ECLI:NL:RBGEL:2019:2967

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juni 2019
Publicatiedatum
4 juli 2019
Zaaknummer
05/840875-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 17 juni 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie verdachten, waaronder [verdachte], die beschuldigd werden van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. De feiten vonden plaats op 11 november 2018 in Kerkdriel, waar de verdachten betrokken waren bij een gewelddadige confrontatie met twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Tijdens deze confrontatie heeft [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waaronder een gebroken enkel en een gebroken kaak, waarvoor hij twee operaties moest ondergaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten gezamenlijk en in vereniging geweld hebben gepleegd, wat resulteerde in de veroordeling van [verdachte] tot een taakstraf van 200 uur en een schadevergoeding van € 3.249,52 aan [slachtoffer 1]. De rechtbank sprak [verdachte] vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar achtte de subsidiaire tenlastelegging van openlijke geweldpleging bewezen. De rechtbank overwoog dat er sprake was van een significante bijdrage van [verdachte] aan het openlijke geweld, en dat de feiten plaatsvonden op een openbare weg, zichtbaar voor omstanders. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij geen strafblad had en bereid was de schade te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/840875-18
Datum uitspraak : 17 juni 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] (Polen),
z.v.w.o.v.p.h.t.l.,
raadsman: mr. O.N.J. Maatje, advocaat te Zaltbommel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 juni 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 11 november 2018, te Kerkdriel, gemeente Maasdriel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken enkel en/of ernstig gebitsletsel, heeft toegebracht, door
 meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en/of
 meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen de enkel, althans in/op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te trappen en/of te schoppen;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 11 november 2018 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel met een ander of anderen, op of aan, althans zichtbaar vanaf, de openbare weg(en), de "Mgr. Zwijsenplein", althans een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het
 aanvallen van en/of indringen op die [slachtoffer 1] en/of
 vastpakken en/of klemmen van die [slachtoffer 1] (teneinde de ander de gelegenheid te geven op die [slachtoffer 1] in te kunnen laten slaan) en/of
 meermalen, althans eenmaal, (met kracht) slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer 1] en/of
 meermalen, althans eenmaal, (met kracht) trappen en/of schoppen in/op/tegen de enkel, althans het lichaam van die [slachtoffer 1]
meer subsidiair
hij op of omstreeks 11 november 2018, te Kerkdriel, gemeente Maasdriel, een persoon genaamd [slachtoffer 1] heeft mishandeld door ,
 meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en/of
 meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen de enkel, althans in/op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te trappen en/of te schoppen; terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken enkel en/of ernstig gebitsletsel ten gevolge heeft gehad;
Feit 2
ij op of omstreeks 11 november 2018 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel met een ander of anderen, op of aan, althans zichtbaar vanaf, de openbare weg(en), de "Mgr. Zwijsenplein", althans een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer 2] ,
welk geweld bestond uit het
 aanvallen van en/of indringen op die [slachtoffer 2] en/of
 duwen op/tegen de grond van de [slachtoffer 2] (tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] met zijn hoofd tegen de grond is gekomen/gevallen) en/of
 meermalen, althans eenmaal, (met kracht) slaan en/of stompen in/op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of
 meermalen, althans eenmaal, (met kracht) trappen en/of schoppen in/op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2]
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 11 november 2018, te Kerkdriel, gemeente Maasdriel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/althans alleen een persoon genaamd [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
 voornoemde [slachtoffer 2] (met kracht) naar/tegen de grond te duwen/werken (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] met zijn hoofd tegen de grond is gevallen/gekomen) en/of
 voornoemde [slachtoffer 2] in/op/tegen het lichaam te slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 11 november 2018 waren [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] bij restaurant Maestro te Kerkdriel, gemeente Maasdriel. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren hier ook. Toen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] het restaurant verlieten, zijn [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] achter hen aangegaan. [2] Op de openbare parkeerplaats aan het Mgr. Zwijsenplein is vervolgens een ruzie ontstaan. [3] Door de ruzie zijn de enkel en de kaak van [slachtoffer 1] gebroken, waarvoor hij twee operaties heeft moeten ondergaan. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 subsidiair en feit 2 primair.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder feit 1 primair tenlastegelegde. Met betrekking tot de openlijke geweldpleging (feit 1 subsidiair) heeft de raadsman gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar daarbij wel aangevoerd dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een groot aandeel hebben gehad in het ontstaan van het gevecht. Ten slotte stelt de raadsman dat er geen sprake is van openlijk geweld tegen [slachtoffer 2] (feit 2 primair) omdat er geen groepsgeweld is gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 2] zelf ook zegt er niets aan over te hebben gehouden.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat drie mannen
