Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[gedaagde sub 1],
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
7.747,50(2,5 punt × tarief VII € 3.099,00)
Rechtbank Gelderland
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Gelderland, stond de aansprakelijkheid van bestuurders centraal. De eiseressen, bestaande uit meerdere besloten vennootschappen, stelden dat de gedaagden onrechtmatige onttrekkingen hadden gedaan aan het vermogen van de vennootschappen zonder toestemming. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 19 juli 2017 vastgesteld dat de kern van de zaak draait om de vraag of de gedaagden onttrekkingen hebben gedaan aan het vermogen van de eiseressen, zonder dat deze onttrekkingen ten goede kwamen aan de ondernemingen. Een deskundige werd benoemd om de rekening-courantpositie van de gedaagden te onderzoeken en de rechtbank heeft de deskundige gevraagd om te kijken naar de betalingen die in de periode van 1 januari 2012 tot 1 mei 2016 zijn gedaan aan de gedaagden en gelieerde derden. De deskundige concludeerde dat de rekening-courantpositie van de gedaagde vennootschap negatief was, wat leidde tot de vordering van de eiseressen om de gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een aanzienlijk bedrag. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden hun taak als bestuurders niet naar behoren hadden vervuld en dat zij aansprakelijk waren voor de schade die de eiseressen hadden geleden door de onrechtmatige onttrekkingen. Uiteindelijk werd de vordering van de eiseressen toegewezen, waarbij de gedaagden hoofdelijk werden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 527.657,38, vermeerderd met wettelijke rente.