ECLI:NL:RBGEL:2019:2908

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 mei 2019
Publicatiedatum
2 juli 2019
Zaaknummer
7433664 CV EXPL 18-5767
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij de verkoop van een tweedehands auto en de gevolgen van dwaling

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Gelderland, heeft de kantonrechter op 22 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eisende partij en een gedaagde partij over de non-conformiteit van een tweedehands auto. De eisende partij, wonende te Ede en vertegenwoordigd door gemachtigde J. Boelhouwer, had een auto gekocht van de gedaagde partij, wonende te Apeldoorn en vertegenwoordigd door mr. M. Krabben-Tmim. De koopovereenkomst werd gesloten op 17 augustus 2018, maar kort na de aankoop bleek de auto ernstige gebreken te vertonen, waardoor deze niet meer kon rijden. De eisende partij vorderde onder andere de ontbinding van de koopovereenkomst en schadevergoeding, omdat de auto niet voldeed aan de verwachtingen die op basis van de overeenkomst mochten worden gesteld.

De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij onvoldoende had onderbouwd dat de auto niet aan de overeenkomst voldeed. De rechter wees erop dat bij de aankoop van een tweedehands auto de koper rekening moet houden met mogelijke gebreken, zeker gezien de leeftijd en kilometerstand van de auto. De gedaagde partij had bovendien voorafgaand aan de koop aangegeven dat er iets mis was met de auto, wat de eisende partij op de hoogte stelde van mogelijke problemen. Hierdoor kon de kantonrechter niet vaststellen dat de gedaagde partij tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst.

