ECLI:NL:RBGEL:2019:2905

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 juli 2019
Publicatiedatum
2 juli 2019
Zaaknummer
05/720011-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 17-jarige jongen voor woningoverval en poging tot diefstal

Op 2 juli 2019 heeft de Rechtbank Gelderland een 17-jarige jongen veroordeeld voor een woningoverval en een poging tot diefstal. De zaak betreft een woningoverval op een 78-jarige vrouw, waarbij zij in haar woning werd vastgebonden, geschopt en met tape werd afgeplakt. De jongen en zijn mededader hebben een bedrag van € 5.000 en een mobiele telefoon gestolen. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 7 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Tijdens de proeftijd moet de jongen verblijven in een gesloten instelling, onder elektronisch toezicht en therapieën volgen. Daarnaast kreeg hij een werkstraf van 200 uur opgelegd en moet hij samen met zijn mededader een schadevergoeding van € 8.335 aan het slachtoffer betalen. De rechtbank oordeelde dat de feiten strafbaar zijn en dat de verdachte strafbaar is, ondanks zijn geestelijke beperkingen. De rechtbank benadrukte de ernst van de woningoverval en de impact op het slachtoffer, die na de overval in een hulpeloze toestand werd achtergelaten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die zich tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis positief heeft ontwikkeld en therapieën volgt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/720011-19 en 05/217836-18
Datum uitspraak : 2 juli 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[naam]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] ,
[woonplaats] ,
raadsman: mr. S.J. Nijhof, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen achter gesloten deuren van 8 april 2019 en 18 juni 2019.

1.De inhoud van de tenlasteleggingen

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/217836-18:
hij op of omstreeks 2 november 2018 te Ermelo,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een bromfiets (van het merk Tomos en kenteken [nummer] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen bromfiets onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 2 november 2018 te Ermelo,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een bromfiets (van het merk Tomos en kenteken [nummer] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen bromfiets onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking,
immers heeft hij (verdachte) en/of zijn mededader de ketting en/of het hangslot van de bromfiets geforceerd en/of open en/of los gemaakt en/of op de ketting van het hangslot getrapt en/of weggegooid en/of de bromfiets vastgepakt en/of geprobeerd de bromfiets (middels de kickstarter) aan te trappen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van parketnummer 05/720011-19:
hij op of omstreeks 29 december 2018 te Beekbergen, in de gemeente Apeldoorn,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in uit een woning(gelegen aan de [adres] )
-een hoeveelheid geld (te weten ongeveer euro 5.000,--(vijfduizend)) en/of
-een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangeefster 2] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangeefster 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers heeft/hebben danwel is/zijn verdachte en/of zijn medeverdachte
-die [aangeefster 2] geheel in het zwart, althans donker, gekleed en/of al dan niet met bedekt gelaat en/of met (werk)handschoenen aan tegemoet getreden en/of bij die [aangeefster 2] op het raam van haar woning gebonst/gebonkt en/of
-toen die [aangeefster 2] haar voordeur opende (vervolgens) een voet tussen de deur gezet en/of de voordeur met kracht open geduwd/gedrukt en/of de woning van die [aangeefster 2] binnen gedrongen en/of
-(vervolgens) die [aangeefster 2] (met kracht) vast gepakt/gegrepen en/of geduwd en/of aan haar getrokken en/of
-(daarbij) een hand op de mond van die [aangeefster 2] geklemd/gedrukt (gehouden) en/of
-in de worsteling die [aangeefster 2] doen vallen, althans die [aangeefster 2] naar de grond gewerkt (waarbij die [aangeefster 2] op haar buik op de grond belandde) en/of
-tegen die [aangeefster 2] (op dreigende/intimiderende toon) geroepen/geschreeuwd (zakelijk weergegeven) "Geef me je hand(en)" en/of ("leggen (liggen) kreng" en/of "Bek houden trut" en/of "Ik maak je kapot" en/of "Blijf liggen kreng, anders trap ik je dood" en/of
