ECLI:NL:RBGEL:2019:2970

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 juli 2019
Publicatiedatum
4 juli 2019
Zaaknummer
05/860413-16 en 05/800015-18 (gev.ttz)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling van stiefkind, veroordeling voor mishandeling ex-vriendin en bedreiging ex-schoonmoeder

Op 4 juli 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 36-jarige man uit Varsseveld. De man werd vrijgesproken van de mishandeling van zijn stiefkind, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij verantwoordelijk was voor de letsels die het kind had opgelopen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de man te veroordelen voor deze feiten. Echter, de rechtbank vond wel voldoende bewijs voor de mishandeling van zijn ex-vriendin en de bedreiging van zijn ex-schoonmoeder. De man werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een taakstraf van veertig uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact die deze op de slachtoffers hadden gehad. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en mishandeling van zijn levensgezel. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht en een behandeling bij een zorginstelling. De uitspraak volgde na een zitting op 20 juni 2019, waar de rechtbank de verklaringen van de betrokkenen en het bewijs heeft gewogen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/860413-16 en 05/800015-18 (gev.ttz)
Datum uitspraak : 4 juli 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1982 te [geboorteplaats] (India),
wonende aan de [adres] , te [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. R. Timmer, advocaat te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 juni 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05/860413-16
1.
hij op of omstreeks 16 maart 2016 te Doetinchem [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een sms bericht aan die [slachtoffer 1] gezonden met de tekst:
"Lekker bezig ben je weer. Als je denkt dat je hiermee iets bereikt dan heb je het mis. Wat je wel ermee bereikt hebt, kom ik je tegen dan heb je een enorm probleem. Zo groot zelfs dat je dit jezelf nooit meer kan vergeven. Ps je zal nooit winnen en we zullen jou en je dierbaren
krijgen, daar kan je van op aan lelijke vettige sompige kankerhoer, jij verdient niks dan ellende en dat zul je krijgen ook!. Mijn netwerk is ingelicht over jou dus maak je borst maar nat!. Als ik je tegen kom dan ga je eraan, zelfde geldt voor al je dierbaren kankersnol! Ik hoop dat je wegrot aan de kanker en liefst vandaag nog!!. Dood is het enigste wat goed voor je is, en je zal de rest van je leven boeten hiervoor, daar kan je van op aan!. Je hebt ook geen idee wat voor ellende je nu op de hals gehaald hebt maar dat merk je vanzelf wel, we gaan net zolang door tot dat je in een kist ligt!. Achterlijke kankerhoer!";
2.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2016 tot en met 20 mei 2016 te Doetinchem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, telkens een kind, te weten [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] ) dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin heeft mishandeld door dat kind meermalen, althans eenmaal, met een voorwerp en/of zijn hand en/of met zijn tot vuist gebalde hand te slaan en/of te stompen en/of te knijpen en/of te schoppen en/of te trappen en/of tegen een voorwerp te slaan en/of te stoten en/of te laten vallen;
3.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2016 tot en met 20 mei 2016 te Doetinchem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een kind, te weten [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] , dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, - dat kind bij de keel en/of de hals heeft gepakt en/of gegrepen en/of vervolgens in de keel en/of de hals van dat kind heeft geknepen en/of de keel en/of hals van dat kind heeft dichtgedrukt en/of dichtgedrukt heeft gehouden en/of - dat kind heeft geslagen en/of gestompt tegen het oor en/of hoofd en/of de
armen en/of de romp en/of de benen, althans tegen het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2016 tot en met 20 mei 2016 te Doetinchem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, telkens een kind, te weten [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] , dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, heeft mishandeld door dat kind
  • bij de keel en/of hals te pakken/grijpen en vervolgens in de keel en/of hals te knijpen en de keel en/of hals dicht te drukken en/of dichtgedrukt te houden en/of
  • te slaan en/of te stompen tegen het oor en/of het hoofd en/of armen en/of romp en/of benen, althans tegen het lichaam.
