ECLI:NL:RBGEL:2019:2888

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
1 juli 2019
Zaaknummer
05/046127-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en verkrachting van toenmalige vriendin met bewijsvoering en strafmaat

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 juni 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en verkrachting van zijn toenmalige vriendin. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling in Tiel tussen 30 december 2018 en 22 februari 2019, waarbij de aangeefster meermalen met de vuist in het gezicht is geslagen, haar haren zijn getrokken en deodorant in haar gezicht is gespoten. De rechtbank heeft de verklaring van de aangeefster als geloofwaardig beoordeeld, ondersteund door andere bewijsmiddelen zoals foto's van haar verwondingen en getuigenverklaringen. De verdachte heeft ontkend deze mishandelingen gepleegd te hebben, maar zijn verklaring werd als ongeloofwaardig beschouwd.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting op 22 februari 2019, waarbij hij de aangeefster met geweld heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster over de verkrachting als consistent en geloofwaardig beoordeeld, ondersteund door DNA-onderzoek en camerabeelden. De verdachte heeft ook in dit geval ontkend, maar zijn verklaring werd als onaannemelijk beschouwd.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder psychiatrisch onderzoek en een contactverbod met de aangeefster. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij voor de geleden schade als gevolg van de mishandeling en verkrachting.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/046127-19
Datum uitspraak : 18 juni 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats 1] , wonende te [adres 1] , [woonplaats 1] ,
thans gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem.
raadsman: mr. E. Albayrak, advocaat te Heerenveen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 04 juni 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
2. (
de rechtbank begrijpt 1)
hij in of omstreeks de periode van 30 december 2018 tot en met 22 februari 2019 te Tiel en/of Breda en/of Leeuwarden, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door haar
- een of meermalen met vlakke hand in het gezicht en/of het achterhoofd te slaan en/of
- een of meermalen aan de haren te trekken en/of
- een of meermalen in de knieholten te schoppen en/of
- een of meermalen een knietje in de buik te geven en/of
- een of meermalen met de vuist in het gezicht te slaan en/of
- over het gezicht te krassen en/of
- deodorant in ogen, althans het gezicht te spuiten;
3. (
de rechtbank begrijpt 2)
hij op of omstreeks 22 februari 2019 te Tiel, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
door zijn penis in haar mond te brengen en/of (vervolgens) in haar mond te urineren,
en bestaande dat geweld of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of die één of meer feitelijkheden hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] een of meermalen te slaan en/of te schoppen en/of
- die [slachtoffer] te dwingen op haar knieën op de grond te zitten en/of
- daarbij die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: “Vieze bitch nu
ga je echt dood”.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van aangeefster in Tiel. Voor de mishandelingen die in Breda en Leeuwarden zouden hebben plaatsgevonden is volgens de officier van justitie onvoldoende bewijs.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is het met de officier van justitie eens dat verdachte voor de mishandelingen in Breda en Leeuwarden dient te worden vrijgesproken. Ook voor de mishandeling in Tiel acht de verdediging onvoldoende bewijs aanwezig. De aangifte van [slachtoffer] is niet geloofwaardig. Zo heeft zij verklaard dat verdachte voordat hij op 21 februari 2019 foto’s van haar zou hebben gemaakt, haar in elkaar heeft geslagen. Een mishandeling van die intensiteit is echter niet aan letsels op de foto’s te zien. Niet kan worden uitgesloten dat de letsels bij [slachtoffer] door iemand anders zijn toegebracht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stel voorop dat zij bij de beoordeling van de (gehele) tenlastelegging – niet alleen bij feit 1 maar ook bij feit 2, zoals hierna zal worden uiteengezet – is uitgegaan van de juistheid en geloofwaardigheid van de verklaring van aangeefster [slachtoffer] . Haar verklaring is in grote lijnen consistent en wordt op meerdere, cruciale onderdelen ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Dat neemt evenwel niet weg dat de rechtbank – in navolging van het requisitoir van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging – de mishandelingen die in Breda en Leeuwarden zouden zijn gepleegd, niet bewezen acht. De vermeende mishandelingen in Breda en Leeuwarden zijn te beschouwen als twee, ieder op zichzelf staande verdenkingen van mishandeling. De wet kent dan als hoofdregel dat het voor de bewezenverklaring van ieder van deze verdenkingen twee bewijsmiddelen voorhanden moeten zijn. De aangifte van [slachtoffer] over deze mishandelingen vindt echter geen ondersteuning in een ander wettig bewijsmiddel. Er is simpelweg geen bevestiging in het dossier te vinden voor de verklaringen van aangeefster over deze incidenten. De rechtbank moet daarom verdachte daarvan vrijspreken.