-(toen die [aangeefster 2] daar niet meteen gehoor aan gaf) die [aangeefster 2] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, op/in/tegen haar rug en/of op/tegen de benen geschopt/getrapt en/of
-op de benen van de [aangeefster 2] staan en/of
-(vervolgens) de handen en/of de voeten van die [aangeefster 2] vastgetaped en/of vastgebonden met tie wraps en/of de ogen van die [aangeefster 2] dicht getaped, althans tape over de ogen van die [aangeefster 2] geplakt en/of
-tegen die [aangeefster 2] (op dreigende intimiderende toon) geroepen/geschreeuwd (zakelijk weergegeven) "Waar is je bankpas" en/of "Waar is je geld" en/of "Waar is je portemonnee" en/of
-de mond van die [aangeefster 2] dicht getaped, althans tape over de mond van die [aangeefster 2] geplakt;
en/of
hij op of omstreeks 29 december 2018 te Beekbergen, in de gemeente Apeldoorn
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld J.M.L. [aangeefster 2] heeft gedwongen tot de afgifte van
-een hoeveelheid geld (te weten ongeveer euro 5.000,--(vijfduizend)) en/of
-een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [aangeefster 2] toebehoorde, immers heeft/hebben danwel is/zijn verdachte en/of zijn medeverdachte
-die [aangeefster 2] geheel in het zwart, althans donker, gekleed en/of al dan niet met bedekt gelaat en/of met (werk)handschoenen aan tegemoet getreden en/of bij die [aangeefster 2] op het raam van haar woning gebonst/gebonkt en/of
-toen die [aangeefster 2] haar voordeur opende (vervolgens) een voet tussen de deur gezet en/of de voordeur met kracht open geduwd/gedrukt en/of de woning van die [aangeefster 2] binnen gedrongen en/of
-(vervolgens) die [aangeefster 2] (met kracht) vast gepakt/gegrepen en/of geduwd en/of aan haar getrokken en/of
-(daarbij) een hand op de mond van die [aangeefster 2] geklemd/gedrukt (gehouden) en/of
-in de worsteling die [aangeefster 2] doen vallen, althans die [aangeefster 2] naar de grond gewerkt (waarbij die [aangeefster 2] op haar buik op de grond belandde) en/of
-tegen die [aangeefster 2] (op dreigende/intimiderende toon) geroepen/geschreeuwd (zakelijk weergegeven) "Geef me je hand(en)" en/of ("leggen (liggen) kreng" en/of "Bek houden trut" en/of "Ik maak je kapot" en/of "Blijf liggen kreng, anders trap ik je dood" en/of
-(toen die [aangeefster 2] daar niet meteen gehoor aan gaf) die [aangeefster 2] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, op/in/tegen haar rug en/of op/tegen de benen geschopt/getrapt en/of
-op de benen van de [aangeefster 2] staan en/of
-(vervolgens) de handen en/of de voeten van die [aangeefster 2] vastgetaped en/of vastgebonden met tie wraps en/of de ogen van die [aangeefster 2] dicht getaped, althans tape over de ogen van die [aangeefster 2] geplakt en/of
-tegen die [aangeefster 2] (op dreigende intimiderende toon) geroepen/geschreeuwd (zakelijk weergegeven) "Waar is je bankpas" en/of "Waar is je geld" en/of "Waar is je portemonnee" en/of
-de mond van die [aangeefster 2] dicht getaped, althans tape over de mond van die [aangeefster 2] geplakt.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/217836-18 [1] :
De rechtbank is van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem primair ten laste is gelegd. De brommer is niet in de macht van verdachte en/of zijn mededader gekomen. De brommer startte niet en kwam niet van zijn plek.
Er is ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , p. 9-11;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam] , p. 12-13;
- het proces-verbaal van aanhouding van verdachte, p. 14;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 juni 2019.
Ten aanzien van parketnummer 05/720011-19 [2] :
De rechtbank is – evenals door de officier van justitie gesteld en door de verdediging aangevoerd – van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de eveneens ten laste gelegde afpersing, nu aangeefster geen goederen heeft afgegeven door geweld of de dreiging met geweld.
Er is ten aanzien van de ten laste gelegde diefstal met geweld, in vereniging gepleegd, sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 2] , p. 360-362;
- het proces-verbaal van verhoor van aangeefster p. 364-368;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 juni 2019.