Parketnummer 05/800015-18
hij op of omstreeks 23 december 2017 te Varsseveld, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel, [slachtoffer 3] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 3]
- aan haar haren heeft vastgepakt en haar de slaapkamer heeft ingetrokken en/of
- ( vervolgens) op het bed heeft geduwd door haar een zogenoemd knietje in de rug te geven en/of
- ( vervolgens) heeft geslagen en/of gestompt in de buik, althans tegen het lichaam en/of
- ( vervolgens) bij de keel heeft gegrepen/gepakt en de keel heeft dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden (waardoor die [slachtoffer 3] niet kon ademen)en/of
- heeft getrapt/geschopt in haar rug, althans op haar lichaam en/of
- heeft geslagen/ gestompt tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of
- toen zij van de trap wilde lopen heeft geschopt/getrapt tegen haar voeten waardoor [slachtoffer 3] van de trap is gevallen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 23 december 2017 te Varsseveld, althans in Nederland, zijn levensgezel, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 3]
- bij haar haren te pakken en haar de slaapkamer in te trekken en/of
- op het bed te duwen door haar een zogenoemd knietje in de rug te geven en/of
- te slaan en/of stompen in de buik, althans tegen het lichaam en/of
- bij de keel te pakken en de keel dicht te drukken en/of dicht te houden (waardoor die [slachtoffer 3] niet kon ademen) en/of
- te trappen en/of schoppen in de rug, althans tegen het lichaam en/of
- te slaan en/of stompen in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of
- tegen haar voeten te schoppen, waardoor zij van de trap is gevallen.

2.Vrijspraak feiten 2 en 3 van parketnummer 05/860413-16

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 2 en 3 van parketnummer 05/860413-16. De officier van justitie heeft ter terechtzitting de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht. De officier van justitie heeft ten aanzien van het medeplegen van beide feiten vrijspraak gevorderd, wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van de feiten 2 en 3 bepleit. Volgens de verdediging bevindt zich in het dossier geen objectief bewijs dat verdachte [slachtoffer 2] heeft mishandeld dan wel heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] toe te brengen. Uit het onderzoek van het NFI volgt niet precies wanneer de letsels bij [slachtoffer 2] zijn ontstaan. Ten aanzien van de pleegdatum 20 mei 2016 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat die dag twee personen bij [slachtoffer 2] zijn geweest, verdachte en [slachtoffer 3] . Het dossier bevat echter geen bewijs op grond waarvan buiten gerede twijfel kan worden vastgesteld wie van deze twee personen het letsel heeft toegebracht. De raadsvrouw heeft daarbij verwezen naar recente arresten van het Gerechtshof Amsterdam (ECLI:GHAMS:2019:790 en ECLI:GHAMS:2019:787). Bovendien mag de verklaring van [slachtoffer 3] niet voor het bewijs gebruikt worden, omdat zij later heeft verklaard dat zij verdachte vals heeft beschuldigd. Tot slot dient verdachte te worden vrijgesproken van het medeplegen, nu het dossier evenmin bewijs bevat dat verdachte en [slachtoffer 3] het tenlastegelegde samen hebben begaan. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de zaak aan te houden om nader onderzoek te doen naar de letsels van [slachtoffer 2] .
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit het dossier kan worden afgeleid dat [slachtoffer 2] op 20 mei 2016 in de avonduren werd binnengebracht op de spoedeisende hulp van het Slingeland ziekenhuis in Doetinchem. Door de dienstdoende kinderarts werd vastgelegd dat [slachtoffer 2] onder de blauwe plekken zat. Uit het door het NFI uitgevoerde medisch forensisch onderzoek komt naar voren dat bij [slachtoffer 2] op 21 mei 2016 diverse letsels zijn vastgesteld rond de ogen, in en rondom het linkeroor, op de wangen, op het voorhoofd, op het behaarde hoofd, aan de kin, in de hals en in de nek. Op 23 mei 2016 zijn bij een nader onderzoek letsels waargenomen die eerder nog niet zichtbaar waren, te weten aan het rechteroor, op het voorhoofd, op het onderbeen en op de onderrug.
