. Penn, advocaat te Maastricht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6 november 2018 en 15 januari 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 08 augustus 2018 te Arnhem [slachtoffer] opzettelijk en met
voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door met een mes, althans met
een scherp voorwerp, meerdere malen in het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer]
te steken;
subsidiair
hij op of omstreeks 08 augustus 2018 te Arnhem [slachtoffer] opzettelijk van het
leven heeft beroofd, door met een mes, althans met een scherp voorwerp,
meerdere malen in het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] te steken.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 8 augustus 2018 is in de tuin bij zijn woning in Arnhem het stoffelijk overschot van [slachtoffer] aangetroffen. [2] [3] Het slachtoffer had 91 messteken. [4] In de woning is tevens verdachte aangetroffen. [5] Verdachte heeft verklaard het slachtoffer neergestoken te hebben. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde (moord).
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken voor het primair tenlastegelegde (moord), omdat verdachte niet met voorbedachte raad heeft gehandeld. Volgens de verdediging heeft verdachte gehandeld in een opwelling en is (dus) sprake van doodslag.
Beoordeling door de rechtbank
Naar aanleiding van een 112-melding van een steekincident is de politie op 8 augustus 2018 rond 21.00 uur naar de [adres 1] te Arnhem gegaan (de woning van [slachtoffer] ).
Toen de verbalisanten bij de woning aankwamen, hoorden ze iemand roepen: “Ik heb het gedaan, ik heb het gedaan, mij moet je hebben!” Verbalisanten zagen een naakte man (
verdachte) op een stoel zitten, het lichaam van de man zat onder het bloed. Overal in de woning lag bloed op de grond. De hele woonkamer lag overhoop. Verdachte zei meerdere keren “Jullie moeten mij hebben, ik heb het gedaan, het had niet zo moeten lopen”. Verdachte had meerdere verwondingen, onder andere een snee aan zijn rechterhand. [7]
In de tuin troffen de verbalisanten een naakte man aan, liggend op zijn rug met een mes verticaal in zijn borst gestoken, meerdere steekletsels en een snijwond in zijn keel. De man, [slachtoffer] , was overleden.
Kort voor het aantreffen van de verdachte en het slachtoffer was bij de 112-alarmcentrale een melding binnengekomen van een telefoonnummer op naam van verdachte. Daarbij werd gezegd: “Ambulance alsjeblieft help me. Ik heb mijn verkrachter per ongeluk doodgemaakt. Hij ligt helemaal dood in de tuin. (…) Ik heb mijn verkrachter vermoord. (…) Ik wil naar de gevangenis. (…) Hij was me aan het verkrachten”. [8]
Verschillende buren hebben verklaard te hebben gezien en gehoord dat het slachtoffer gestoken werd. Daarbij werd gezien dat een man naakt in de tuin lag en dat een andere man (ook naakt) op hem instak. Door de ene man werd “help” geroepen en door de andere man “je zult me niet meer verkrachten” of woorden van gelijke strekking. [9]
Bij sectie op het lichaam van het slachtoffer is vastgesteld dat het slachtoffer 91 steekletsels aan het lichaam had. Uit het sectierapport volgt dat het intreden van de dood wordt verklaard door algehele weefselschade ten gevolge van doorgemaakt hevig bloedverlies en zuurstoftekort door bloedverlies, ademhalings- en longfunctiestoornissen, opgelopen door minimaal 2 snijletsels aan de hals en 7 steekletsels aan de romp die de borstholten bereikt hebben. Alle overige letsels hebben geen of een geringe bijdrage geleverd aan het intreden van de dood. [10]
Op het heft van het mes dat in de borst van [slachtoffer] zat, is een DNA-spoor aangetroffen. Dit DNA spoor bevat een mengprofiel van minimaal twee personen. Eén DNA-profiel komt overeen met het DNA-profiel van het slachtoffer, het andere met dat van verdachte. De kans dat het DNA-profiel dat matcht met verdachte overeenkomt met dat van een willekeurig ander persoon is kleiner dan 1 op 1 miljard. [11]
Verdachte heeft verklaard [slachtoffer] neergestoken te hebben. [12]
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk om het leven heeft gebracht. De rechtbank ziet zich voorts voor de vraag gesteld of hierbij sprake was van voorbedachte raad.
Moord of doodslag?
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel "voorbedachte raad" moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zich van zijn bezoek aan het slachtoffer die avond alleen kan herinneren dat hij bij de woning aan kwam, dat hij samen met [slachtoffer] een film heeft gekeken en dat hij in de tuin bij het lichaam van het slachtoffer zat, die inmiddels was overleden. Van de tussenliggende periode kan hij zich niets herinneren. [13]
Uit onderzoek is het volgende gebleken.
