ECLI:NL:RBGEL:2019:2851

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 juni 2019
Publicatiedatum
27 juni 2019
Zaaknummer
05/880692-17 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van gewoontewitwassen

Op 25 juni 2019 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, een vonnis gewezen in de zaak tegen een 46-jarige vrouw uit Twello. De rechtbank heeft de vrouw veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van de tijd die zij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast is de vrouw verplicht gesteld om een bedrag van € 119.753,89 aan de Staat te betalen in het kader van voordeelsontneming. De officier van justitie had eerder een vordering ingediend om het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen, dat aanvankelijk was geschat op € 121.953,89. Tijdens de zitting op 12 juni 2019 heeft de officier van justitie de vordering aangepast, waarbij werd gesteld dat het voordeel niet was verkregen uit het tenlastegelegde witwassen, maar uit onbekende gronddelicten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde en haar medeverdachte een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd en dat er een onverklaarbaar verschil was tussen de legale contante ontvangsten en de feitelijke uitgaven. De rechtbank heeft de eenvoudige kasopstelling van de politie als uitgangspunt genomen en geconcludeerd dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten. De rechtbank heeft het totale bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 119.753,89, waarbij rekening is gehouden met een uitgave voor rijlessen van de dochter van de veroordeelde, die niet als voordeel werd aangemerkt. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen, met uitzondering van het overige deel van de vordering, en de veroordeelde de hoofdelijke verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/880692-17 (ontneming)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[veroordeelde]
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] , te [woonplaats] ,
raadsman: J.A. Schadd, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is gesteld op
€ 121.953,89.

2.De procedure

Ter terechtzitting van 12 juni 2019 heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig gemaakt.

3.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 11 juni 2019 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is veroordeelde niet verschenen. De raadsman van veroordeelde, mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem, heeft namens veroordeelde als gemachtigde het woord gevoerd.
De officier van justitie, mr. A. Reah, heeft ter terechtzitting de vordering aangepast. Hij heeft daartoe toegelicht dat de vordering niet is gebaseerd op wederrechtelijk verkregen voordeel dat is verkregen uit het in de hoofdzaak tenlastegelegde witwassen, maar ziet op wederrechtelijk voordeel verkregen uit de (onbekend gebleven) gronddelicten. Van hoofdelijkheid, zoals in de ontnemingszaak van medeverdachte [medeverdachte] is opgelegd, kan daarom geen sprake zijn. De officier van justitie vordert om die reden ontneming van een bedrag van € 60.974,44.
De raadsman van veroordeelde heeft het woord ter verdediging gevoerd. Daarbij is naar voren gebracht dat als de officier van justitie uitgaat van ontneming wegens een ander strafbaar feit, dan wel aannemelijk moet worden gemaakt om welk feit het dan gaat.