Ten aanzien van de bij [slachtoffer 2] op de wangen, op de oren en rondom de kin aangetroffen letsels wordt door het NFI opgemerkt dat dit relatief ongebruikelijke locaties zijn als de letsels een accidentele toedracht zouden hebben (het gevolg zouden zijn van een ongeval).
Door het NFI zijn twintig letsels geteld, die hoeveelheid wordt door het NFI, mede gelet op de genezingsduur van blauwe plekken op de kinderleeftijd, als groot aangemerkt.
Er zijn geen verklaringen aangetroffen die het gehele letselbeeld kunnen verklaren. De letsels zijn op basis van de kleur niet nader te dateren dan dat ze waarschijnlijk jonger waren dan 14 dagen tijdens het constateren op 23 mei 2016, waarbij een ontstaan vanaf 9 mei 2016 overwogen moet worden.
Het NFI concludeert dat het gehele letselbeeld bij [slachtoffer 2] op 21 en 23 mei 2016 door de hoeveelheid letsels, de locaties van sommige letsels en de vorm van de letsels (specifiek de krasverwondingen in de hals) veel waarschijnlijker is bij één of meer niet-accidentele krachtsinwerkingen passen, dan bij één of meer accidentele krachtsinwerkingen (ongevallen).
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat, gezien de hoeveelheid geconstateerde letsels die op verschillende momenten aan [slachtoffer 2] zijn toegebracht, en de ernst en locaties daarvan, [slachtoffer 2] letsels heeft opgelopen doordat hij meerdere malen is mishandeld. Daarbij merkt de rechtbank op dat het medisch forensisch onderzoek ook inhoudt dat de letsels aan het voorhoofd en onderbeen kunnen passen bij een accidentele krachtinwerking (een ongeval of doordat [slachtoffer 2] dat letsel bij zichzelf heeft toegebracht), zodat naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van die letsels niet is komen vast te staan dat die door mishandeling zijn ontstaan.
Het NFI heeft onderzoek en nader onderzoek gedaan naar verklaringen die verdachte en [slachtoffer 3] tijdens de verhoren door de politie voor het ontstaan van het letsel hebben gegeven, waaronder het door verdachte geschetste scenario dat [slachtoffer 2] de letsels bij zichzelf heeft toegebracht. Op grond van die onderzoeken en het onderzoek van de politie naar aanleiding van die verklaringen, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden dat de letsels een andere oorzaak dan mishandeling kunnen hebben. De rechtbank verwerpt dat verweer van de raadsvrouw.
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden wie de letsels aan [slachtoffer 2] heeft toegebracht. Het Openbaar Ministerie heeft (vooralsnog) verdachte aangewezen als degene die de letsels heeft veroorzaakt. De officier van justitie heeft op de terechtzitting opgemerkt dat ook [slachtoffer 3] , de moeder van [slachtoffer 2] , door het Openbaar Ministerie officieel als verdachte wordt gezien, maar zij is (nog) niet gedagvaard.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier simpelweg niet blijkt wie (verdachte, [slachtoffer 3] of zij samen), op welk moment, welk letsel aan [slachtoffer 2] heeft (of hebben)toegebracht. Verdachte en [slachtoffer 3] hebben ontkend en er zijn geen directe getuigen van de feitelijke mishandelingen. [slachtoffer 3] heeft in eerste instantie bij de politie verklaard dat verdachte het letsel aan [slachtoffer 2] moet hebben toegebracht. Zij heeft echter niet verklaard getuige te zijn geweest van de mishandelingen. Bovendien komt zij later op die verklaringen terug en verklaart zij dat verdachte het niet heeft gedaan. [slachtoffer 3] wijst in haar verklaringen weliswaar een tijdsperiode van een uur aan op de avond van 20 mei 2016 waarop, naar ook overigens op grond van het dossier kan worden vastgesteld, verdachte alleen met [slachtoffer 2] in de woning was, het dossier biedt naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat in die periode letsels zijn ontstaan.