Verdachte had een seksuele relatie met [slachtoffer] . Verdachte heeft op 8 augustus 2018 om 14.33 uur via WhatsApp contact met hem gezocht. [14] In het daaropvolgende WhatsApp gesprek geeft verdachte op enig moment aan dat hij een slaapplek zoekt omdat hij door zijn zus uit huis zou zijn gezet.
Verdachte heeft om 16.07 uur een messenset gekocht bij de [naam 4] in Epe (waarover hierna meer).
Een kwartier na het aanschaffen van de messenset stuurt verdachte een bericht aan zijn broer met onder andere de tekst:
“Je moet degene die je beschadigd heeft niet anderen laten beschadigen maar je moet zelf ook niet anderen beschadigen omdat je beschadigd bent.” [15]
Verdachte gaat daarna naar het huis van zijn moeder aan de [adres 2] in [woonplaats] . [16] Om 18.16 uur wordt met de OV-kaart van verdachte ingecheckt in [woonplaats] . Om 18.26 uur geeft [slachtoffer] via WhatsApp aan verdachte aan dat hij die nacht bij hem kan slapen. Verdachte is dan al onderweg. Om 20.26 uur wordt met de OV-kaart van verdachte uitgecheckt bij bushalte [straatnaam] in Arnhem (op 2 minuten loopafstand van de woning van het slachtoffer). Om 21.03 uur belt verdachte de 112 alarmcentrale en om 21.10 uur wordt hij in de woning van [slachtoffer] aangehouden. [17] [18]
In de rugzak van verdachte, die in de woning van [slachtoffer] is gevonden, zijn een mes en vleesvork van het merk [merk] aangetroffen. Het mes en de vork hadden een roze heft, net als het mes dat in de borst van het slachtoffer stak. In de rugzak zat ook een kassabon van de [naam 4] in Epe, waaruit bleek dat de messenset daar op 8 augustus 2018 om 16.07 uur was gekocht. [19] Dit wordt ondersteund door camerabeelden van de [naam 4] , waarop verdachte als koper van de messenset is te zien. [20] Alle messen en de vleesvork uit de set hebben een roze handvat en worden niet los verkocht. [21]
De rechtbank leidt uit het bovenstaande af dat verdachte de vleesvork en de messen uit de set heeft gehaald en doelbewust heeft meegenomen naar [slachtoffer] .
De mededeling van verdachte aan [slachtoffer] in hun WhatsApp gesprek dat hij door zijn zus uit huis zou zijn gezet, vindt geen steun in het dossier. Ook blijkt nergens uit dat verdachte die avond geen slaapplek zou hebben. Integendeel, verdachte verbleef de bewuste middag in de woning van zijn moeder, waar hij ook de twee dagen voor zijn aanhouding had verbleven. Noch zijn moeder, noch zijn zus verklaart dat hij geen slaapplek zou hebben.
Zijn moeder heeft verklaard dat hij zowel van haar huis als van het huis van zijn zus een sleutel had en dat ze wilde voorkomen dat hij op straat zou blijven. [22] De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte doelbewust met een vals excuus probeerde een slaapplek te krijgen bij [slachtoffer] .
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij dacht dat hij tijdens een van zijn eerdere afspraakjes met [slachtoffer] (in zijn slaap) door hem was verkracht. Dit heeft verdachte op 20 juli 2018 via WhatsApp besproken met [slachtoffer] en ook ter zitting verklaard. [23] [24]
Verdachte heeft, zo blijkt uit al het voorgaande, een afspraak gemaakt met [slachtoffer] , heeft een messenset gekocht, heeft een gedeelte daarvan meegenomen naar zijn afspraak met [slachtoffer] en heeft [slachtoffer] uiteindelijk gedood met een van de meegenomen messen. Eerst ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de messen bij zich had omdat hij ook werkte als escort en zich daarbij wilde beschermen. Bij de politie heeft verdachte voor het meenemen van de messen naar [slachtoffer] echter geen verklaring gegeven. De rechtbank acht deze verklaring dan ook ongeloofwaardig. Bovendien biedt het dossier geen enkele steun voor de stelling van verdachte dat hij die avond onderweg was om escortwerkzaamheden te verrichten.
Tenslotte volgt uit de tijdlijn zoals hiervoor opgesomd dat verdachte voldoende gelegenheid heeft gehad om zich op zijn voorgenomen daad te beraden.
