ECLI:NL:RBGEL:2019:2850

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 juni 2019
Publicatiedatum
27 juni 2019
Zaaknummer
05/880692-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor gewoontewitwassen van grote geldbedragen

Op 25 juni 2019 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, een 46-jarige vrouw uit Twello veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van voorarrest, wegens gewoontewitwassen. De vrouw was beschuldigd van het witwassen van een bedrag van € 121.948,89, dat zij had verworven in de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 april 2017. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en haar medeverdachte, met wie zij een gezamenlijke huishouding voerde, meer contant geld hadden uitgegeven dan zij op legale wijze hadden ontvangen. De rechtbank concludeerde dat er een vermoeden van witwassen bestond, aangezien de herkomst van het geld niet kon worden verklaard. De verdediging stelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de criminele herkomst van het geld, maar de rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank benadrukte dat het onacceptabel is dat mensen profiteren van criminele activiteiten en dat witwassen een ondermijnende werking heeft op de samenleving. De verdachte had geen eerdere strafblad en de rechtbank hield rekening met haar persoonlijke omstandigheden, maar oordeelde dat de ernst van de feiten een vrijheidsbenemende straf rechtvaardigde.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/880692-17
Datum uitspraak : 25 juni 2019
Tegenspraak (art. 279 Sv)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres 1] , te [woonplaats]
raadsman: mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 11 juni 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 april 2017 te Twello en/of andere plaatsen in Nederland, althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van één of meer voorwerp(en), te weten een (cash) geldbedrag(en) ter hoogte van 121.953,89 euro, althans enige geldbedrag(en), de herkomst verborgen/verhuld en/of de vindplaats verborgen/verhuld en/of de vervreemding verborgen/verhuld en/of de verplaatsing verborgen/verhuld en/of verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de voorwerp(en) was/waren
en/of het/de voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben gehad en/of een (cash) geldbedrag(en) ter hoogte van 121.953,89 euro, althans enig(e) (cash) geldbedrag(en), verworven en/of voorhanden gehad en/of een (cash) geldbedrag ter hoogte van 121.953,89 euro, althans enig(e) (cash) geldbedrag(en) omgezet (telkens van cash naar goederen en diensten) en/of van een geldbedrag ten hoogte van 121.953,89 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), gebruik gemaakt
terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) dat het/de voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl zij van het plegen van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 april 2017 te Twello en/of andere plaatsen in Nederland, althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van één of meer voorwerp(en), te weten een (cash) geldbedrag(en) ter hoogte van 121.953,89 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), de herkomst verborgen/verhuld en/of de vindplaats verborgen/verhuld en/of de vervreemding verborgen/verhuld en/of de verplaatsing verborgen/verhuld en/of verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de voorwerp(en) was/waren
en/of het/de voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben gehad en/of een (cash) geldbedrag(en) ter hoogte van 121.953,89 euro, althans enig(e) (cash) geldbedrag(en), verworven en/of voorhanden gehad en/of een (cash) geldbedrag ter hoogte van 121.953,89 euro, althans enig(e) (cash) geldbedrag(en) omgezet (telkens van cash naar goederen en diensten) en/of van een geldbedrag ten hoogte van 121.953,89 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), gebruik gemaakt
terwijl zij redelijkerwijs moest vermoeden dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat [medeverdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft geld van [medeverdachte] ontvangen. Zij wist niet beter dan dat hij dat geld heeft verdiend met zijn eigen zaak. Of hij over zijn verdiensten nu wel of geen belasting heeft betaald, hij heeft het geld ingebracht voor de kinderen. Verdachte heeft het geld dat zij ontving op de bank gezet, dat is een indicatie dat zij niet wist dat het om zwart geld zou gaan. Niet kan worden bewezen dat verdachte wist dat het geld dat zij ontving van [medeverdachte] mogelijk van enig misdrijf afkomst van.
Beoordeling door de rechtbank
Gezamenlijke huishouding
In de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 april 2017 woonde medeverdachte [medeverdachte] volgens zijn eigen verklaring grotendeels in de woning van verdachte, aan de [adres 1] in Twello. Hij heeft met verdachte de zorg over hun drie kinderen. [2]
Als verdachte geld of boodschappen nodig had, dan kreeg zij dat van [medeverdachte] . [3] Zij kreeg het geld contant van [medeverdachte] . [4] Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte en [medeverdachte] een gezamenlijke huishouding voerden.