3.Bewezenverklaring

Ten aanzien van parketnummer 05/217836-18:
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks2 november 2018 te Ermelo,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een bromfiets (van het merk Tomos en kenteken [nummer] ),
in elk geval enig goed,die
geheel of ten deleaan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader
(s)toebehoorde, te weten aan [aangever 1] , weg te nemen met het oogmerk om deze
hetzich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/ofdie weg te nemen bromfiets onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak
en/of verbreking,
immers heeft hij (verdachte) en/of zijn mededader de ketting en/of het hangslot van de bromfiets geforceerd en/of open en/of los gemaakt en
/ofop de ketting van het hangslot getrapt en
/ofweggegooid en
/ofde bromfiets vastgepakt en
/ofgeprobeerd de bromfiets (middels de kickstarter) aan te trappen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van parketnummer 05/720011-19
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks29 december 2018 te Beekbergen, in de gemeente Apeldoorn,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,inuit een woning (gelegen aan de [adres] )
-een hoeveelheid geld (te weten ongeveer euro 5.000,--(vijfduizend)) en
/of
-een mobiele telefoon,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten deledie aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader
(s)toebehoorden, te weten aan [aangeefster 2] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [aangeefster 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers
heeft/hebben
danwel is/zijnverdachte en/of zijn medeverdachte
-die [aangeefster 2] geheel in het zwart, althans donker, gekleed en/of al dan niet met bedekt gelaat en/of met (werk)handschoenen aan tegemoet getreden en
/ofbij die [aangeefster 2] op het raam van haar woning gebonsd/gebonkt en
/of
-toen die [aangeefster 2] haar voordeur opende (vervolgens) een voet tussen de deur gezet en
/ofde voordeur met kracht open geduwd
/gedrukten
/ofde woning van die [aangeefster 2] binnengedrongen en
/of
-(vervolgens) die [aangeefster 2] (met kracht) vast gepakt/gegrepen en
/ofgeduwd en
/ofaan haar getrokken en
/of
-(daarbij) een hand op de mond van die [aangeefster 2]
geklemd/gedrukt (gehouden) en
/of
-in de worsteling die [aangeefster 2] doen vallen,
althans die [aangeefster 2] naar de grond gewerkt(waarbij die [aangeefster 2] op haar buik op de grond belandde) en
/of
-tegen die [aangeefster 2] (op dreigende/intimiderende toon)
geroepen/geschreeuwd (zakelijk weergegeven) "Geef me je hand(en)" en
/of("leggen (liggen) kreng" en
/of"Bek houden trut" en
/of"Ik maak je kapot" en
/of"Blijf liggen kreng, anders trap ik je dood" en
/of
-(toen die [aangeefster 2] daar niet meteen gehoor aan gaf) die [aangeefster 2] (met kracht) meermalen,
althans eenmaal, op/in/tegen haar rug en
/of op/tegen de benen geschopt/getrapt en
/of
-op de benen van die [aangeefster 2]
gaangestaan en
/of
-(vervolgens) de handen en
/ofde voeten van die [aangeefster 2] vastgetaped en
/ofvastgebonden met tie wraps en
/of de ogen van die [aangeefster 2] dicht getaped, althanstape over de ogen van die [aangeefster 2] geplakt en
/of
-tegen die [aangeefster 2] (op dreigende intimiderende toon)
geroepen/geschreeuwd (zakelijk weergegeven) "Waar is je bankpas" en
/of"Waar is je geld" en
/of"Waar is je portemonnee" en
/of
-
de mond van die [aangeefster 2] dicht getaped, althanstape over de mond van die [aangeefster 2] geplakt.