4.De beoordeling van de vordering

Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de rechtbank kennisgenomen van het op 25 juni 2019 tegen veroordeelde gewezen vonnis, waarin veroordeelde is veroordeeld wegens het medeplegen van gewoontewitwassen.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde uit dat feit wederrechtelijk voordeel heeft genoten. De beslissing dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. [1]
De bewijsmiddelen
Eenvoudige kasopstelling
De rechtbank zal de door de politie opgestelde eenvoudige kasopstelling, behoudens de in de onderstaande berekening herstelde rekenfout, als uitgangspunt nemen. In de kasopstelling is uitgegaan van de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 april 2017. [2]
Beginsaldo
Het beginsaldo is per 1 januari 2011 bepaald op nihil. Het saldo op de bankrekeningen van veroordeelde en [medeverdachte] had omstreeks 1 januari 2011 continue een debetstand. Pas op 17 januari 2011 wordt de debetstand weggewerkt. In de periode omstreeks 1 januari 2011 zijn er geen contante opnamen en/of stortingen geweest. Zowel veroordeelde als [medeverdachte] hebben op dat moment geen werk gehad waarbij legale contante inkomsten zijn gegenereerd.
Legale contante ontvangsten
In genoemde periode bestonden de legale contante ontvangsten uit contante bankopnames van veroordeelde en [medeverdachte] ter hoogte van € 8.770,-.
Eindsaldo
Bij de doorzoeking op 4 april 2017 is een geldbedrag aangetroffen ter grootte van € 271,20. Dit geld is niet in beslag genomen. De kasopstelling is opgemaakt van 1 januari 2011 tot en met 30 april 2017. In het voordeel van veroordeelde en [medeverdachte] wordt ervan uitgegaan dat het geld is uitgegeven en dat op 30 april 2017 geen contant geld meer aanwezig was. Het eindsaldo wordt gesteld op € 0,-.
Feitelijke contante uitgaven
In genoemde periode bestonden de feitelijke contante uitgaven uit:
Contante storingen op bankrekening [nummer] : € 58.490,79
Contante uitgaven naar aanleiding van bonnen: € 8.527,75
Huishoudelijke uitgaven: € 57.516,01
Huur garagebox: € 2.888,64
Rijles [naam] € 2.185,00
Gemeentelijke belastingen:
€ 1.110,70
Totaalbedrag aan contante uitgaven in de onderzoeksperiode: € 130.718,89
Gezamenlijke huishouding
Gelet op de verklaringen van verdachte, [medeverdachte] en de vader van [medeverdachte] is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde en [medeverdachte] in de gehele ten laste gelegde periode een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd. [3]
Samenvatting kasopstelling
Beginsaldo contant geld per 1 januari 2011 € 0,00 -
Legale contante ontvangsten (incl. bankopnames) € 8.770,00 -
Eindsaldo € 0,00 +
----------------
Beschikbaar voor het doen van uitgaven € 8.770,00
Werkelijke contante uitgaven incl. bankstortingen € 130.718,89 -
----------------
Onverklaarbaar verschil € 121.948,89 -
Conclusie rechtbank
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte] en veroordeelde, gelet op de kasopstelling, een groot contant geldbedrag hebben uitgegeven. Voor de herkomst van dat bedrag heeft veroordeelde geen aannemelijke verklaring gegeven. Dit bedrag kan worden aangemerkt als voorwerp van het in de hoofdzaak bewezenverklaarde gewoontewitwassen.
De enkele vaststelling dat een geldbedrag voorwerp van witwassen is, is echter onvoldoende om te kunnen oordelen dat dat bedrag daarmee ook als wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden aangemerkt. Nu evenwel uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat dit geldbedrag ook daadwerkelijk is uitgegeven ten behoeve van het de huishouding die verdachte met [medeverdachte] voerde, is de rechtbank van oordeel dat dit geldbedrag [medeverdachte] en verdachte ook daadwerkelijk voordeel heeft opgeleverd.
Dat is alleen anders ten aanzien van het bedrag van € 2.185,00 dat is uitgegeven voor de rijlessen van [naam] . Uit het dossier kan worden afgeleid dat ook deze uitgave is bekostigd met geld met een onverklaarde herkomst. Nu het hier echter gaat om rijlessen van de dochter van verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank van deze uitgave niet worden gesteld dat ook deze uitgave daadwerkelijk voordeel voor verdachte heeft opgeleverd.
Totale voordeel/ betalingsverplichting
Het totale bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel schat de rechtbank op
€ 119.763,89 (€ 121.948,89 - € 2.185,00). Gesteld noch gebleken is ene aanleiding om de betalingsverplichting van veroordeelde te matigen. Daarvoor ziet de rechtbank dan ook geen reden.
Nu het verkregen wederrechtelijk voordeel voor gezamenlijke huishouding van [medeverdachte] en veroordeelde is aangewend, kan het naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als ‘gemeenschappelijk voordeel’ waarover zij beiden konden beschikken. Dit voordeel kan daarom aan ieder van hen voor het geheel worden toegerekend.

5. De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
  • stelt vast het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van
  • legt de veroordeelde de hoofdelijke verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
  • wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.M. Doon (voorzitter), mr. C.H.M. Pastoors en
mr. T. Bertens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juni 2019.
De griffier is buiten staat dit
vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie eenheid Oost Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossier ONRAA17004 Voorwaards, proces-verbaalnummer AH087, gesloten op 24 augustus 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Voor deze hele paragraaf (op onderdelen met aanvullingen van andere voetnoten): AH051: rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, p. 460 tot en met p. 469, en de daarin genoemde bijlagen.
3.VER02.01: proces-verbaal van verhoor verdachte [veroordeelde] , p. 851, VER01.03: proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p.410 en 411 alsmede het AH001: proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 64.