Over de ten laste gelegde mishandelingen voor zover deze hebben plaatsgevonden in Tiel, oordeelt de rechtbank als volgt.
Aangeefster heeft samengevat weergegeven het volgende verklaard. In de nacht van 21 februari 2019 lag zij op bed in een woning gelegen aan de [straatnaam 1] in Tiel. Verdachte kwam toen bij haar op bed liggen en sloeg heel vaak met kracht en met zijn vuist op de rechterkant van haar gezicht. Vervolgens pakte verdachte haar bij de kin en draaide haar hoofd naar links. Hij sloeg haar toen ongeveer vier keer met zijn vuist op de rechterkant van haar gezicht. Later ging hij ook nog met zijn vingers en nagels met kracht over haar gezicht. Hierdoor voelde ze veel pijn en voelde ze dat ze open wonden in haar gezicht had. Hierna pakte verdachte deodorant en spoot deze in haar gezicht. Aangeefster voelde hierdoor een brandend gevoel in haar gezicht en ogen, wat veel pijn deed. Een paar uur later werd ze wakker doordat verdachte haar een klap in het gezicht gaf. Verdachte heeft toen, tegen de wil van aangeefster, een aantal foto’s van haar in lingerie gemaakt. [2] De volgende dag, 22 februari 2019, waren aangeefster en verdachte in het centrum van Tiel. Op een gegeven moment waren ze in een steeg en daar sloeg verdachte aangeefster meermalen met kracht in haar buik en gaf hij meerdere knietjes in haar buik, aldus aangeefster. [3]
Verbalisant heeft in de telefoon van aangeefster [slachtoffer] , een iPhone 7, meerdere foto’s aangetroffen waarop [slachtoffer] telkens liggend en slechts gekleed in ondergoed afgebeeld staat. Op een aantal foto’s was het gezicht van [slachtoffer] goed zichtbaar. Op deze foto’s viel het verbalisant op dat [slachtoffer] rondom beide ogen een donkere verkleuring had. Onder haar rechteroog was een soort bloeduitstorting te zien en op de linkerwang onder het oog was een rode striem zichtbaar. Daarnaast lieten de foto’s in de optiek van verbalisant een bange en verdrietige vrouw zien. Uit de gegevens van de afbeeldingen volgt dat de foto’s op 21 februari 2019 tussen 05:20 en 05:21 uur zijn gemaakt aan de [straatnaam 1] in Tiel. [4]
Op 22 februari 2019 werden verbalisanten op straat in Tiel aangesproken door aangeefster. [slachtoffer] , die buiten adem en overstuur over kwam. Verbalisant zag dat ze rondom haar beide ogen grote paarskleurige bloeduitstortingen had. Vrijwel haar hele aangezicht was opgezet en er zaten meerdere wondjes in haar gezicht. Ze vertelde dat ze die dag meermalen door verdachte geslagen was. [5]
Aangeefster [slachtoffer] is op 22 februari 2019 onderzocht door het Ziekenhuis Rivierenland. Hier werd geconcludeerd dat [slachtoffer] onder meer de volgende letsels had:
 drukpijn rondom de neus en orbita.
 zeer grote hematomen rondom beide ogen.
 meerdere kras-/sneeverwondingen zowel boven de wenkbrauwen als op de wangen.
 drukpijn ribben. [6]
Zoals gezegd wordt de verklaring van aangeefster [slachtoffer] over de mishandeling in de nacht van 21 februari 2019 en op 22 februari 2019 overdag door meerdere bewijsmiddelen ondersteund. Uit deze bewijsmiddelen volgt dat zij letsels had die passen bij de door haar genoemde mishandelingen. In het bijzonder is op foto’s te zien dat zij op 21 februari 2019 al letsel in haar gezicht had, een paar uur nadat zij door eigen zeggen door verdachte mishandeld zou zijn in de slaapkamer. Op het moment dat de foto’s zijn gemaakt, bevonden alleen verdachte en aangeefster zich in de slaapkamer. De rechtbank heeft dan ook de overtuiging dat verdachte, zoals aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard, deze foto’s heeft gemaakt.
