ECLI:NL:RBGEL:2019:2968

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 juni 2019
Publicatiedatum
4 juli 2019
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4753
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag woningaanpassingen op basis van Wmo 2015 wegens gebrek aan medische objectiviteit

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 27 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe. Eiser had een aanvraag ingediend voor woningaanpassingen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), omdat hij zich overgevoelig voelde voor elektromagnetische straling en chemische stoffen. De aanvraag werd door verweerder afgewezen, omdat er volgens het medisch advies van Sciopeng geen medisch erkende aandoeningen waren vastgesteld en er geen objectieve noodzaak voor de gevraagde voorzieningen kon worden aangetoond. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het onderzoek van Sciopeng te beperkt was, omdat het enkel gericht was op aantoonbare medische beperkingen op basis van ziekte of gebrek. De rechtbank oordeelde dat deze maatstaf niet juist was en dat er onvoldoende was gekeken naar de beperkingen in de zelfredzaamheid van eiser. De deskundige die door de rechtbank was benoemd, concludeerde dat eiser wel degelijk beperkingen ondervond in zijn participatie, maar dat de gewenste woningaanpassingen niet onder de definitie van participatie vielen volgens de Wmo 2015. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, omdat de aanvraag om woningaanpassingen terecht was afgewezen op basis van het ontbreken van een compensatieplicht.

De rechtbank heeft verder bepaald dat verweerder het griffierecht aan eiser moet vergoeden en verweerder is veroordeeld in de proceskosten van eiser. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van aanvragen op basis van de Wmo 2015, waarbij niet alleen medische objectiviteit, maar ook de bredere context van zelfredzaamheid en participatie in aanmerking moet worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 17/4753