Voor zover er in de tenlasteleggingen kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van 05/217836-18:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Ten aanzien van 05/720011-19:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen een persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
7a. Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte in verband met het onder 05/720011-19 (het in vereniging plegen van diefstal met geweld) en de onder 05/217836-18 (subsidiair) tenlastegelegde poging tot diefstal in vereniging wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan die voorwaardelijke straf de voorwaarden worden verbonden zoals die door de Raad voor de Kinderbescherming worden geadviseerd en daarnaast de voorwaarden dat verdachte zijn medewerking verleent aan verblijf binnen Groot Emaus of een soortgelijke instelling en dat hij zijn medewerking verleent aan de plaatsing bij een eventueel daaropvolgende verblijfplaats, zolang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft in het kader van de op te leggen straf verzocht af te zien van het opleggen van onvoorwaardelijke jeugddetentie, die ertoe zou leiden dat verdachte opnieuw wordt vastgezet. De verdediging heeft in dat kader gewezen op diverse verontrustende uitlatingen van verdachte en op de omstandigheid dat verdachte op 4 februari 2019 is geschorst uit de voorlopige hechtenis zodat hij, onder veel schorsingsvoorwaarden, kon verblijven bij Groot Emaus. Bij die instelling is verdachte al gestart met psychomotorische therapie (PMT) en heeft hij dagbesteding; hij loopt stage in de groenvoorziening. Tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft hij zich dan ook goed ontwikkeld.
De verdediging heeft verder verzocht over te gaan tot het opleggen van een onvoorwaardelijke werkstraf en een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie met de bijzondere voorwaarden zoals gevorderd. Ten aanzien van de bijzondere voorwaarde die inhoudt dat verdachte elektronische controle ondergaat na de datum van het vonnis, heeft de verdediging verzocht deze in duur te beperken.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van de feiten die bewezen zijn verklaard, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, mede gelet op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals van een en ander uit de stukken en bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Hierbij is onder meer gelet op:
- de NIFP-rapportage van 7 mei 2019 van R.M.C. Hoogstraten, GZ-psycholoog;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 4 juni 2019.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 3 mei 2019 volgt dat verdachte nog niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een woningoverval. Dat is een zeer ernstig strafbaar feit. Het 78-jarige slachtoffer heeft nietsvermoedend haar voordeur geopend toen verdachte aanbelde met het verhaal dat hij zijn hond kwijt was. Daarna is de medeverdachte naar binnen gestormd en is het slachtoffer na een worsteling in de hal en de woonkamer op de grond terecht gekomen. Op de grond zijn haar handen en voeten aan elkaar gebonden met tie-wraps en ducttape en is er ducttape op haar ogen geplakt. Zij werd getrapt toen zij weigerde antwoord te geven op de vraag waar zij geld had liggen. Ook werd er met geweld gedreigd. Daarna is ook haar mond met tape afgeplakt. De hele woning van het slachtoffer is overhoop gehaald en terwijl het slachtoffer in die toestand op de grond lag, is een groot contant geldbedrag uit haar woning weggenomen. Het slachtoffer is daarna in die hulpeloze toestand (vastgebonden) achtergelaten. Toen zij merkte dat zij alleen was heeft zij zich op haar knieën naar de keuken weten te manoeuvreren, waar zij zich met een schaar heeft kunnen bevrijden van een deel van de tie-wraps en ducttape. Het was voor haar op dat moment niet mogelijk om direct de politie te bellen, omdat ook haar mobiele telefoon gestolen bleek. Daarom is zij naar haar buren gegaan met een deel van de ducttape nog om haar hoofd. Het slachtoffer is daarna door een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd, waar bleek dat zij op diverse plaatsen op haar lichaam letsel had opgelopen. Ook had zij een forse neusbloeding.
Over de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte volgt uit de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming en door wat de jeugdreclassering ter terechtzitting naar voren is gebracht dat het op dit moment relatief goed met verdachte gaat. Hij heeft een grote behoefte aan structuur. Daarnaast heeft verdachte behandeling nodig om zich zodanig te ontwikkelen dat hij zo zelfstandig mogelijk invulling aan zijn leven kan geven. Tijdens de schorsing uit de voorlopige hechtenis heeft verdachte zich goed gehouden aan de voorwaarden. Dat komt mede door de enkelband, die aan verdachte een bepaalde mate van structuur en veiligheid biedt. Na de schorsing is verdachte gestart met psychomotorische therapie (PMT), waarbij hij onder meer leert zijn emotieregulatie te beheersen. Recentelijk is hij ook gestart met EMDR-therapie, die er mede op is gericht om een opgelopen trauma te verwerken. Deze beide therapieën kunnen worden voortgezet binnen de huidige setting, waar verdachte verblijft. Vanuit de jeugdreclassering is aangegeven dat na het vonnis mogelijk plaats is voor slachtoffer-bemiddeling, omdat verdachte heeft toegezegd dat hij dat wil daaraan wil meewerken.