Ook volgt uit de bewijsmiddelen dat aangeefster niet alleen duidelijk waarneembaar letsel had toen zij op 22 februari 2019 buiten op straat verbalisanten aansprak, maar ook dat zij buiten adem en overstuur op verbalisant overkwam. De rechtbank acht ook daarom de verklaring van aangeefster dat zij kort daarvoor door verdachte in een steeg (opnieuw) was mishandelend geloofwaardig.
Verdachte heeft ontkend deze mishandelingen gepleegd te hebben. Hij heeft op zitting verklaard dat hij op 21 februari 2019 de hele dag thuis is geweest. Hij heeft [slachtoffer] die dag een aantal keer gezien en zag toen geen verwondingen bij haar. Op 22 februari 2019 in de ochtend, voordat hij tussen 05:00 en 06:00 uur naar werk werd gebracht, heeft hij [slachtoffer] ook gezien maar toen zag hij ook geen verwondingen. Tussen 06:00 en 06:30 uur zag hij haar weer. Toen pas zag hij verwondingen bij haar. Zij vertelde hem dat ze ruzie had gehad met twee vrouwen. Ze wilde verder niet uitleggen wat er gebeurd was.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig en ronduit vaag. In het scenario van verdachte is er nauwelijks ruimte voor [slachtoffer] geweest om het letsel op te lopen. Verdachte heeft de verwondingen immers pas gezien op vrijdagochtend toen hij tussen 06:00 uur en 06:30 uur met haar had afgesproken. Daarvoor had hij haar tussen 05:00 uur en 06:00 uur voor het laatst gezien, en toen had hij geen verwondingen bij haar waargenomen. De rechtbank acht het onwaarschijnlijk dat in dat korte tijdsbestek, en ook nog in de vroege ochtend, het letsel is toegebracht. Gezien het forse letsel dat aangeefster had, acht de rechtbank het ook ongeloofwaardig dat het letsel eerder door iemand anders is toegebracht maar verdachte het letsel van aangeefster niet is opgevallen. Daarnaast was er op de foto’s van aangever van de nacht van 21 februari 2019 al letsel te zien, waarvoor het verhaal van verdachte dus geen verklaring biedt. Verder acht de rechtbank de verklaring van verdachte onvoldoende concreet. Hij weet slechts te vertellen dat aangeefster door twee vrouwen zou zijn geslagen, maar kan hier geen details over geven. De rechtbank zal de verklaring van verdachte om voornoemde redenen terzijde schuiven.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, gepleegd in Tiel, zoals omschreven in de tenlastelegging.
Feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte van het tenlastegelegde vrij te spreken. De verdediging acht de verklaring van aangeefster niet geloofwaardig. Ze heeft volgens de verdediging op meerdere punten inconsistent verklaard. Daarnaast heeft ze pas op een laat moment over de tenlastegelegde verkrachting aan de politie verteld, terwijl ze hier eerder al meerdere mogelijkheden toe had. Tot slot blijkt uit het dossier niet dat er urine- of braaksporen op haar kleding zijn aangetroffen.
Beoordeling door de rechtbank
Zoals ook al onder feit 1 overwogen gaat de rechtbank bij de beoordeling van de tenlastelegging uit van de juistheid en geloofwaardigheid van de verklaring van aangeefster [slachtoffer] . Dat geldt dus ook voor haar verklaringen over de vermeende verkrachting. Ook haar verklaringen hierover zijn in grote lijnen consistent en worden ook weer ondersteund door andere bewijsmiddelen. Het feit dat aangeefster ‘pas’ bij haar aangifte over de vermeende verkrachting heeft verklaard, en niet bijvoorbeeld direct toen ze de politie op straat aansprak, maakt haar verklaring naar het oordeel van de rechtbank ook niet ongeloofwaardig. Zij verklaart namelijk over een voor haar vernederende gebeurtenis, waardoor de rechtbank het niet onbegrijpelijk vindt dat aangeefster eerst nog terughoudend was om hierover te verklaren.