(de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] )naar [slachtoffer 2] , die naar de auto liep, toe renden en hem sloegen. [slachtoffer 2] is hierdoor op de grond gevallen. Hij heeft [slachtoffer 2] wakker moeten maken. Hierna werd [slachtoffer 1] vastgepakt en haalde [medeverdachte 2] richting zijn gezicht uit; [slachtoffer 1] kon de vuist ontwijken. [slachtoffer 1] kreeg vervolgens een trap van één van de mannen en voelde ineens een hevige pijn aan zijn rechterenkel. Hij zag dat zijn enkel in een andere stand stond. Daaropvolgend sloeg [verdachte] met zijn gebalde vuist op de wang van [slachtoffer 1] , waardoor [slachtoffer 1] een hevige pijn voelde in zijn kaak en een kies uit zijn mond was geslagen. [5]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij bij zijn auto ineens werd aangevallen door drie mannen die waren komen aanrennen
(de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] ).[slachtoffer 2] kreeg een duw, verloor zijn evenwicht en viel daardoor met zijn hoofd op de grond. Toen hij weer bij bewustzijn was zag hij dat [slachtoffer 1] naast hem stond en dat hij werd aangevallen. [verdachte] viel [slachtoffer 1] van achter aan en sloeg met zijn vuist op de kaak van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] viel op de grond en werd geschopt. Alle drie de mannen hebben geschopt en geslagen. Volgens [slachtoffer 2] stopten de mannen pas toen [slachtoffer 1] aangaf dat zijn enkel was gebroken. [6]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat [verdachte] contact zocht met de slachtoffers
(de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]). [medeverdachte 1] sloeg/schopte de ene man
(de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] )en [verdachte] sloeg/schopte de man wiens enkel is gebroken
(de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ). [7]
Verdachte heeft verklaard dat hij betrokken was bij het duwen en trekken. [8]
De rechtbank is allereerst van oordeel dat uit het procesdossier volgt dat de enkel van [slachtoffer 1] tijdens de ruzie is gebroken. Evenwel, niet duidelijk is geworden door welke exacte gedraging en door welke persoon of personen de enkel van [slachtoffer 1] is gebroken. Met betrekking tot het gebitsletsel overweegt de rechtbank dat uit de hiervoor vermelde bewijsmiddelen voortvloeit dat dit letsel is ontstaan doordat [verdachte] van achteren een klap heeft gegeven aan [slachtoffer 1] . Voorop staat dat er geen bewijs is dat [verdachte] willens en wetens de kaak van [slachtoffer 1] heeft willen breken door het geven van de klap. Bovendien is de rechtbank er niet van overtuigd dat [verdachte] door het geven van een enkele klap op het hoofd van [slachtoffer 1] van achteren bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] hierdoor zwaar lichamelijk letsel (een gebroken kaak) zou oplopen. Gelet op het voorgaande kan het vereiste opzet op zware mishandeling van zowel de enkel als het gebit van [slachtoffer 1] niet worden bewezen. De rechtbank spreekt verdachte vrij van feit 1 primair.
Vaststaat wel dat op een parkeerplaats aan de Mgr. Zwijsenplein in Kerkdriel een gevecht heeft plaatsgevonden tussen meerdere personen. De rechtbank is van oordeel dat dit geweld openlijk geweld betreft. Van openlijke geweldpleging is sprake bij geweld, gepleegd in vereniging, dat voor derden zichtbaar was of had kunnen zijn. Geweld wordt in vereniging gepleegd als de dader nauw en bewust samenwerkt met één of meer anderen en daarbij zelf een ‘significante of wezenlijke bijdrage' aan de openlijke geweldpleging levert. Deze bijdrage kan onder andere bestaan uit het verrichten van één of meer gewelddadige handelingen.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of [verdachte] aan dit openlijk geweld een significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] een significante bijdrage heeft geleverd aan het openlijke geweld. Zijn bijdrage bestond uit het slaan en schoppen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging van feit 1 en de primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging van feit 2.
Het verweer van de raadsman maakt dit oordeel van de rechtbank niet anders, nu uit het dossier voortvloeit dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] achter [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn aangerend en dat er vervolgens een handgemeen is ontstaan. Verdachte was samen met zijn medeverdachten in de meerderheid. De rechtbank heeft op basis van de wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat deze achtervolging de aanleiding is geweest voor het ontstaan van het gevecht. Temeer nu het geweld direct hierna is gevolgd.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1 subsidiair en feit 2 primair heeft begaan, te weten dat:
Feit 1 subsidiair
hij op
of omstreeks11 november 2018 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel met
een ander ofanderen, op
of aan, althans zichtbaar vanaf,de openbare weg
(en), de "Mgr. Zwijsenplein",
althans een openbare weg,openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het

