ECLI:NL:RBGEL:2019:2949

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 juni 2019
Publicatiedatum
3 juli 2019
Zaaknummer
05/840382-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging tijdens vechtpartij in Eerbeek

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 juni 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een vechtpartij op 2 juni 2016 in Eerbeek. De verdachte werd beschuldigd van openlijke geweldpleging in vereniging tegen twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met zijn zoon, betrokken was bij een vechtpartij die ontstond tijdens een evenement, de avondvierdaagse. De verdachte heeft verklaard dat hij zijn zoon wilde helpen, die in een conflict was verwikkeld. De rechtbank heeft verschillende getuigenverklaringen overwogen, maar kon niet vaststellen wie als eerste geweld had gebruikt of wat de precieze rol van de verdachte was in de vechtpartij. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot zware mishandeling, maar dat de verdachte wel openlijk geweld had gepleegd. De rechtbank legde een taakstraf op van 60 uur, waarvan 30 uur voorwaardelijk, en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen wegens onvoldoende bewijs van causaal verband. De uitspraak benadrukt de ernst van openlijke geweldpleging en de impact daarvan op de gemeenschap, vooral in het bijzijn van kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840382-17
Datum uitspraak : 28 juni 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte](hierna: verdachte)
geboren op [geboortedatum] 1947 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres]
Raadsman: mr. H. de Boer, advocaat te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen 14 juni 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 02 juni 2016 te Eerbeek, gemeente Brummen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met voormeld oogmerk (meermalen en met kracht) - [slachtoffer 1] in/op/tegen het gezicht heeft gestompt/geslagen en/of aan de/het ha(a)r(en) heeft getrokken en/of op/tegen het lichaam heeft getrapt/geschopt (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) en/of - [slachtoffer 2] in/op/tegen het gezicht heeft gestompt/geslagen en/of op/tegen het lichaam heeft getrapt/geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij op of omstreeks 02 juni 2016 te Eerbeek, althans in de gemeente Brummen, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, [straatnaam] , in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen - [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het (met kracht) stompen/slaan in/op/tegen het gezicht en/of trekken aan de/het ha(a)r(en) en/of (meermalen) trappen/schoppen op/tegen het lichaam (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) - [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het (met kracht) stompen/slaan in/op/tegen het gezicht en/of (meermalen) trappen/schoppen op/tegen het lichaam;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
meer subsidiair
hij op of omstreeks 02 juni 2016 te Eerbeek, althans in de gemeente Brummen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld door het (meermalen en met kracht) - stompen/slaan in/op/tegen het gezicht en/of trekken aan de/het ha(a)r(en) en/of trappen/schoppen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) en/of - stompen/slaan in/op/tegen het gezicht en/of trappen/schoppen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, overeenkomstig een schriftelijk overgelegd requisitoir, gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, te weten de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat, door hen op deze manier te slaan en in het gezicht te schoppen, verdachte de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel op de koop heeft toegenomen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, overeenkomstig een schriftelijk overgelegde pleitnotitie, een bewijsverweer gevoerd ten aanzien van de bestanddelen: ‘medeplegen’, ‘in vereniging’ en ‘zwaar lichamelijk letsel’. Ten aanzien van het medeplegen/in vereniging stelt de raadsman dat geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Uit het dossier blijkt daarnaast niet dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel zoals bedoeld in het overzichtsarrest van de Hoge Raad.