Aangeefster [slachtoffer] heeft onder meer verklaard dat verdachte haar op vrijdag 22 februari 2019 meenam naar een steegje in het centrum Tiel. In het steegje sloeg hij met zijn vuist in haar buik en gaf hij knietjes in haar buik. Vervolgens gaf hij haar opdracht om op haar knieën zitten. Hij trok toen zijn broek naar beneden, stopte zijn piemel in haar mond en urineerde in haar mond. Aangeefster moest hierdoor overgeven. [7] Verdachte zei toen: “vieze bitch nu ga je echt dood”. [8] Het braaksel kwam in het steegje en op de broek van verdachte terecht. Ook kwam er een beetje urine op zijn broek terecht. Verdachte had in eerste instantie een joggingbroek aan met hierover nog een broek. Hij heeft die laatste broek uitgedaan. [9] Het steegje waar dit alles heeft plaatsgevonden lag vlakbij de bibliotheek, tegenover een parkeergarage. [10]
Op 22 februari 2019 werden twee verbalisanten op straat aangesproken door [slachtoffer] . Zij was buiten adem en kwam overstuur over. Ze zei dat ze mishandeld was en wees de man aan die dat gedaan had. De man keek hun kant op en rende vervolgens hard weg. [11]
Op 23 februari 2019 zijn er verbalisanten gaan kijken in een steegje dat vlakbij de bibliotheek in Tiel uitkomt. Ze hebben daar een plas braaksel aangetroffen op een plek die niet zichtbaar was voor camera’s in de omgeving en ook niet voor eventueel langslopend publiek. [12]
Een verbalisant heeft camerabeelden bekeken van het steegje van de [naam 1] Moskee in Tiel van 22 februari 2019. Op deze beelden is te zien dat er tweemaal een getinte jongeman, die verbalisant herkent als verdachte, en een licht getinte jongedame de steeg in komen lopen en later weer uitgaan. Bij de tweede keer is omstreeks 14:51:36 uur te zien dat zij het steegje in komen lopen. Verdachte draagt op deze beelden een lichtblauwe spijkerbroek. Omstreeks 14:56:06 uur is te zien dat zij weer terug komen lopen. Op deze beelden draagt verdachte een zwarte broek. [13]
Bij een bemonstering van de penis van verdachte zijn aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van speeksel. Daarnaast is er uit de bemonstering een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal twee personen. Het NFI gaat ervan uit dat verdachte een van de donoren is omdat de bemonstering van zijn lichaam is en het DNA-profiel van verdachte met dit DNA-mengprofiel overeen komt. Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat er overeenkomsten zijn tussen het DNA-profiel van [slachtoffer] en het DNA-mengprofiel van de bemonstering. Volgens het NFI is het vinden van dit DNA-mengprofiel meer dan een miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte en [slachtoffer] , dan wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte en één willekeurig onbekend persoon. [14]
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van aangeefster omtrent het tenlastegelegde door verschillende bewijsmiddelen wordt ondersteund. Haar verklaring dat verdachte zijn penis in haar mond heeft gestoken wordt ondersteund door de DNA-match zoals omschreven in het NFI-rapport, haar verklaring dat zij vervolgens heeft overgegeven wordt ondersteund door de waarneming van verbalisanten dat er een plas braaksel in de steeg lag en haar verklaring dat verdachte zijn broek uit moest trekken omdat er braaksel op was gekomen wordt ondersteund door de camerabeelden waarop te zien is dat verdachte een andere broek aanhad toen hij de steeg uitliep. Ook blijkt uit de camerabeelden dat [slachtoffer] en verdachte inderdaad in een steegje zijn geweest die middag en ondersteunt de waarneming van verbalisant dat [slachtoffer] later die middag overstuur was haar aangifte eveneens. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het tenlastegelegde.