Nu ook het medisch forensisch onderzoek geen uitsluitsel biedt over de vraag wanneer de letsels precies zijn ontstaan, waardoor niet valt vast te stellen wie op het moment van ontstaan van de letsels bij [slachtoffer 2] was, bevat het dossier onvoldoende objectief bewijs bevat op grond waarvan de rechtbank verdachte als (mede)dader kan aanwijzen.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 en 3 van parketnummer 05/860413-16 tenlastegelegde.
Gelet op deze beslissing behoeven (de overigens door) de verdediging gevoerde verweren geen bespreking, nu de verdediging daarbij geen belang meer heeft.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feit 1 van parketnummer 05/860413-16 en het primaire feit van parketnummer 05/800015-18. De officier van justitie heeft ter terechtzitting de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van (poging tot zware) mishandeling van [slachtoffer 3] (de zaak met parketnummer 05/800015-18) heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. Verdachte heeft slechts de arm van [slachtoffer 3] gefixeerd om te voorkomen dat ze zichzelf iets aan zou doen. Verdachte heeft geen letsels bij [slachtoffer 3] toegebracht, dat heeft zij zelf gedaan. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de zaak aan te houden om nader onderzoek te doen naar de letsels van [slachtoffer 3] .
De bedreiging van [slachtoffer 1] (feit 1 van de zaak met parketnummer 05/860413-16) kan naar de volgens de verdediging wettig en overtuigend worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer 05/860413-16, bedreiging [slachtoffer 1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 432;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 juni 2019.
Parketnummer 05/800015-18 (poging tot zware) mishandeling van [slachtoffer 3] :
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij op 23 december 2017 in haar woning in Varsseveld was. Ze kreeg ruzie met verdachte. [2] Verdachte pakte haar aan de haren vast en trok haar de slaapkamer in. Hij duwde haar voorover op het bed. Verdachte gaf haar een knietje in haar rug. Zij schreeuwde dat hij moest stoppen, omdat hij haar pijn deed. Verdachte stompte haar in de buik. Hij deed dat met zijn tot vuist gebalde hand en hij deed het met opzet en kracht. Zij kreeg even geen lucht en viel achterover op bed. Dat was het moment dat verdachte haar met beide handen bij haar keel greep. Hij stond toen voorover gebukt om bij haar keel te kunnen. Hij had zijn armen recht en drukte met zijn hele lichaam. Zij kreeg geen lucht en dacht dat ze stikte. Zij voelde dat verdachte met opzet en met kracht nog een schop in haar rug gaf. Aangeefster wilde naar beneden lopen om weg te komen. Zij voelde dat ze een trap tegen haar voeten aan kreeg toen zij net van de trap wilde gaan. Zij viel van de trap. De benen schoten onder haar weg en ze stuiterde op haar billen van de trap af. In de keuken werd zij nog meerdere malen hard geschopt en geslagen in haar gezicht. Haar hele lichaam doet pijn. [3]
De letselrapportage houdt in dat bij [slachtoffer 3] op 23 december 2017 net onder de buitenste ooghoek van het rechteroog een rode verkleuring van de huid, passend bij een bloeduitstorting, zichtbaar is. Op de neusrug zit met name aan de linkerzijde een beetje roodheid en een geringe zwelling, passend bij een kneuzing. Aan de binnenzijde van de bovenlip zit in het midden een kleine oppervlakkige barstwond. Achter het linkeroor, direct achter de oorlel, zit een vlekkerig blauwe verkleuring, passend bij een bloeduitstorting. Aan de achterzijde van het hoofd op de achterhoofdsknobbel zit een voelbare zwelling, passend