aanvallen van en/of indringen op die [slachtoffer 1] en/of

vastpakken en/of klemmen van die [slachtoffer 1] (teneinde de ander de gelegenheid te geven op die [slachtoffer 1] in te kunnen laten slaan) en/of

meermalen,eenmaal, (met kracht) slaan
en/of stompen
in/op/tegen het gezicht
/hoofdvan die [slachtoffer 1] en
/of
 meermalen,
althans eenmaal,(met kracht)
trappen en/ofschoppen
in/op/tegen de
enkel, althanshet lichaam van die [slachtoffer 1] .
Feit 2 primair
hij op
of omstreeks11 november 2018 te Kerkdriel, gemeente Maasdriel met
een ander ofanderen, op
of aan, althans zichtbaar vanaf,de openbare weg
(en), de "Mgr. Zwijsenplein",
althans een openbare weg,openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het

aanvallen van en/of indringen op die [slachtoffer 2] en/of
 duwen
op/tegen de grond van de [slachtoffer 2] (tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] met zijn hoofd tegen de grond is
gekomen/gevallen) en
/of
 meermalen,
althans eenmaal, (met kracht)slaan
en/of stompen
in/op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en
/of
 meermalen,
althans eenmaal, (met kracht) trappen en/ofschoppen
in/op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2 primair op:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde van feit 1 en het primair ten laste gelegde van feit 2 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte first offender is, met het aandeel van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de ruzie, met het aanbod van verdachte om [slachtoffer 1] financieel te ondersteunen en met het feit dat verdachte speciaal voor het onderzoek ter terechtzitting naar Nederland is gekomen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 15 april 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur leiden – dat [medeverdachte 1] zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van fysiek geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op de openbare weg. Hij vormde samen met [verdachte] en [medeverdachte 2] een getalsmatige overmacht ten opzichte van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] heeft door aanwending van dit geweld ter plaatse even zijn bewustzijn verloren. [slachtoffer 1] heeft hierdoor zelfs zwaar lichamelijk letsel opgelopen, namelijk een gebroken enkel en een gebroken kaak. Tevens is gebleken dat [slachtoffer 1] zal starten met EMDR therapie om dit trauma te kunnen verwerken. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Gedrag zoals verdachte dat heeft laten zien brengt bovendien gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg in de samenleving. De geweldpleging heeft immers plaatsgevonden op de openbare weg, en uit het dossier blijkt dat er omstanders zijn geweest die dit hebben meegekregen. Tot slot was er een grote hoeveelheid alcohol in het spel. De rechtbank betrekt in zijn oordeel dat verdachte ter zitting uitdrukkelijk heeft kenbaar gemaakt bereid te zijn om de schade van [slachtoffer 1] te vergoeden.
Gezien het voorgaande en het aandeel van [medeverdachte 1] in het openlijk geweld acht de rechtbank oplegging van een taakstraf passend en geboden. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om [medeverdachte 1] te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verdachte geen strafblad heeft. De rechtbank zal de tijd dat verdachte in verzekering heeft doorgebracht in aftrek brengen op de taakstraf.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van in totaal € 3.249,52 (schriftelijk gevorderd een bedrag van € 2.774,97, ter zitting aangevuld met € 474,55 aan materiële schade). Dit bestaat voor € 1.500,00 uit vergoeding voor immateriële schade en voor € 1.749,52 uit vergoeding voor materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, inclusief de wettelijke rente, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat er onvoldoende causaal verband is tussen de gedraging van verdachte en het ontstane letsel bij [slachtoffer 1] , met name ten aanzien van zijn gebroken enkel.
Bovendien is er sprake van eigen schuld aan de zijde van [slachtoffer 1] in het ontstaan van de schade.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van het letsel het volgende. Bewezenverklaard is dat verdachte en zijn mededaders zich schuldig hebben gemaakt aan openlijke geweldpleging; het in vereniging geweld plegen tegen personen. Naar aanleiding van dat groepsgeweld zijn de enkel en de kaak van [slachtoffer 1] gebroken. Gelet hierop is sprake van een voldoende causaal verband tussen de door [slachtoffer 1] geleden schade en het handelen van verdachte. Verdachte is dan ook aansprakelijk voor de schade die [slachtoffer 1] door het geweld heeft geleden.
Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat bij geweldsincidenten met (zwaarder) letsel immateriële schade bij het slachtoffer ontstaat. Voldaan is aan de voorwaarden uit artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. In zoverre komt de rechtbank de vordering tot vergoeding van immateriële schade redelijk voor.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte tot een bedrag van € 3.249,52 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Het gevorderde is tot voornoemd bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen.
De rechtbank zal verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij veroordelen en verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
[verdachte] is met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk voor de door [slachtoffer 1] geleden schade. Hij is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank voorts de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 11 november 2018.
8. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair tenlastegelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstrafgedurende
200 (tweehonderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Ten aanzien van feit 1 de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De rechtbank:
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van € 3.249,52 (drieduizendtweehonderdnegenveertig euro en tweeënvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag
te betalen van€ 3.249,52 (drieduizendtweehonderdnegenveertig euro en tweeënvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 42 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg (voorzitter), mr. Y. van Wezel, mr. C.N. Dijkstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. de Rooij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 juni 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , brigadier van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018530588, gesloten op 24 november 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 3 juni 2019, alsmede proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] p. 10-12 en proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] p. 7.
3.De verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 3 juni 2019, alsmede proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] p. 10-12, proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] p. 7, het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] p. 54 en het stamproces-verbaal p. 1.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] p. 12, alsmede de schriftelijke bescheiden zijnde geneeskundige verklaringen d.d. 12 november 2018, p. 18 en 23 november 2018 (separaat in dossier).
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] p. 11-12.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 7-8.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 59.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 86.