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij tijdens de vierdaagse in Eerbeek op 2 juni 2016 op zoek was naar de familie [slachtoffer 1] omdat hij boos op ze was en ze wilde aanspreken. Vervolgens zag hij dat zijn zoon met een groep mensen in gevecht was en wilde hem helpen. Hij heeft [slachtoffer 2] bij zijn shirt gepakt en hem een klap gegeven. [2] Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 2] een flinke dreun heeft gegeven en dat het mogelijk is dat hij [slachtoffer 1] in het heetst van de strijd heeft geraakt. Dat laatste weet hij niet precies meer, maar het is goed mogelijk omdat hij op dat moment erg wild was. [3]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte, zijn vader, aan kwam rennen op zijn slippers. [4] Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte zijn zoon aan het helpen was en dat er over en weer schoppende en slaande bewegingen werden gemaakt. Ook werd er aan armen getrokken. Vanuit de familie [slachtoffer 1] waren er vijf personen bij de vechtpartij betrokken. [5] Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij niet heeft gezien hoe het gevecht is begonnen, maar dat er 10 tot 15 personen aan het vechten waren. [6]
Bewijsoverwegingen
Op basis van alle zich in het dossier bevindende verklaringen kan niet zondermeer vastgesteld worden hoe de vechtpartij precies is ontstaan en wie als eerste heeft geslagen. Wat wel vast staat is dat er op 2 juni 2016 op de [straatnaam] in Eerbeek tijdens of na de avondvierdaagse een vechtpartij heeft plaatsgevonden waarbij enerzijds verdachte en [medeverdachte 1] betrokken waren en anderzijds meerdere leden van de familie [slachtoffer 1] en dat verdachte op de vechtpartij is afgerend omdat hij zijn zoon wilde helpen. Wat door wie tijdens die vechtpartij is gedaan kan evenmin zondermeer worden vastgesteld. De rechtbank stelt vast dat verschillende getuigen verschillend verklaren over de oorsprong en afloop van de vechtpartij. Bij de waardering van de verschillende verklaringen kan de rechtbank niet heen om het feit dat sprake is van een al jaren durende vete tussen twee families in een betrekkelijk kleine gemeenschap. Dat daardoor twee kampen zijn ontstaan blijkt uit de verklaringen van verschillende getuigen.
Poging tot zware mishandeling
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 2] een ‘dreun’ heeft verkocht en dat hij mogelijk [slachtoffer 1] in het heetst van de strijd heeft geraakt. De zich in het dossier bevindende getuigenverklaringen wisselen sterk over de precieze geweldshandelingen die door verdachte zouden zijn verricht. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is vast komen te staan dat verdachte opzet had, al dan niet in voorwaardelijke vorm, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] . Verdachte zal dan ook van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Openlijk geweldpleging
Door de verdediging is betoogd dat verdachte van de subsidiair tenlastegelegde openlijke geweldpleging moet worden vrijgesproken omdat er geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . Volgens vaste jurisprudentie kan sprake zijn van nauw en bewust samenwerken bij openlijk geweld dat bestaat uit een meer diffuus samenstel van uiteenlopende geweldshandelingen dat plaatsvindt binnen een ongestructureerd, mogelijk spontaan samenwerkingsverband met een eigen - soms moeilijk doorzichtige – dynamiek.
De rechtbank overweegt dat er – gelet op alle feiten en omstandigheden – in dit geval sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte zag dat zijn zoon [medeverdachte 1] betrokken was bij de vechtpartij en is hem gaan helpen. [medeverdachte 1] zag dat zijn vader kwam aangerend. Verdachte heeft actief deelgenomen aan de vechtpartij. Verdachte heeft niet geprobeerd zich te onttrekken aan de vechtpartij, integendeel: hij heeft naar eigen zeggen een flinke dreun verkocht. Vanaf het moment dat verdachte bij het gevecht betrokken werd, is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Immers wisten zowel verdachte als zijn zoon [medeverdachte 1] dat zij samen vochten tegen de familie [slachtoffer 1] . Dat er pas tijdens het gevecht een samenwerking ontstond maakt dat niet anders.