bij een kneuzing. In de hals zitten vele kleine bloeduitstortingen en enkele oppervlakkige schaafwonden. Aan de linkerzijde zitten de plekken wat meer verspreid aan de voorzijde. Aan de achterzijde zitten links net onder de haargrens enkele rood paarse huidverkleuringen, passend bij een bloeduitstorting. Aan de onderzijde van de (rechter)kaaklijn zit een rood-paarse huidverkleuring passend bij een bloeduitstorting. Aan de rechterzijde van de hals achter de middenlijn zitten enkele rode horizontale verlopende verkleuringen. Aan de voorzijde van de romp zit in het midden net onder de borst een iets rode vlek, passend bij een kleine bloeduitstorting. Op de rug laag rechts zitten een drietal streepvormige rode huidverkleuringen, passend bij oppervlakkige schaafverwondingen. Ook heeft [slachtoffer 3] pijn bij palpatie laag op de rug, ter hoogte van de staartwervel. Verder geeft [slachtoffer 3] pijn in het midden van beide billen aan. [4]
De meeste letsels passen bij de beschreven toedracht (een mishandeling door verdachte),kort voor de beoordeling ontstaan. Vermoedelijk herstel van de letsels is 1 tot 2 weken. Blijvend letsel wordt niet verwacht. Gezien het aantal vermoedelijke bloeduitstortingen en de verschillende plaatsen waar het letsel zich bevindt, is de verwachting niet dat [slachtoffer 3] de letsels zelf heeft toegebracht. De letsels kunnen passen bij meervoudig in contact komen met botsend geweld zoals stoten, vallen of in aanraking komen met een hard voorwerp. De beschreven toedracht en letsel kunnen bij elkaar passen. [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer 3] op dat moment zijn vriendin was. [6]
Gelet op de aangifte van [slachtoffer 3] en de medische gegevens betreffende [slachtoffer 3] , is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 3] letsel heeft toegebracht door haar aan de haren te trekken, haar meermalen te slaan en te schoppen, een knietje te geven, bij de keel te pakken en gepakt te houden. Bovendien heeft verdachte [slachtoffer 3] geschopt op het moment dat zij van de trap wilde lopen, met als gevolg dat zij op haar billen van de trap is gegleden.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of het geweld dat verdachte gebruikte een poging tot zware mishandeling oplevert. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar lichaamsdeel vormt en dat het dichtdrukken en het dichtgedrukt houden van de keel, zwaar lichamelijk letsel kan opleveren. In de onderhavige zaak blijkt uit het dossier niet, althans onvoldoende, hoe hard verdachte de keel heeft dichtgedrukt en hoe lang hij de keel dichtgedrukt heeft gehouden, zodat onduidelijk is of de kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel aanwezig was. Ook de letselbeschrijving geeft op dit punt geen uitsluitsel. Gelet op deze onduidelijkheid is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een poging tot zware mishandeling en dient verdachte van het primair ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de subsidiair ten laste gelegde mishandeling heeft begaan.
De door verdachte geschetste alternatieve lezing dat [slachtoffer 3] het letsel bij zichzelf zou hebben veroorzaakt en dat verdachte [slachtoffer 3] alleen heeft vastgepakt om te voorkomen dat zij zichzelf iets zou aandoen, wordt naar het oordeel van de rechtbank weersproken door de inhoud van de medische gegevens en de waarneming van een buurvrouw dat er werd geschreeuwd en met deuren werd geslagen en dat zij verdachte “je moet je kankersmoel houden” heeft horen roepen. [7]
Het verweer van de raadsvrouw als ook het verzoek tot aanhouding wordt dan ook verworpen.