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2019

in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N.J.C. van Dorsselaer-Spapen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe (voorheen: gemeente Neerijnen), te Geldermalsen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 2 mei 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een maatwerkvoorziening in de vorm van woningaanpassingen en vervoer op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) afgewezen.
Bij besluit van 24 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 maart 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. Eker.
Het onderzoek is door de rechtbank ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen een nieuw onderzoek te laten uitvoeren naar eisers klachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen in zijn zelfredzaamheid en/of participatie. Hiertoe heeft verweerder Ergatis B.V. te Nijmegen ingeschakeld. Ergatis heeft het onderzoek voortijdig beëindigd vanwege het problematische verloop van het onderzoekstraject. Vervolgens heeft de rechtbank psychiater J. Bank-Contant, werkzaam bij WPEX te Amersfoort, als deskundige benoemd om dit onderzoek uit te voeren. Deze deskundige heeft op 21 februari 2019 rapport uitgebracht.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld op dit rapport te reageren. Partijen hebben hiervan gebruik gemaakt.
Omdat geen van beide partijen desgevraagd heeft aangegeven een nadere zitting te wensen heeft de rechtbank het onderzoek op 5 juni 2019 gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Eiser woont sinds 2014 in een eengezinswoning in [woonplaats] . Eiser claimt vanwege overgevoeligheid voor elektromagnetische straling (EHS) en chemische stoffen (MCS) verschillende gezondheidsklachten, zoals hoofdpijn, steken in de vingers, uitgedroogde huid, wisselende gewrichtsklachten, oorsuizingen, haaruitval en darmklachten. Hij heeft zelf enkele maatregelen in de woning getroffen ter vermindering van de overlast door de elektromagnetische straling en chemische stoffen. Die zijn volgens eiser niet afdoende. Om zich in de woning beter te beschermen tegen de blootstelling aan elektromagnetische straling en chemische stoffen heeft eiser aan verweerder verzocht om diverse woningaanpassingen (voorzieningen). Hij verwacht dat zijn klachten door EHS en MCS door deze woningaanpassingen zullen afnemen. Daarnaast heeft eiser verzocht om een vergoeding voor een eigen auto of een regiotaxipas omdat hij door EHS en MCS niet met het openbaar vervoer kan reizen.
2. Verweerder heeft de aanvraag ter advisering voorgelegd aan arts/medisch adviseur E. Leenman van Sciopeng. Het medisch advies van Sciopeng is neergelegd in het rapport van
14 april 2017. De conclusie van dit medisch advies is dat er bij eiser geen medisch erkende aandoeningen zijn vastgesteld en er geen medisch objectiveerbare noodzaak voor de gevraagde voorzieningen kan worden vastgesteld. Daarbij is opgemerkt dat EHS en MCS in de Nederlandse medische beroepsgroep niet tot de algemeen erkende diagnoses behoren.
3. Met inachtneming van dit advies heeft verweerder bij het primaire besluit de maatwerkvoorziening in de vorm van woningaanpassingen en vervoer afgewezen. Het bezwaar van eiser, dat alleen is gericht tegen de afwijzing van de woningaanpassingen, is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat het medisch advies van Sciopeng zorgvuldig is en geen concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan. Eiser heeft geen contra-expertise laten verrichten of andere (medische) gegevens in het geding gebracht op grond waarvan aan de resultaten van het onderzoek van Sciopeng moet worden getwijfeld. Uit het advies van Sciopeng volgt dat zowel de ziekte (de lichamelijke en psychische klachten) van eiser als de beperkingen die daaruit voortvloeien niet objectief zijn vast te stellen. Nu eiser geen objectief vast te stellen beperkingen ervaart in de zelfredzaamheid of participatie bestaat er voor verweerder geen compensatieplicht op grond van de Wmo 2015, aldus verweerder.
4. Eiser stelt dat hij in zijn woning lichamelijke en psychische klachten ervaart omdat hij EHS en MCS heeft. Daardoor heeft hij beperkingen in zijn zelfredzaamheid. Hij meent dat hij hierdoor geïndiceerd is voor de gevraagde aanpassingen van zijn woning. Door deze aanpassingen zal hij immers worden gecompenseerd in zijn beperkingen.
Eiser betwist de zorgvuldigheid en de inhoudelijke juistheid van het Sciopeng advies. Het onderzoek van de medisch adviseur is onzorgvuldig omdat eiser niet lichamelijk is onderzocht ondanks dat er sprake is van lichamelijke klachten. De medisch adviseur had los van de gestelde oorzaak van de klachten, zelfstandig onderzoek moeten doen naar de klachten en beperkingen van eiser. Dat onderzoek was mogelijk, maar is ten onrechte niet uitgevoerd. Daaraan doet niet af dat EHS een moeilijk objectiveerbare aandoening is. Eiser heeft verwezen naar verschillende publicaties over EHS, waaruit het bestaan van deze aandoening objectief blijkt. Eiser stelt verder dat de conclusie van verweerder op basis van het onderzoek van de medisch adviseur ondeugdelijk is gemotiveerd, omdat enkel gesteld wordt dat er geen medisch objectiveerbare aandoening is en dus de gevraagde voorziening afgewezen moet worden. Medische objectiveerbaarheid van de beperking is geen vereiste voor het toekennen van een maatwerkvoorziening. De doelgroep van de Wmo 2015 is niet beperkt tot personen die ten gevolge van ziekte of gebrek aantoonbare beperkingen hebben, maar is uitgebreid tot de ruimere groep van mensen die gelet op de kenmerken van de persoon beperkingen in hun zelfredzaamheid of maatschappelijke participatie ondervinden.
Ter onderbouwing van zijn standpunt dat zijn beperkingen en klachten door EHS en MCS wel objectiveerbaar zijn, heeft eiser in beroep aanvullende informatie ingediend, waaronder een medische rapportage van 11 november 2017 van verzekeringsarts M. Buurman in opdracht van Werkzaak Rivierenland.
