ECLI:NL:RBGEL:2019:2941

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 juli 2019
Publicatiedatum
3 juli 2019
Zaaknummer
05/740370-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor seksueel misbruik van een kind door grootvader

Op 2 juli 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1935, die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn minderjarige kleinzoon. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 18 juni 2019. De verdachte werd primair beschuldigd van het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn kleinzoon, die op het moment van de feiten nog geen twaalf jaar oud was. Subsidiair werd hem ontucht ten laste gelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was, waaronder bekennende verklaringen van de verdachte en verklaringen van het slachtoffer en getuigen. De rechtbank oordeelde dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn positie van vertrouwen en heeft ernstige schade toegebracht aan zijn kleinzoon. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht door de reclassering. De rechtbank benadrukte het belang van een duidelijke boodschap aan de verdachte en de samenleving over de ernst van seksueel misbruik.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740370-18
Datum uitspraak : 2 juli 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1935 te [geboorteplaats] , wonende aan [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 juni 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Primair
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2008 tot 1 september 2012 te Apeldoorn, in ieder geval in Nederland, met [slachtoffer] , geboortedatum [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer] en/of het zich door die [slachtoffer] aan zijn, verdachtes, penis laten likken;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2008 tot 1 september 2012 te Apeldoorn, in ieder geval in Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige (kleinzoon) [slachtoffer] , geboortedatum [geboortedatum 2]
, door het brengen van zijn, verdachtes, penis tegen de billen van die [slachtoffer]
en/of het zich door die [slachtoffer] aan zijn, verdachtes, penis laten likken.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, dienst regionale recherche, team zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] , gesloten op 17 juli 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Feit 1 primair
- het proces-verbaal van studioverhoor van [slachtoffer] , p. 45 - 59;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige van [getuige] , p. 42 - 44;
- de bekennende verklaringen van verdachte afgelegd bij de politie, p. 67 – 77 en
ter terechtzitting van 18 juni 2019.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Primair
hij in
of omstreeksde periode van 1 september 2008 tot 1 september 2012 te Apeldoorn
, in ieder geval in Nederland,met [slachtoffer] , geboortedatum [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meerhandelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer] en
/ofhet zich door die [slachtoffer] aan zijn, verdachtes, penis laten likken.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden als gesteld in het rapport van Reclassering Nederland van 12 juni 2019.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 3 mei 2019;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 12 juni 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte bij zijn kleinzoon, die destijds ongeveer 5 jaar oud was, seksuele handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van zijn lichaam.
De rechtbank acht daarbij van belang dat aan verdachte de zorg over zijn kleinzoon was toevertrouwd en dat verdachte op onaanvaardbare wijze misbruik heeft gemaakt van zijn (over)macht over een kind dat, vanwege zijn zeer jonge leeftijd, in een afhankelijke en kwetsbare positie verkeerde. Verdachte heeft bevrediging gezocht van zijn eigen seksuele verlangens, zonder daarbij rekening te houden met het feit dat slachtoffers van dergelijke ontuchtige handelingen nog jaren later psychische schade kunnen ondervinden van wat hen is aangedaan.
De rechtbank rekent het verdachte bovendien aan dat hij zich bewust was van het feit dat zijn handelen onoorbaar was. Verdachte heeft immers zijn kleinzoon achteraf bevolen zijn mond te houden over de gebeurtenissen. Ook heeft hij de beschuldiging afgedaan als onwaar toen hij er in 2017 door de moeder van het slachtoffer mee werd geconfronteerd.
Daarnaast is verdachte in 1985 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor het plegen van seksuele handelingen met zijn toen minderjarige dochters. Verdachte gold niet alleen als een gewaarschuwd mens, maar heeft ook gezien wat een verwoestend effect misbruik op kinderen heeft. Dit heeft hem echter niet weerhouden van misbruik van zijn kleinzoon.
De rechtbank vindt daarom, ondanks de hoge leeftijd van verdachte, rechtvaardiging voor de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar. Verdachte is al eerder in de fout gegaan en heeft nu opnieuw een kind grote schade berokkend. Daarnaast wil de rechtbank een duidelijk signaal afgeven aan verdachte, aan het slachtoffer en aan zijn familieleden dat het seksueel misbruik dat verdachte heeft begaan en het leed dat hij daarmee heeft toegebracht aan zijn kleinzoon en zijn familie verrekend moet worden.
Ter zitting heeft verdachte aangegeven te weten dat hij fout zat en dat hij zijn kleinzoon voor het leven heeft beschadigd. Verdachte kan echter zijn eigen gedrag niet verklaren. Ook heeft hij niet kunnen uitleggen waarom hij destijds zijn kleinzoon bij zich liet slapen, terwijl hij een gewaarschuwd mens was. Verdachte stelt zelf vroeger ook te zijn misbruikt en erkent dat zijn eigen slachtofferschap in verband kan staan met zijn huidige daderschap. Hij heeft hiervoor kennelijk nooit hulp of begeleiding gehad en heeft niet kunnen uitleggen waarom hij die hulp nooit heeft gezocht. Verdachte lijkt weinig tot geen inzicht hebben in zijn eigen emoties en beweegredenen.
Dit maakt dat de rechtbank een kans op herhaling aanwezig acht als verdachte onbehandeld in de maatschappij terugkeert. Temeer omdat ook de familie van verdachte niet weet dat hij terecht moet staan, verdachte nog tamelijk mobiel is en hij ook zijn (achter)kleinkinderen nog ziet. Om die reden vindt de rechtbank dat aan verdachte tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. Daaraan koppelt de rechtbank de bijzondere voorwaarden als geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 12 juni 2019.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen/gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van aangever.
Gelet op het rapport van de reclassering is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 244 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 12 (twaalf) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen 5 dagen na einde detentie zal melden bij de reclassering in de regio Apeldoorn en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd zal laten behandelen bij forensisch polikliniek Transfore of een soortgelijke instelling, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren [geboortedatum 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- het contact met minderjarigen vermijdt en gedurende de proeftijd alleen met medeweten en toestemming van de reclassering contact heeft met minderjarigen en dat bij een dergelijk contact met een minderjarige andere volwassenen zoals ouders/verzorgers aanwezig zijn;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
 beveelt dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.G.J. Post (voorzitter), mr. C.J.M. van Apeldoorn en mr. C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Erp-Noordenbos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 juli 2019.
Mr. C.H.M. Pastoors is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.