4.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 van parketnummer 05/860413-16 en het onder subsidiair van parketnummer 05/800015-18 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/860413-16
hij op
of omstreeks16 maart 2016 te Doetinchem [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een sms bericht aan die [slachtoffer 1] gezonden met de tekst:
"Lekker bezig ben je weer. Als je denkt dat je hiermee iets bereikt dan heb je het mis. Wat je wel ermee bereikt hebt, kom ik je tegen dan heb je een enorm probleem. Zo groot zelfs dat je dit jezelf nooit meer kan vergeven. Ps je zal nooit winnen en we zullen jou en je dierbaren
krijgen, daar kan je van op aan lelijke vettige sompige kankerhoer, jij verdient niks dan ellende en dat zul je krijgen ook!. Mijn netwerk is ingelicht over jou dus maak je borst maar nat!. Als ik je tegen kom dan ga je eraan, zelfde geldt voor al je dierbaren kankersnol! Ik hoop dat je wegrot aan de kanker en liefst vandaag nog!!. Dood is het enigste wat goed voor je is, en je zal de rest van je leven boeten hiervoor, daar kan je van op aan!. Je hebt ook geen idee wat voor ellende je nu op de hals gehaald hebt maar dat merk je vanzelf wel, we gaan net zolang door tot dat je in een kist ligt!. Achterlijke kankerhoer!";
Parketnummer 05/800015-18
hij op
of omstreeks23 december 2017 te Varsseveld,
althans in Nederland,zijn levensgezel, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 3]
- bij haar haren te pakken en haar de slaapkamer in te trekken en
/of
- op het bed te duwen door haar een zogenoemd knietje in de rug te geven en
/of
- te
slaan en/ofstompen in de buik,
althans tegen het lichaamen
/of
- bij de keel te pakken en de keel dicht te drukken en/of dicht te houden (waardoor die [slachtoffer 3] niet kon ademen) en
/of
- te trappen
en/of schoppenin de rug,
althans tegen het lichaamen
/of
- te slaan en/of stompen in het gezicht en/of tegen het hoofd en
/of
- tegen haar voeten te schoppen, waardoor zij van de trap is gevallen.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/860413-16
Ten aanzien van feit 1:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Parketnummer 05/800015-18
Ten aanzien van subsidiair:
Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandeling bij Transfore en een contactverbod met [slachtoffer 3] en een taakstraf ter hoogte van 200 uren subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om een voorwaardelijke straf op te leggen in de vorm van een taakstraf en eventueel de door de reclassering voorgestelde voorwaarden met een proeftijd van één jaar.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie van 3 mei 2019 en een voorlichtingsrapportage van Tactus verslavingszorg van 18 juni 2019.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn partner en een forse bedreiging van de moeder van zijn partner. De mishandeling heeft bij [slachtoffer 3] aanzienlijk letsel en pijn veroorzaakt. Beide feiten hebben geleid tot gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers. De rechtbank vindt dat er sprake is van ernstige feiten.
Uit het uittreksel justitiële documentatie over verdachte van 3 mei 2019 blijkt dat verdachte niet recentelijk is veroordeeld voor geweldsfeiten. Verder houdt de rechtbank rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het door de reclassering opgestelde rapport van 18 juni 2019. Uit dat advies komt naar voren dat verdachte een gering delictverleden heeft, waardoor er geen patroon in delicten kan worden vastgesteld. Sinds april 2017 loopt verdachte in een schorsingstoezicht, met als doel nader te onderzoeken wat verdachte nodig heeft aan begeleiding of behandeling op het gebied van middelengebruik en trauma’s. Na een onrustige start verloopt dit toezicht al langere tijd naar behoren. Verdachte kan worden omschreven als een kwetsbare man die makkelijk beïnvloedbaar is en geneigd is over zijn eigen grenzen te gaan. Zo is hij geneigd in de slachtofferrol te schieten en zich passief op te stellen, waardoor veel situaties hem lijken te overkomen. Het recidiverisico is laag. Vanaf begin 2018 volgt verdachte, in het kader van het opgelegde schorsingstoezicht, een ambulant behandeltraject bij Transfore, waar deze thema’s worden behandeld. Deze behandeling verloopt naar behoren. Verdachte externaliseert minder en er ontstaat meer zelfinzicht, echter is de gedragsverandering nog erg kwetsbaar. Voortzetting van de behandeling wordt door de behandelaar wenselijk geacht. Binnen het schorsingstoezicht is onderzoek gedaan naar welke begeleiding/ behandeling voor verdachte het meest wenselijk is. Deze behandeling is ingezet en verloopt momenteel naar behoren, echter wordt het door de toezichthouder en de behandelaar wenselijk geacht dat het reclasseringstoezicht wordt voortgezet om verdachte nog weerbaarder te maken en de gedragsverandering die binnen de behandeling is ingezet, te verduurzamen. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandeling op te leggen.