De verdediging heeft aangevoerd dat het grote aantal messteken contra-indicatief is voor een moordplan en er op duidt dat verdachte in een opwelling heeft gehandeld. Waardoor deze opwelling zou zijn ontstaan is, vanwege het feit dat verdachte zich weinig tot niets meer zegt te herinneren van de bewuste avond, niet duidelijk geworden.
Vast staat dat verdachte zowel volgens buurtbewoners/getuigen als blijkens zijn 112-melding een verband heeft gelegd tussen het doden van [slachtoffer] en (een) (vermeende) verkrachting door [slachtoffer] . Verdachte heeft echter zowel na zijn aanhouding als ter terechtzitting aangegeven dat hij op de bewuste avond niet anaal is verkracht door [slachtoffer] . [25] Het doden van het slachtoffer is kennelijk het gevolg geweest van het eerder al bij verdachte (naar alle waarschijnlijkheid ten onrechte) ontstane idee dat hij (nog weer eerder) was verkracht door het slachtoffer en niet door een opwelling op de bewuste avond. Het grote aantal messteken kan worden verklaard door het feit dat verdachte zijn plan om zijn verkrachter te doden, kennelijk op gewelddadige wijze ten uitvoer heeft gebracht.
Uit het feit dat verdachte zelf de 112 alarmcentrale heeft gebeld en zijn medewerking heeft verleend aan de politie volgt naar het oordeel van de rechtbank, anders dan de verdediging heeft betoogd, ook niet dat sprake is geweest van een opwelling. Dat verdachte is geschrokken van het uiteindelijke resultaat van zijn handelen en de politie heeft gebeld, doet niet af aan het feit dat uit alle objectieve feiten volgt dat hij heeft gehandeld overeenkomstig een voorgenomen plan. Andere aanwijzingen voor het handelen van verdachte in een opwelling ontbreken.
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 8 augustus 2018 met voorbedachte raad [slachtoffer] om het leven heeft gebracht.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks08 augustus 2018 te Arnhem [slachtoffer] opzettelijk en met
voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door met een mes
, althans met
een scherp voorwerp,meerdere malen in het hoofd en
/ofhet lichaam van die [slachtoffer]
te steken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Moord.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Beroep op noodweerexces
De verdediging heeft betoogd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat sprake is geweest van noodweer dan wel noodweerexces.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte waartegen verdachte zich moest verdedigen. Volgens de verdediging heeft het slachtoffer geprobeerd tegen diens zin anale seks met verdachte te hebben, wat een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van diens lijf was. Verdachte was naakt en kon de woning niet zomaar ontvluchten, waardoor er redelijkerwijs geen mogelijkheid was zich aan de situatie te onttrekken en heeft [slachtoffer] uit verdediging neergestoken. Daarbij zijn de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit overschreden omdat sprake was van een hevige gemoedsbeweging, aldus de verdediging.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte, ter uitvoering van zijn voornemen om [slachtoffer] van het leven te beroven, met twee messen en een vleesvork naar de woning van [slachtoffer] is gegaan. Er was naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake van een onverwachte situatie voor verdachte. Niet aannemelijk is geworden dat verdachte zich moest verdedigen tegen de wederrechtelijke aanranding van zijn lijf. Gelet hierop was er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een noodweersituatie, zodat ook aan de beoordeling van de vraag of sprake was van noodweerexces niet wordt toegekomen.
Toerekeningsvatbaarheid
De verdediging heeft voorts bepleit dat verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar dient te worden verklaard.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het multidisciplinair rapport van drs. [naam 5] , GZ-psycholoog, gedateerd 24 oktober
2018 en van dr. [naam 6] , psychiater, gedateerd 5 november 2018, blijkt dat de deskundigen
die verdachte hebben onderzocht concluderen dat sprake is van verminderde toerekenings-
vatbaarheid en niet van volledige ontoerekeningsvatbaarheid. Deze conclusie hebben zij in het
aanvullende Pro Justitia onderzoek van 24 december 2018 nader toegelicht.
In laatstgenoemd rapport staat het volgende:
Bij betrokkene is sprake van zwakbegaafdheid, danwel een lichte verstandelijke ontwikkelingsstoornis en een persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke, vermijdende en borderline kenmerken. Daarnaast kan worden gesproken van een stoornis in het gebruik van cannabis. Door deze problematiek is betrokkene zeer kwetsbaar. Betrokkene is geneigd over eigen grenzen te gaan uit angst om afgewezen te worden of om toch maar de bevestiging van de ander te krijgen. Nadien vult betrokkene zichzelf met gevoelens van boosheid richting de ander, omdat hij zich misbruikt voelt. Hij is geneigd zichzelf te verliezen in negatieve en depressieve gevoelens en zelfmedelijden, wat op theatrale wijze tot uiting komt.