De rechtbank neemt de conclusies uit voormelde NIFP-rapportage over. De rechtbank leest daarin dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een autismespectrumstoornis (type McDD) en een aandachtsdeficiëntie- en hyperactiviteitsstoornis (ADHD), gecombineerde type. Daarnaast is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een licht verstandelijke beperking.
De GZ-psycholoog heeft geconcludeerd dat de ziekelijke stoornissen en de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens het ten laste gelegde feit hebben beïnvloed. Echter is geen uitlating gedaan over de vraag of het toen onderzochte feit (de diefstal met geweld) in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend, omdat het de GZ-psycholoog niet voldoende duidelijk werd wat de rol en het aandeel van verdachte bij het feit is geweest. De rechtbank is echter, overeenkomstig de officier van justitie en de verdediging, van oordeel – gelet op het chronische karakter van de stoornissen en de gebrekkige ontwikkeling – wel kan worden vastgesteld dat de feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Voorts betrekt de rechtbank bij de bepaling van een passende straf de (ten opzichte van de medeverdachte ondergeschikte) rol die verdachte heeft gehad in het initiëren van het plan om aangeefster te overvallen.
De rechtbank is van oordeel dat voor een woningoverval, zoals thans bewezen is verklaard, een jeugddetentie voor lange duur zeker gerechtvaardigd is. De LOVS-oriëntatiepunten en de bijzondere ernst van het feit ondersteunen dit. Bovendien dient van een op te leggen straf een signaal uit te gaan dat niet alleen verdachte maar ook anderen ervan zou moeten weerhouden om tot het plegen van dergelijke feiten over te gaan. Echter, de rechtbank is ook van oordeel dat verdachte, gelet op zijn ontwikkeling en de achterstanden daarin, bij uitstek iemand is waarvoor het jeugdstrafrecht bedoeld is. Daarbij staat een meer pedagogische aanpak centraal, die erop is gericht dat een jeugdige een straf of maatregel krijgt opgelegd die bijdraagt aan zijn of haar ontwikkeling, opdat hij of zij in de toekomst geen strafbare feiten meer zal plegen.
De rechtbank merkt daarbij op dat de straffen die normaal gesproken onder het jeugdstrafrecht worden opgelegd, van een hele andere orde zijn dan die voor volwassenen gelden, zoals voor de meerderjarige medeverdachte in deze zaak.
Tegen deze achtergrond betrekt de rechtbank bij de beoordeling welke straf moet worden opgelegd ook dat verdachte na 30 dagen - met een enkelband – als voorwaarde is geschorst uit de voorlopige hechtenis, dat hij de enkelband tot op heden - dus ruim drie maanden - om heeft en zich er goed aan houdt, alsmede aan alle andere aan hem gestelde voorwaarden. Daarnaast lijkt hij van de ernst van het gepleegde feit doordrongen. Verdachte is kwetsbaar en heeft beperkte verstandelijke vermogens (sinds ongeveer zijn 12e jaar is hij uithuisgeplaatst). Daar is door zijn mededader misbruik van gemaakt. De rechtbank overweegt ten slotte dat verdachte thans bezig is met een therapie gericht op onder meer zijn emotieregulatie (PMT) en met EMDR is gestart. Daarnaast heeft hij een zinvolle dagbesteding: hij werkt vier dagen per week in de groenvoorziening. Deze positieve ontwikkeling, waar niet alleen verdachte maar ook de maatschappij mee gebaat kan zijn, zou worden doorkruist als verdachte nu weer wordt vastgezet.