Daarnaast had de eisende partij ook een beroep gedaan op dwaling, maar de rechter oordeelde dat de stellingen van de eisende partij te summier waren om te concluderen dat de overeenkomst onder invloed van dwaling tot stand was gekomen. De vorderingen van de eisende partij werden dan ook afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, vastgesteld op € 720,00 aan salaris voor de gemachtigde.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaakgegevens: 7433664 CV EXPL 18-5767
Grosse aan: eisende partij
Afschrift aan: gedaagde partij
Verzonden d.d.
Vonnis d.d. 22 mei 2019 van de kantonrechter
in de zaak van
[eisende partij],
wonende te Ede,
eisende partij,
gemachtigde: J. Boelhouwer,
tegen
[gedaagde partij],
wonende te Apeldoorn,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. M. Krabben-Tmim.
Partijen worden hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 februari 2019 en de daarin genoemde processtukken,
- de voorafgaand aan de comparitie door [eisende partij] overgelegde aanvullende producties,
- de comparitie van partijen van 28 maart 2019,
- de akte houdende wijziging van eis van de zijde van [eisende partij],
- de antwoordakte van de zijde van [gedaagde partij].
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 17 augustus 2018 is tussen partijen een koopovereenkomst tot stand gekomen op grond waarvan [gedaagde partij] een auto, een BMW met kenteken [kenteken BMW] uit het bouwjaar 2003, (hierna: de auto) heeft verkocht aan [eisende partij]. [gedaagde partij] heeft daarbij een Opel Meriva met kenteken [kenteken Opel] ingeruild.
2.2.
[gedaagde partij] heeft de auto op 17 augustus 2018 aan [eisende partij] geleverd.
2.3.
Op 25 augustus 2018 kon niet meer met de auto worden gereden als gevolg van diverse gebreken. [eisende partij] heeft de auto laten wegslepen naar een garage. Deze garage heeft de auto onderzocht en de reparatiekosten van de auto begroot op een bedrag van € 3.000,00.
2.4.
Bij exploot van 15 oktober 2018 heeft de incassogemachtigde van [eisende partij] [gedaagde partij] gesommeerd om de reparatiekosten ter hoogte van € 3.000,00 te vergoeden of de koopsom van de auto en de ingeruilde auto aan [eisende partij] te retourneren. [gedaagde partij] heeft aan deze sommatie geen gevolg gegeven.
2.5.
Bij brief van 1 november 2018 heeft [eisende partij] onder meer aan [gedaagde partij] bericht:
“(…) U heeft op mijn vorige brief(exploot 15 oktober 2018, toevoeging kantonrechter)
niet gereageerd waardoor cliënt genoodzaakt is andere stappen te ondernemen, waaronder zich te beroepen op art. 6:228 BW lid 1 sub a jo. Sub b. U bent wederom in verzuim als bedoeld in art. 6:81 BW.
(…)
Wij hebben u een oplossing aan geboden om de auto te laten repareren of eventueel de koop terug te draaien. Aangezien u hierop niet heeft gereageerd zullen wij de overeenkomst ontbinden op basis van art. 6:265 BW
(…)”.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eisende partij] vordert, na wijziging van eis, dat de kantonrechter bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. zal verklaren voor recht dat de overeenkomst is ontbonden, dan wel is vernietigd en dat [gedaagde partij] aansprakelijk is voor de door [eisende partij] geleden en te lijden schade,
2. [gedaagde partij] zal veroordelen tot betaling van de volgende bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag van volledige betaling:
a. a) de hoofdsom van € 4.450,00, dan wel € 3.000,00,
b) de kosten van het transport van de auto van de garage naar de woning van [eisende partij] ad € 150,00,
c) de door [eisende partij] betaalde wegenbelasting,
d) de door [eisende partij] gemaakte kosten van een verzekering,
e) de geraamde kosten van het ophalen van de auto met kenteken [kenteken BMW],
f) de buitengerechtelijke incassokosten van € 550,00,
alsmede [gedaagde partij] zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eisende partij] legt tegen de achtergrond van voormelde feiten aan zijn vordering ten grondslag dat de koopovereenkomst tussen partijen door een onjuiste voorstelling van zaken tot stand is gekomen. Binnen een week na aankoop van de auto bleek deze dusdanige gebreken (waaronder een gat in de cilinderzuiger en een kapotte motor) te hebben dat deze moest worden weggesleept naar een garage. [eisende partij] heeft [gedaagde partij] hiervan direct op de hoogte gesteld. Daarbij is [gedaagde partij] gevraagd of hij de reparatiekosten kon vergoeden, de auto kon terugnemen, het door [eisende partij] betaalde aankoopbedrag van € 3.750,00 kon terugbetalen en de (waarde van de) ingeruilde auto kon terugbetalen dan wel terug kon leveren aan [eisende partij]. [gedaagde partij] heeft daaraan echter geen gehoor gegeven.
3.3.
[gedaagde partij] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing. Op de inhoud van het verweer zal hierna, waar nodig, worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
De kantonrechter begrijpt uit de stellingen van [eisende partij] dat hij de overeenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden omdat de auto niet aan de koopovereenkomst beantwoordt in de zin van artikel 7:17 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond van artikel 7:17 lid 2 BW beantwoordt een zaak niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik van de zaak nodig zijn en waarvan de koper de aanwezigheid niet hoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien.
4.2.
Als onweersproken staat vast dat de auto diverse gebreken heeft en binnen een week na aankoop niet meer reed. Dit betekent echter niet per definitie dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt. Bij de koop van een tweedehands auto maakt namelijk niet elke onvolkomenheid daaraan dat het gekochte niet aan de overeenkomst beantwoordt. De koper van een tweedehands auto zal, afhankelijk van ouderdom en prijs daarvan, tot op zekere hoogte rekening moeten houden met het bestaan van mankementen. Dit laat evenwel onverlet dat de gebreken aan de auto tot het oordeel zouden kunnen leiden dat sprake is van non-conformiteit. Bij de beoordeling hiervan komt het in het bijzonder aan op de eigenschappen die [eisende partij] op grond van de overeenkomst van deze auto mocht verwachten. [gedaagde partij] heeft in dat verband onweersproken gesteld dat hij voorafgaand aan de koop aan [eisende partij] heeft gemeld dat er iets mis was met de auto en dat [eisende partij] de auto moest laten keuren. Daarmee staat vast dat [eisende partij] op de hoogte was van het feit dat de auto niet in orde was. Daar komt bij dat de auto ten tijde van de aankoop vijftien jaar oud was en een kilometerstand had van 235.000. In het licht van deze omstandigheden had op het de weg van [eisende partij] gelegen verder te onderbouwen waarom de auto niet de eigenschappen bezit die hij op grond van de overeenkomst mocht verwachten. [eisende partij] heeft dit echter nagelaten. De conclusie is dan ook dat [eisende partij] onvoldoende heeft onderbouwd dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt zodat niet is komen vast te staan dat [gedaagde partij] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. De primair gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst is ontbonden zal dan ook worden afgewezen.
4.3.
[eisende partij] heeft subsidiair een verklaring voor recht gevorderd dat hij de koopovereenkomst buitengerechtelijk heeft vernietigd. In de brief van 1 november 2018 (zie 2.5.) heeft [eisende partij] kennelijk beoogd de koopovereenkomst buitengerechtelijk te vernietigen op grond van dwaling primair op grond van artikel 6:228 lid 1 sub a BW (inlichting van de wederpartij) en subsidiair op grond van artikel 6:228 lid 1 sub b BW (schending mededelingsplicht). Het enkel stellen dat de overeenkomst door een onjuiste voorstelling van zaken tot stand is gekomen omdat de auto gebreken heeft, is echter onvoldoende om daaruit vast te stellen dat de overeenkomst onder invloed van dwaling tot stand is gekomen. Het had op de weg van [eisende partij] gelegen om nader te onderbouwen op welke wijze de overeenkomst tot stand is gekomen. Omdat hij dit heeft nagelaten, kan niet worden geconcludeerd dat de overeenkomst onder invloed van dwaling tot stand is gekomen. De stellingen van [eisende partij] zijn hiervoor te summier. Het beroep op dwaling kan daarom niet slagen. De subsidiaire vordering zal dan ook worden afgewezen. Dit brengt met zich dat de gevorderde schadevergoeding en vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten eveneens zullen worden afgewezen.
4.4.
[eisende partij] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [gedaagde partij] vastgesteld op € 720,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. I.C.J.I.M. van Dorp en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2019.
lt