5. Op grond van het bepaalde in artikel 2.3.5, derde lid van de Wmo 2015, gelezen in samenhang met artikel 8 Verordening maatschappelijke ondersteuning Neerijnen 2015, verstrekt verweerder een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van verweerder niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 van de Wmo 2015 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
6. Ter uitvoering van zijn onderzoeksplicht van artikel 2.3.2 van de Wmo 2015 heeft verweerder aan Sciopeng verzocht om een medisch advies uit te brengen. Op grond van zijn onderzoek heeft de medisch adviseur van Sciopeng vastgesteld dat er geen sprake is van medisch erkende aandoeningen en dat (hierdoor) geen medisch objectiveerbare noodzaak voor de gevraagde maatwerkvoorziening (woningaanpassingen) kan worden vastgesteld.
7. In artikel 1.2.1, aanhef en onder a van de Wmo 2015 is -voor zover hier van belang- bepaald dat voor een maatschappelijke ondersteuning in aanmerking komt degene die in verband met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie ondervindt. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is de groep van personen die in aanmerking kan komen voor maatschappelijke ondersteuning niet beperkt tot personen die beperkingen ondervinden in hun zelfredzaamheid als gevolg van ziekte of gebrek. [1] Deze jurisprudentie is weliswaar gevormd onder de Wmo, maar de gelet op de tekst van de hierboven vermelde bepaling heeft deze jurisprudentie zijn gelding behouden onder de Wmo 2015.
8. De rechtbank stelt vast dat het onderzoek van Sciopeng op basis waarvan verweerder het bestreden besluit heeft genomen, beperkt is gebleven tot de vraag of sprake is van aantoonbare medische beperkingen op grond van ziekte of gebrek. Daarmee heeft verweerder een onjuiste maatstaf aangelegd, zodat dat besluit niet in stand kan blijven. De enkele conclusie dat bij eiser geen sprake is van aantoonbare (objectieve) medische beperkingen op grond van ziekte of gebrek, kan niet leiden tot het oordeel dat eiser niet in aanmerking kan komen voor een maatwerkvoorziening ingevolge de Wmo 2015. Daardoor is immers niet beoordeeld of eiser beperkingen ondervindt in zijn zelfredzaamheid doordat hij, zoals hij stelt, zijn woning niet op een normale manier kan gebruiken. Evenmin is beoordeeld of de gestelde beperkingen voortkomen uit andere oorzaken. Dit terwijl in de gedingstukken voldoende objectieve aanwijzingen zijn voor het bestaan van psychische klachten bij eiser.
9. Gelet hierop is het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd, zodat het in strijd is met het bepaalde in de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is hierdoor gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd.
10. De rechtbank ziet echter gelet op het rapport van de door haar benoemde deskundige aanleiding de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand te laten. Uit dat rapport blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de aanvraag om een maatwerkvoorziening in de vorm van woningaanpassingen terecht is afgewezen vanwege het ontbreken van een compensatieplicht op grond van de Wmo 2015. Daartoe wordt als volgt overwogen.
11. De deskundige (een psychiater) heeft in opdracht van de rechtbank een onafhankelijk onderzoek gedaan naar eisers klachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen in zijn zelfredzaamheid en/of participatie in het maatschappelijke verkeer. Daarbij heeft de deskundige de door de rechtbank geformuleerde concrete onderzoeksvragen beantwoord.
Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige kan volgen, indien de door deze deskundige gebezigde motivering hem overtuigend voorkomt. [2] De deskundige heeft alle medische stukken beoordeeld, heeft eiser onderzocht en heeft uitvoerig en overtuigend haar standpunt gemotiveerd. Haar rapport voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarde. Er zijn daarom geen omstandigheden die aanleiding geven het rapport van de deskundige niet te volgen.
12. Wat eiser met de onderhavige aanvraag wil bereiken zijn woningaanpassingen door elektromagnetische straling werende en chemische stoffen werende materialen aan te brengen in zijn woning. Dit lijken vrij ingrijpende maatregelen. Uit het advies van de deskundige blijkt dat er bij eiser inderdaad beperkingen zijn in de participatie voortkomend uit DSM-5 problematiek (een somatisch symptoomstoornis). Volgens de deskundige heeft eiser meerdere lichamelijke klachten waar hij onder lijdt en die voor hem het dagelijks leven in significante mate verstoren. Daarnaast heeft hij disproportionele en persisterende gedachten over de ernst van zijn klachten en besteedt hij excessief veel tijd en energie aan zijn klachten en aan de zorgen over zijn gezondheid. Hierdoor is eiser volgens de onderzoeker beperkt in het sociaal functioneren in het dagelijks leven. In zoverre valt eiser dus binnen de reikwijdte van de Wmo 2015. Echter, participeren gaat om deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. De door eiser gewenste aanpassingen van de woning vallen naar het oordeel van de rechtbank niet onder participatie en kunnen dus op deze grond niet aan hem worden verstrekt vanuit de Wmo 2015. Volgens de deskundige heeft eiser geen beperkingen in de zelfredzaamheid. Zij vindt dat eiser zonder verdere ondersteuning, met de reeds door hem getroffen maatregelen, redelijk kan functioneren in zijn woning. Hierdoor ziet de rechtbank ook vanuit het oogpunt van zelfredzaamheid geen aanknopingspunten voor toekenning van de door eiser gewenste woningaanpassingen vanuit de Wmo 2015.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.280,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na verslag deskundigenonderzoek, met een waarde per punt van € 512, - en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 24 juli 2017;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht groot € 46,- aan hem vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 1.280,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Klein Egelink, rechter, in tegenwoordigheid van mr. H. Siragedik, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 27 juni 2019
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 1 december 2010, LJN:BO5997.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 16 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1467.