Gelet op het feit dat sprake is van relationeel geweld en een bedreiging in de familiaire sfeer, gelet op de impact van deze feiten op de slachtoffers, het tijdsverloop en het feit dat verdachte inmiddels al anderhalf jaar in het kader van het schorsingstoezicht aan zijn problemen werkt, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf ter hoogte van veertig uren subsidiair twintig dagen vervangende hechtenis passend en geboden is. Van de taakstraf wordt afgetrokken de dagen die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, tegen de maatstaf van twee uren per dag voorlopige hechtenis. Aan het voorwaardelijke strafdeel zullen de geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden. De rechtbank zal geen contactverbod als bijzondere voorwaarde aan verdachte opleggen, zoals door de officier van justitie geëist, nu uit het reclasseringsrapport niet kan worden afgeleid dat daartoe noodzaak bestaat.
De rechtbank heeft een lagere straf opgelegd dan door de officier van justitie geëist, hetgeen het gevolg is van de vrijspraak van de feiten 1 en 2 en een andere, lichtere kwalificatie van feit 3.
8a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 1 van parketnummer 05/800015-18 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.298,97, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2017 en met het verzoek de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade tot een bedrag van € 750,- voor toewijzing vatbaar is. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. De materiële schade dient eveneens niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu deze vordering niet eenvoudig van aard is voor afdoening in het strafproces.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren in verband de bepleite vrijspraak. Bovendien ontbreekt het causaal verband tussen de schade en de bewezenverklaarde feiten.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade van € 9,69 aan reiskosten, voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde feit dat deze aan hem als gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2017. Wat betreft de kosten van het eigen risico als gevolg van herstel van het gebit en de opname in een crisesopvang , zal de vordering van de benadeelde partij worden afgewezen nu op geen enkele manier is komen vast te staan dat deze schade als gevolg van de mishandeling is ontstaan.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat sprake is van een ernstig feit en schending van de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 3] . De immateriële schade staat in zodanig verband met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, is de rechtbank gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid van oordeel dat een immateriële schadevergoeding van € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, voor toewijzing vatbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat in totaal een bedrag van € 509,69 aan de benadeelde partij kan worden toegekend.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10. De beslissing

De rechtbank:
 verklaart niet bewezen dat verdachte de feiten 2 en 3 onder parketnummer 05/860413-16 en het primaire feit onder parketnummer 05/800015-18 heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 4, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 5;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken;
  • bepaalt, dat deze gevangenisstraf,
  • de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
o zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
o zich uiterlijk binnen 5 dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij zijn toezichthouder mevrouw Janssen, reclasseringswerker binnen Tactus Reclassering op het adres Frielinkstraat 3 te Doetinchem. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
o zich onder behandeling zal stellen van Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zo lang de behandelaar en de reclassering dit nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
o stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
o stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde verdachte tot een
taakstrafvan
40 (veertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 van parketnummer 05/860413-16 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 3], van een bedrag van
€ 509,69 (vijfhonderd negen euro en negenenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering; wijst af hetgeen meer is gevorderd
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 3] , een bedrag
te betalen van € 509,69 (vijfhonderd negen euro en negenenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 10 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. Bertens (voorzitter), mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. I.C.E. Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Hoesstee-ter Haar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 juli 2019.
Mr. Draisma is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs met betrekking tot parketnummer 05/860413-16 is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] , inspecteur van de politie eenheid Oost-Nederland, team recherche Noord- en Oost-Gelderland, onderzoek RADIO, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016248760, gesloten op 3 augustus 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 5.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 6.
4.Letselrapportage GGD Noord- en Oost-Gelderland, p. 75.
5.Letselrapportage GGD Noord- en Oost-Gelderland, p. 76.
6.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 juni 2019.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 25.