De beschreven persoonlijkheidsdynamiek is ernstig, invaliderend en robuust. Betrokkene laat een duidelijk patroon zien van disfunctioneren en met name in relaties en seksuele contacten wordt duidelijk dat betrokkene meermaals over zijn eigen grenzen is gegaan.
Er zijn echter geen aanwijzingen dat betrokkene’s realiteitstoetsing door de beschreven problematiek onder druk is komen te staan. Er zijn meerdere hulpverleningscontacten geweest in de jaren daarvoor, die betrokkene allemaal heeft afgebroken. Maar daarin is voor zover bekend nooit beschreven dat betrokkene psychotisch is geweest, noch is een dissociatief beeld beschreven.
Het is zeer aannemelijk dat betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde in een heftige emotionele toestand moet hebben verkeerd, getuige de heftigheid van het delict alsook het toestandsbeeld direct na het tenlastegelegde. Hoewel betrokkene door de beschreven zwakbegaafdheid en persoonlijkheidsproblematiek wel degelijk oordeel- en kritiekstoornissen heeft en niet volledig in staat kan worden geacht zijn keuzen volledig te overzien en dus in vrijheid te kunnen bepalen, is het een welbewuste actie geweest om meermaals bij het slachtoffer langs te gaan. Telkens had betrokkene ook kunnen overwegen om op een andere manier tot oplossing van zijn probleem of grieven te komen.
De deskundigen hebben niet kunnen vaststellen dat betrokkenes denken op het moment van
het tenlastegelegde of in de periode daarvoor volledig werd bepaald door een waan of een
psychotisch toestandsbeeld. Psychotische fenomenen konden niet door ondergetekenden,
noch door zijn behandelaren in de PI worden geobjectiveerd. Wel is duidelijk geworden dat
betrokkene geneigd is psychische klachten te aggraveren, dan wel voor te wenden, waardoor
zijn klachtenpresentatie niet betrouwbaar is.
Door deze onbetrouwbare klachtenpresentatie, het ontbreken van een precies delictscenario en het ontbreken van voldoende aanwijzingen voor een psychotisch toestandsbeeld of een toestandsbeeld waardoor betrokkene volledig werd beperkt in zijn keuzevrijheid, kan door ondergetekenden het niet toerekenen van het tenlastegelegde niet worden onderbouwd. Wel is betrokkene zoals eerder genoemd een beschadigde, kwetsbare en beperkte man en heeft de beschreven problematiek niet in alles overheersende, maar wel in ernstige mate doorgewerkt, waardoor wordt geadviseerd het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De deskundigen hebben hun conclusie ter terechtzitting herhaald en bevestigd. Daarnaast hebben zij toegelicht dat de conclusie dient te worden begrepen als “sterk verminderd toerekeningsvatbaar”.
De rechtbank neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en tot terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de straf of maatregel te beperken tot de oplegging van een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 26 november 2018;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 30 oktober 2018;
- een multidisciplinair rapport van drs. [naam 5] , GZ-psycholoog, gedateerd 24 oktober 2018 en van dr. [naam 6] , psychiater, gedateerd 5 november 2018;
- een aanvullend Pro Justitia onderzoek van [naam 5] en [naam 6] voornoemd, gedateerd 24 december 2018 en
- de door drs. [naam 5] en dr. [naam 6] ter terechtzitting gegeven toelichtingen;
- een reclasseringsadvies en maatregelrapport van [naam 7] , gedateerd 8 januari 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord, één van de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent. De verdachte heeft abrupt een einde gemaakt aan het leven van het slachtoffer, door met een mes, dat hij eerder die dag had gekocht, 91 keer op hem in te steken. Hij heeft dit gedaan in een tuin midden in een woonwijk, voor de ogen van verschillende buurtbewoners.
Door zijn handelen heeft de verdachte het slachtoffer het meest fundamentele recht, namelijk het recht op leven, ontnomen. Daarnaast heeft hij de nabestaanden van het slachtoffer een groot en onherstelbaar leed aangedaan, zoals ook tijdens de behandeling ter terechtzitting is gebleken. De partner en de broers van het slachtoffer moeten door toedoen van de verdachte een geliefde vriend en broer missen. Een feit als dit schokt de rechtsorde zeer en brengt ook in de samenleving angst en diepe gevoelens van onveiligheid teweeg.