Verdachte heeft door zijn actieve deelname bovendien een voldoende significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan de openlijke geweldpleging.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat verdachte als deelnemer van het openlijke geweld tegen aangever(s) moet worden gezien.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks 02 juni 2016 te Eerbeek,
althans in de gemeente Brummen,openlijk, te weten op of aan de openbare weg, [straatnaam] ,
in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen - [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het
(met kracht)stompen/slaan in/op/tegen het gezicht en/of trekken aan de/het ha(a)r(en) en/of (meermalen) trappen/schoppen op/tegen het lichaam
(terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag)- [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het
(met kracht)stompen/slaan in/op/tegen het gezicht en/of (meermalen) trappen/schoppen op/tegen het lichaam.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Ter terechtzitting heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweerexces, als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank overweegt dat verdachte in een opgefokte toestand op de vechtpartij, waarbij zijn zoon betrokken was, is afgegaan en direct een ‘dreun’ aan [slachtoffer 2] heeft verkocht. Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank weliswaar aannemelijk geworden dat de verdachte de hem verweten gedragingen heeft verricht in een situatie waarin voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eens anders lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Echter, niet aannemelijk is geworden dat bij de verdachte sprake was van een hevige gemoedsbeweging die door een wederrechtelijke aanranding werd veroorzaakt als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het enkel ‘boos’ of ‘wild’ zijn is hiervoor niet voldoende. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Verdachte is strafbaar, nu voor het overige geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling in vereniging zal worden veroordeeld tot het verrichten van 100 uren taakstraf, te vervangen door 50 dagen hechtenis en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat, in geval van een veroordeling, rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de feiten en omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. Een geheel voorwaardelijke werkstraf is dan passend.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en met de omstandigheden waaronder dit is begaan. Ook is rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 2 mei 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De familie van verdachte en de familie [slachtoffer 1] zijn verwikkeld in een jarenlange ruzie waarbij over en weer verwijten worden gemaakt en vervelende confrontaties tussen familieleden plaatsvinden. Op 2 juni 2016 is deze ruzie nog verder uit de hand gelopen en heeft er een vechtpartij plaatsgevonden. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij deze ruzie tijdens een kinderevenement, namelijk de avondvierdaagse in Eerbeek, op straat heeft uitgevochten. Veel kinderen zijn hierdoor getuige geweest van de vechtpartij. Openlijke geweldpleging brengt bovendien gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg in de samenleving.
Gelet op de bewezenverklaarde openlijke geweldpleging, gaat de rechtbank in beginsel uit van een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist voor poging tot zware mishandeling in vereniging. De rechtbank ziet verder in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om een aanzienlijk gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen. Verdachte heeft zelf ook letsel opgelopen door de vechtpartij en zijn zoon heeft het contact met hem verminderd naar aanleiding van de uit de hand gelopen ruzie. Een deel van de straf zal voorwaardelijk worden opgelegd om verdachte in te scherpen dat hij niet weer tot dit soort acties moet overgaan.
Alles overwegend legt de rechtbank aan verdachte op een taakstraf voor de duur van 60 uur, waarvan 30 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 1941,03, waarvan € 191,03 aan materiële schade en € 1750,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 6.862,66, waarvan € 3112,66 aan materiële schade en € 3750,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe te wijzen tot het bedrag van € 1054,16, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag. Ook heeft de officier van justitie verzocht de vordering hoofdelijk toe te wijzen. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Ten aanzien van [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 4112,66, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag. Ook heeft de officier van justitie verzocht de vordering hoofdelijk toe te wijzen. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in verband met het ontbreken van causaal verband. Ook zijn de klachten ten aanzien van [slachtoffer 1] niet concreet genoeg. Bij [slachtoffer 2] blijkt de schade niet uit medische verklaringen in het dossier en is er sprake van eigen schuld.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, niet komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het onder feit 1 bewezen verklaarde handelen schade hebben geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De benadeelde partijen zijn betrokken geraakt in de vechtpartij, maar op basis van het dossier kan onvoldoende vastgesteld worden óf zij door verdachte mishandeld zijn en op welke wijze.
Nu de rechtbank van oordeel is dat op basis van dit dossier het causaal verband onvoldoende vastgesteld kan worden, zullen beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering. Een uitgebreid onderzoek naar de oorzaak en omvang van de schade, voor zover al mogelijk, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partijen kunnen derhalve hun vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstrafgedurende
60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de taakstraf groot 30 (dertig) uren,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in haar vordering;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.M. Doon, voorzitter, mr. C. Kleinrensink en
mr. B.F. Schuver, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 juni 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] gesloten op 5 april 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor, p. 88
3.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 juni 2019
4.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 94
5.Proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 2 oktober 2018
6.Proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 2 oktober 2018