Verdachte heeft ontkend dat hij het tenlastegelegde heeft gepleegd. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij op 22 februari 2019 tussen 05:00 en 06:00 uur door zijn broer naar werk is gebracht. [slachtoffer] heeft daarvoor nog broodjes voor hem gemaakt en hem gepijpt. Vervolgens is hij naar werk gegaan, waar hij al eerder die week was ontslagen, en hebben hij en [slachtoffer] tussen 06:00 en 06:30 uur met elkaar afgesproken. Ze zijn die ochtend in verschillende winkels in het centrum van Tiel geweest en hebben ook een rookworst bij de Hema gehaald. Op een gegeven moment ging verdachte naar een steegje om te plassen. [slachtoffer] ging met hem mee, hij weet niet waarom. Vervolgens heeft [slachtoffer] in dit steegje gekotst. Hij weet niet waarom zij moest kotsen, hij heeft dit niet aan haar gevraagd. Ze was de dag daarvoor wel ziek. Hij had die dag twee broeken aan en heeft zijn bovenste broek in de steeg uitgetrokken omdat hij het benauwd had. Toen ze wat later op straat liepen was [slachtoffer] opeens weg. Hij weet niet waar ze naartoe was gegaan. Hij heeft geen politie gezien.
De rechtbank acht deze verklaring op verschillende punten onaannemelijk. Allereerst acht de rechtbank onaannemelijk dat [slachtoffer] verdachte op die ochtend nog heeft gepijpt, gelet op het vroege tijdstip, het feit dat zij zich volgens verdachte de dag ervoor niet lekker voelde, het feit dat zij de dag daarvoor flink was mishandeld door verdachte en het feit dat verdachte deze lezing pas heeft gegeven nadat hij bekend was met de aangifte aan [slachtoffer] , terwijl hij eerder had verklaard dat aangeefster nog sliep toen hij ’s morgens door zijn broer naar zijn werk werd gebracht [15] . Ten tweede acht de rechtbank het onaannemelijk dat verdachte samen met [slachtoffer] een steegje in ging om te plassen, terwijl ze in de buurt van de bibliotheek waren waar doorgaans ook een toilet is. Ten derde is het naar het oordeel van de rechtbank duidelijk dat de verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer] opeens kwijt was toen ze samen over straat liepen niet klopt. In het proces-verbaal van verbalisanten staat namelijk duidelijk dat degene die [slachtoffer] als schuldige aanwees hun kant op keek en vervolgens wegrende. Tot slot heeft verdachte over meerdere onderdelen in zijn verklaring wisselend verklaard en heeft hij in eerste instantie niet willen verklaren over hoe het kwam dat hij een andere broek aan had toen hij uit de steeg liep. Dit maakt zijn verhaal ongeloofwaardig.
De rechtbank concludeert dan ook dat de verklaring van verdachte onaannemelijk is en gaat hieraan voorbij.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting door aangeefster [slachtoffer] met geweld te dwingen tot seksuele handelingen, bestaande uit het in haar mond brengen van zijn penis en vervolgens te urineren. Het feit dat niet uit het dossier blijkt dat er urine- of braaksporen op de kleding van [slachtoffer] zijn aangetroffen, doet niet af aan de overtuiging van de rechtbank. De rechtbank overweegt nog dat zij niet bewezen acht dat verdachte [slachtoffer] door middel van bedreiging met geweld heeft gedwongen tot seksuele handelingen, nu verdachte de tenlastegelegde dreigende bewoordingen pas heeft gebezigd nadat de seksuele handelingen al gepleegd waren.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij in
of omstreeksde periode van 21 februari 2019 tot en met 22 februari 2019 te Tiel
en/of Breda en/of Leeuwarden, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door haar
- eenmaal
of meermalenmet vlakke hand in het gezicht
en/of het achterhoofdte slaan en
/of- een of meermalen aan de haren te trekken en/of- een of meermalen in de knieholten te schoppen en/of-
een ofmeermalen een knietje in de buik te geven en
/of-
een ofmeermalen met de vuist in het gezicht te slaan en
/of- over het gezicht te krassen en
/of- deodorant in
ogen, althanshet gezicht te spuiten;
3.