Alles tegen elkaar afgewogen komt de rechtbank voor verdachte dan ook tot een straf in de vorm van jeugddetentie voor de duur van zeven maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Deze forse voorwaardelijke straf acht de rechtbank passend bij de ernst van het strafbare feit en geboden als stok achter de deur voor verdachte om hem ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de voorwaarden verbinden zoals deze door de Raad voor de Kinderbescherming zijn geadviseerd (waaronder het laten voortduren van de elektronische controle), met daarnaast de voorwaarden dat verdachte zijn medewerking verleent aan verblijf binnen Groot Emaus of een soortgelijke instelling en dat hij zijn medewerking verleent aan de plaatsing bij een eventueel daaropvolgende verblijfplaats, zolang de jeugdreclassering dat binnen de proeftijd noodzakelijk acht.
De rechtbank zal aan verdachte ook de voorwaarde van elektronisch controle (enkelband) opleggen. Zij tekent daarbij aan dat dit verdachte ook, hoewel minder dan jeugddetentie, in zijn vrijheid beperkt en dit dan ook voor hem een bestraffend effect zal hebben.
Hoewel de rechtbank ook vaststelt dat de elektronische controle een adequaat middel is om ervoor te zorgen dat verdachte op het rechte pad blijft, is zij – zoals ook door de verdediging bepleit – van oordeel dat de duur hiervan moet worden gemaximeerd. De rechtbank zal de elektronische controle dan ook voor maximaal één jaar opleggen, zodat de jeugdreclassering daarbinnen voldoende mogelijkheden heeft om te oefenen met het opbouwen van diverse vormen van verlof en vrijheden.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de (voor jeugdigen maximale) werkstraf van 200 uren opleggen, te vervangen door 100 dagen jeugddetentie als verdachte die werkstraf niet (goed) of tijdig uitvoert. Gelet op de ernst van het feit ziet de rechtbank geen enkele reden om een werkstraf voor kortere duur op te leggen.
Voorlopige hechtenis
Het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.
7b. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [aangever 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder parketnummer 05/217836-18 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 450,--, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
De benadeelde partij [aangeefster 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder parketnummer 05/720011-19 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 8.335,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 6.335,-- materiële schade en € 2.000,-- immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [aangeefster 2] heeft de officier van justitie gevorderd dat deze geheel wordt toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 december 2018, met de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft verzocht het toe te wijzen bedrag hoofdelijk op te leggen en daarnaast te bepalen dat bij gebreke van betaling vervangende jeugddetentie kan worden toegepast.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij [aangeefster 2] niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging betoogd dat voor het bepalen van het materiële deel van de schade die de benadeelde partij heeft geleden als gevolg van het handelen van verdachte, aangesloten moet worden bij het door verdachte ontvangen geldbedrag uit de buit. Die bedragen lopen in het dossier uiteen, maar verdachte zou ongeveer € 600,-- tot € 700,-- aan buit hebben ontvangen, zodat verdachte tot betaling van dat bedrag moet worden gehouden.
Voor wat betreft de door [aangeefster 2] gevorderde immateriële schade heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Verder heeft de verdediging opgemerkt dat verdachte vier dagen per week werkt, maar een eventueel toe te wijzen schadebedrag gelet op de hoogte van het gevorderde niet kan betalen. De verdediging heeft daarnaast in het kader van vervangende jeugddetentie gewezen op het rapport van de Kinderombudsman en verzocht af te zien van het verbinden van vervangende jeugddetentie aan een op te leggen schadevergoedingsmaatregel aan verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
05/217836-18
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] onvoldoende is onderbouwd. Daarom zal de rechtbank die vordering afwijzen.
05/720011-19
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [aangeefster 2] overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat door het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer is toegebracht tot een bedrag van € 8.335,--. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk en tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering voor dat bedrag zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 december 2018.
Materiële schade
De redenering van de verdediging die inhoudt dat verdachte slechts aansprakelijk zou zijn voor zijn deel van de buit volgt de rechtbank niet. Verdachte is als medepleger aansprakelijk voor het geheel aan geleden schade. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade voldoende is onderbouwd, zodat dat deel van de vordering geheel wordt toegewezen.