Gezien de aard en ernst van het gepleegde feit, met name de onherstelbare gevolgen van de door de verdachte gepleegde moord, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de vaststelling van de duur daarvan is, behalve met de aard en ernst van de gepleegde delicten, tevens rekening gehouden met de verdere hiervoor genoemde omstandigheden. Ook is acht geslagen op straffen die gewoonlijk bij levensdelicten plegen te worden opgelegd. De door de officier van justitie geëiste straf van 8 jaar vindt de rechtbank in dit geval passend en geboden.
Daarnaast adviseren de genoemde deskundigen verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen, tenzij dit gezien de strafeis niet mogelijk zou zijn, in welk geval een tbs met dwangverpleging geïndiceerd is. De deskundigen zijn van oordeel dat bij uitblijven van behandeling een hoog risico op relationeel geweld aanwezig is.
De rechtbank is van oordeel dat een tbs-maatregel niet op zijn plaats is en onvoldoende waarborgen zal bieden om herhaling te voorkomen.
Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van de tbs maatregel met dwangverpleging is voldaan.
De rechtbank stelt vast dat het bewezen verklaarde feit betreft een misdrijf als bedoeld in artikel 37a, eerste lid onder 1 van het Wetboek van Strafrecht waarvoor oplegging van de tbs maatregel mogelijk is. Daarnaast is er sprake geweest van een stoornis danwel gebrekkige ontwikkeling van verdachte. Bovendien eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van de tbs maatregel met dwangverpleging. De duur van de maatregel is niet gemaximeerd nu het feit was gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam.
De rechtbank zal de verdachte dan ook een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar en een
tbs- maatregel met dwangverpleging opleggen.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De vordering van de benadeelde partij [naam 1]
De benadeelde partij [naam 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 106,60 aan materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [naam 1] toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De vordering van de benadeelde partij [naam 2]
De benadeelde partij [naam 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 174,00 aan materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [naam 2] toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De vordering van de benadeelde partij [naam 3]
De benadeelde partij [naam 3] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 7.373,38 aan materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [naam 3] toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 72 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 8 augustus 2018.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaren;
beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden beveelt dat de ter beschikking gestelde
van overheidswege zal worden verpleegd;
De beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
Veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
navolgende benadeelde partijenvan de hierna genoemde bedragen, telkens vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil.
Benadeelde partij Bedrag
1. [naam 1] € 106,60;

2. [naam 2] € 174,00;

3. [naam 3] € 7.373,38,

vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 8 augustus 2018.
Legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de navolgende benadeelde partijen te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Benadeelde partij Bedrag Vervangende hechtenis
1. [naam 1] € 106,60 1 dag;
2. [naam 2] € 174,00 1 dag;

3. [naam 3] € 7.373,38 1 dag.

Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.D. Jacobs (voorzitter), mr. J.M. Graat en mr. G.J.H. Boerhof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Berk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 januari 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, BHV-nummer 2018357952, gesloten op 15 oktober 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen melding, pag. 110.
3.Proces-verbaal van bevindingen identificatie slachtoffer [slachtoffer] , p. 116.
4.Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, op 7 september 2018 opgemaakt door dr. [naam 8] , arts en patholoog, pag. 5 tot en met 7.
5.Proces-verbaal van aanhouding, pag 35 t/m 36.
6.Proces-verbaal verhoor [verdachte] , pag. 96.
7.Proces-verbaal van aanhouding, pag. 35 t/m 37.
8.Proces-verbaal van bevindingen melding 112-alarmcentrale, pag. 280.
9.Processen-verbaal van verhoor getuige, pag. 152 tot en met 153, 158 tot en met 159, 163 tot en met 164, 169, 172, 174 tot en met 175, 178 tot en met 179, 182 tot en met 184 en 188.
10.Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, op 7 september 2018 opgemaakt door dr. [naam 8] , arts en patholoog, pag. 5 tot en met 7.
11.NFI-rapport van 28 september 2018.
12.Proces-verbaal verhoor [verdachte] , pag. 96.
13.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 15 januari 2019.
14.Uitgewerkte WhatsApp gesprekken, pag. 215.
15.Proces-verbaal verhoor getuige, pag. 131.
16.Proces-verbaal verhoor getuige. Pag. 241 en 242.
17.Proces-verbaal van bevindingen reisgegevens, pag. 258 en 259.
18.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 285.
19.Proces-verbaal bevindingen rugzak, pag. 192 en 193.
20.Proces-verbaal uitkijken camerabeelden [naam 4] , pag. 198 en 199.
21.Proces-verbaal onderzoek [naam 4] Epe, pag. 221.
22.Proces-verbaal verhoor getuige, pag. 240
23.Uitgewerkte WhatsApp gesprekken, pag. 211.
24.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 januari 2018.
25.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 15 januari 2019 en proces-verbaal van bevindingen pag. 110.