hij op
of omstreeks22 februari 2019 te Tiel,
in elk geval in Nederland,door geweld
of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een
of meerhandeling die bestond uit
of mede bestonden uithet seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
door zijn penis in haar mond te brengen en
/of(vervolgens) in haar mond te urineren,
en bestaande dat geweld
of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of die één of meer feitelijkhedenhierin dat verdachte
- die [slachtoffer] een of meermalen te slaan en/of te schoppen en
/of- die [slachtoffer] te dwingen op haar knieën op de grond te zitten en
/of- daarbij die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: “Vieze bitch nuga je echt dood”.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Mishandeling, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
Verkrachting

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De officier van justitie heeft verzocht om aan de voorwaardelijke straf als bijzondere voorwaarden een meldplicht, het meewerken aan psychiatrisch onderzoek, het volgen van een ambulante behandeling en een contact- en locatieverbod met aangeefster te verbinden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte niet eerder voor een geweldsdelict is veroordeeld en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. De verdediging acht een gevangenisstraf ter hoogte van het voorarrest passend.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en met de omstandigheden waaronder dit is begaan. Ook is rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 4 april 2019;
- een trajectconsult van NIFP, gedateerd 8 maart 2019;
- een voorlichtingsrapportage van [naam 2] , gedateerd 9 mei 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en verkrachting van zijn toenmalige vriendin. Hij verbleef met zijn vriendin voor een periode in het huis van zijn broer. Toen ze op een gegeven moment ruzie hadden heeft hij haar meermalen gestompt, gekrabd en met deodorant in haar gezicht gespoten. De volgende dag heeft hij haar in een steegje in de buik geslagen en geschopt, haar op haar knieën gedwongen en zijn penis in haar mond gestopt. Vervolgens heeft hij in haar mond geürineerd waarvan zij zo misselijk werd dat ze moest overgeven. Toen ze later samen op straat liepen, heeft aangeefster de politie aangesproken en is verdachte weggerend.
Dit zijn zeer ernstige feiten. Aangeefster verkeerde in een kwetsbare positie. Ze was pas 18 jaar, verliefd op verdachte en ze was samen met verdachte naar Tiel gekomen waar ze verder niemand kende. Verdachte heeft hier ernstig misbruik van gemaakt. Niet alleen heeft hij de bewezenverklaarde feiten gepleegd; ook heeft hij seksueel getinte foto’s van aangeefster gemaakt waarop zij slechts in lingerie gekleed was en tegen aangeefster gezegd dat hij haar voor hem in de prostitutie zou gaan laten werken. Uit de verklaringen blijkt niet dat verdachte uiteindelijk enige seksuele voldoening heeft beleefd aan hetgeen zich in het steegje heeft afgespeeld. Alles wijst erop dat verdachte aangeefster op deze wijze vooral diep en pijnlijk heeft willen vernederen met de bedoeling om haar te laten zien wie volgens hem de baas was. Gedurende enkele dagen heeft verdachte aangeefster onmenselijk behandeld en geen enkele blijk gegeven rekening te houden met de impact van zijn handelen op aangeefster. Slachtoffers van mishandeling en misbruik ervaren vaak nog lange tijd psychische klachten. Dat zal voor aangeefster niet anders zijn. Uit haar slachtofferverklaring blijkt dat het feit een behoorlijke impact op haar heeft gehad en dat ze het hierdoor moeilijk vindt om mensen te vertrouwen.