Immateriële schade
De rechtbank overweegt ten aanzien van het gevorderde bedrag van € 2.000,-- wegens immateriële schade het volgende. Aan de benadeelde partij is door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Verdachte heeft met een ander de benadeelde partij in haar woning overvallen. Daarbij is de benadeelde partij in een worsteling gekomen met de daders en op de grond terecht gekomen, waar zij is vastgebonden met tie-wraps. Ook is er ducttape over haar ogen en mond geplakt. De benadeelde partij is, terwijl zij op de grond lag, getrapt tegen haar rug en heeft op diverse plekken op haar lichaam lichamelijk letsel opgelopen. De hele woning van de benadeelde partij is overhoop gehaald en zij is in de hiervoor omschreven hulpeloze toestand achtergelaten.
Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij aangegeven dat zij door de overval niet meer in haar woning kan blijven wonen. Zij voelt zich daar niet meer veilig en zij is op zoek naar andere woonruimte. Dat betekent voor haar een forse achteruitgang in haar jarenlange woongenot. Door aldus te handelen hebben verdachte en zijn mededader jegens de benadeelde partij naast het veroorzaken van lichamelijk letsel een ernstige inbreuk gemaakt op een groot goed, te weten het gevoel van veiligheid in de eigen woning. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die vermeld in artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek, is naar het oordeel van de rechtbank om die reden voldaan.
De gevorderde immateriële schadevergoeding zal de rechtbank daarom ook geheel toewijzen.
De rechtbank zal voormeld totaalbedrag aan schadevergoeding hoofdelijk aan verdachte opleggen. Dit houdt in dat verdachte niet meer tot vergoeding is gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag door zijn mededader is of wordt voldaan.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Ook deze schadevergoedingsmaatregel wordt hoofdelijk aan verdachte opgelegd.
Voorts zal de rechtbank hier vervangende jeugddetentie aan verbinden. Daartoe ziet de rechtbank aanleiding gelet op de hoogte van het gevorderde bedrag en de ernst van het feit. Wel zal de rechtbank de vervangende jeugddetentie in verband met de leeftijd van de verdachte beperken tot in totaal tien dagen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05/217836-18 primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
jeugddetentievoor de duur van
7 (zeven) maanden;

bepaaltdat van deze jeugddetentie
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
 stelt de proeftijd vast op twee jaren onder de algemene voorwaarde dat verdachte:
o zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 en onder de voorwaarden dat verdachte:
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
o zijn medewerking zal verlenen aan het door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, afdeling jeugdreclassering, te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 en onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- deelneemt aan psychomotorische therapie (PMT) en EMDR-therapie, zolang de jeugdreclassering dat noodzakelijk vindt;
- verblijft binnen Groot Emaus of een soortgelijke instelling en dat hij zijn medewerking verleent aan de plaatsing bij een eventueel daaropvolgende verblijfplaats, zolang de jeugdreclassering dat noodzakelijk vindt;
- waarbij veroordeelde zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden, zolang de jeugdreclassering dat noodzakelijk vindt, maar voor maximaal één jaar na de datum van dit vonnis;
 geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, afdeling jeugdreclassering, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde (bijzondere) voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);

beveeltovereenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tevens tot een
werkstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen;

heft ophet – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] (parketnummer 05/217836-18)
Wijst afde vordering van de benadeelde partij.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [aangeefster 2] (parketnummer 05/720011-19)
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe
- veroordeelt verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde feit tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [aangeefster 2], van een bedrag van
€ 8.335,--(achtduizenddriehonderdvijfendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Maatregel tot schadevergoeding
- legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de
benadeelde partij [aangeefster 2], een bedrag te betalen van
€ 8.335,--(achtduizenddriehonderdvijfendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van
10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
- bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- bepaalt dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.G. Broek-de Stigter, voorzitter tevens kinderrechter,
mr. A.J.J.M. Weijnen en mr. M. Rietveld, kinderrechters, in tegenwoordigheid van
mr. C.D.G. van IJzendoorn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 juli 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018496282, gesloten op 4 november 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018584869, gesloten op 24 april 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.