Alle voorgenoemde omstandigheden brengen de rechtbank tot het oordeel dat alleen een gevangenisstraf van lange duur passend is. Het onvoorwaardelijke gedeelte hiervan zal 24 maanden bedragen en aldus langer zijn dan de gevangenisstraf die is gevorderd door de officier van justitie. De rechtbank vindt daarvoor rechtvaardiging in de doelbewuste en pijnlijke vernedering van aangeefster door verdachte. Dit element weegt voor de rechtbank zeer zwaar.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden koppelen zoals gevorderd door de officier van justitie. In het reclasseringsrapport staat dat wanneer verdachte schuldig zou worden bevonden, een psychiatrisch onderzoek wenselijk zou zijn gelet op de ernst van de feiten. De rechtbank zal dus als bijzondere voorwaarden opleggen dat dat verdachte dient mee te werken aan psychiatrisch onderzoek en eventueel ambulante behandeling, indien uit het onderzoek volgt dat dit wenselijk. Daarnaast zal de rechtbank een contact- en locatieverbod opleggen met aangeefster.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde feit. In het voegingsformulier heeft zij een bedrag gevorderd van € 10.048,80. Ter terechtzitting heeft ze dit opgehoogd tot € 11.048,80.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevraagde schadevergoeding in zijn geheel dient te worden toegewezen, met toewijzing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gelet op de bepleite vrijspraak verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij heeft een schadevergoeding gevorderd voor reiskosten naar de terechtzitting op 4 juni 2019. Deze vordering is goed onderbouwd en niet betwist. De rechtbank zal deze vordering ter hoogte van € 48,80, dan ook toewijzen.
De benadeelde partij heeft daarnaast een immateriële schadevergoeding ter hoogte van
€ 10.000,- gevorderd. De rechtbank overweegt allereerst dat zij van oordeel is dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden hetgeen voor vergoeding in aanmerking komt. De benadeelde partij heeft als gevolge van de mishandeling, bewezenverklaard onder 1, letsel opgelopen, maar vooral heeft zij psychische gevolgen aan het bewezenverklaarde onder 1 en 2 overgehouden. Hoewel de benadeelde partij haar vordering niet heeft onderbouwd met stukken waar een psychiatrisch ziektebeeld uit volgt, is het evident dat men aan dit soort strafbare feiten psychische gevolgen overhoudt. Voor de benadeelde partij zal dit dus niet anders zijn. In het bijzonder neemt de rechtbank in haar zaak ook nog mee dat ze zo doelbewust door verdachte vernederd is, waar zij ook psychische gevolgen van kan ondervinden. De rechtbank ziet in het feit dat onderbouwing met stukken onderbreekt aanleiding de schade te begroten op een bedrag van € 3.000,- en de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren voor het overige gedeelte van haar vordering.
De rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen ter hoogte van de toegewezen schadevergoedingen. Zij zal daarnaast de gevorderde wettelijke rente toewijzen; voor wat betreft € 48,80 vanaf 4 juni 2019 en € 3.000,- vanaf 22 februari 2019.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 242 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
6 (zes) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
1. zich niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 de voorwaarden dat de veroordeelde:
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
3. zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich uiterlijk binnen 5 dagen nadat hij uit detentie is gekomen zal melden bij [naam 2] , locatie Arnhem ( [adres 2] , Arnhem, [telefoonnummer] ), en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
5. mee zal werken aan een psychiatrisch onderzoek, uit te voeren door het NIFP of een soortgelijke instantie, te beoordelen door de reclassering;
6. zich onder ambulante behandeling zal stellen van een zorginstelling indien dit volgens het psychiatrisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht, voor zover en zolang de reclassering en deze zorginstelling dit noodzakelijk acht;
7. op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
8. zich niet zal begeven in de straat waaraan [slachtoffer] wonende is, momenteel de [straatnaam 2] en de [straatnaam 3] in [woonplaats 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 en 2 tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Sonneveldt, mr. J.M. Graat en mr. W.J. Koops, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Ruizendaal-van der veen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 04 juni 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in:
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] p. 8 (dossier 1).
3.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] p. 10 (dossier 1).
4.Proces-verbaal van bevindingen p. 105 (dossier 1).
5.Proces-verbaal van bevindingen p. 4 (dossier 1).
6.Medische verklaring [naam 3] p. 21-22 (dossier 1).
7.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , p.18 (dossier 2).
8.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden p.12 (dossier 2).
9.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , p.18 (dossier 2).
10.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden p.13 (dossier 2).
11.Proces-verbaal van bevindingen p.4 (dossier 1).
12.Proces-verbaal van bevindingen p.34 (dossier 1).
13.Proces-verbaal van bevindingen p.41 (dossier 1).
14.Rapport NFI d.d. 6 maart 2019 p.25-27 (dossier 2).
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p.144 (dossier 1).