Contante uitgaven
Op de bankrekening van verdachte is in de periode 17 januari 2011 tot en met 30 maart 2017 voor een bedrag van € 58.490,79 aan contanten gestort, waarmee onder andere de hypotheeklasten van de woning aan de [adres 1] in Twello zijn betaald. [5]
Bij de doorzoeking van de woning aan de [adres 1] in Twello zijn bonnen en facturen aangetroffen van contante betalingen, in totaal een bedrag van € 8.727,75. [6]
Gelet op de berekening van het NIBUD is het aannemelijk dat het gezin van verdachte en [medeverdachte] in de tenlastegelegde periode een bedrag van ten minste € 57.521,01 heeft nodig gehad voor voeding. Hierbij is rekening gehouden met de overboekingen die zijn gedaan tijdens de detentieperiode van [medeverdachte] . [7]
Verder blijkt uit het dossier dat er contante betalingen zijn gedaan voor de huur van een garagebox (€2.888,64), rijlessen (€2.185,00) en gemeentelijke belastingen (1.110,70). [8]
Legale inkomsten
Verdachte heeft verklaard dat zij sinds 2011 werkt bij een callcenter van [naam 1] en dat zij soms
€ 1.200,00 per maand verdiend. [9] Uit gegevens van de belastingdienst blijkt dat verdachte in de periode van 2012 tot en met 2016 een bruto jaarloon had tussen de € 9.390,- en € 13.821,-. [10] Nu deze inkomsten giraal aan verdachte zijn betaald, zijn ze niet van invloed op de kasopstelling. Voor zover verdachte haar loon contant heeft opgenomen, is hiermee rekening gehouden bij de kasopstelling.
Kasopstelling
In het kader van het onderzoek is er een kasopstelling gemaakt. [11] Bij het opstellen van deze kasopstelling is rekening gehouden met de inkomsten en uitgaven van zowel verdachte als [medeverdachte] nu zij een gemeenschappelijke economische huishouding voerden. Uit de opgestelde kasopstelling blijkt dat in de genoemde periode de feitelijke contante uitgaven er als volgt uitzagen:
Contante storingen op bankrekening [nummer] : € 58.490,79
Contante uitgaven naar aanleiding van bonnen: € 8.527,75
Huishoudelijke uitgaven voeding: € 57.516,01
Huur garagebox: € 2.888,64
Rijles [naam 2] € 2.185,00
Gemeentelijke belastingen:
€ 1.110,70
Totaalbedrag aan contante uitgaven in de onderzoeksperiode: € 130.718,89
Het beginsaldo van de kasopstelling per 1 januari 2011 is bepaald op nihil, omdat het saldo op de bankrekeningen van verdachte en [medeverdachte] omstreeks 1 januari 2011 continu een debetstand had. De in de genoemde periode gedane contante bankopnames van verdachte en [medeverdachte] ter hoogte van € 8.770,00 zijn aangemerkt als legale contante ontvangsten. Uit de kasopstelling blijkt dat de werkelijke contante uitgaven over deze periode tenminste € 130.718,89 bedroegen. Aldus bestaat er een verschil van € 121.948,89 tussen de legale contante ontvangsten van verdachte en [medeverdachte] en hun daadwerkelijke contante uitgaven.
De rechtbank stelt op grond van de kasopstelling vast dat verdachte en [medeverdachte] die in de ten laste gelegde periode een gemeenschappelijke economische huishouding voerden, meer contant geld hebben uitgegeven dan dat er op legale wijze aan contant geld is ontvangen, te weten € 121.948,89. De rechtbank komt tot een (iets) lager bedrag dan door de politie is berekend, doordat in de berekening van de politie een rekenfout is geslopen.
Het bedrag staat niet in verhouding tot de legale inkomsten van [medeverdachte] en/of verdachte. Daarom is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier zonder meer een vermoeden van witwassen volgt.
Enig misdrijf
De rechtbank stelt vast dat er geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen enerzijds de ten laste gelegde geldbedragen en anderzijds een specifiek misdrijf.
Ook als op grond van het beschikbare bewijsmateriaal geen rechtstreeks verband valt te leggen met een concreet bepaald misdrijf, kan desondanks bewezen worden dat een goed “uit enig misdrijf afkomstig is”. Dit is het geval wanneer op grond van feiten en omstandigheden kan worden vastgesteld dat het niet anders kan dan dat de goederen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Het is aan het openbaar ministerie om bewijs aan te brengen waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid.
Indien de vastgestelde feiten en omstandigheden het vermoeden van een criminele herkomst van de goederen rechtvaardigen, dan mag van de verdachte worden verlangd dat hij voor de herkomst ervan een verklaring geeft. Als verdachte er niet in slaagt een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand volstrekt onwaarschijnlijke verklaring te geven voor die herkomst, is het oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het door verdachte aangewende geldbedrag - middellijk of onmiddellijk - van misdrijf afkomstig is en dat verdachte dit wist, niet onbegrijpelijk.
Dit brengt niet mee dat het dan aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat de goederen niet van enig misdrijf afkomstig zijn. Maar als de door de verdachte gegeven verklaring niet aannemelijk is geworden, dan kan een rechter daaraan in voorkomende gevallen wel de gevolgtrekking verbinden dat een legale herkomst van de goederen dus ontbreekt.
Concrete min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onaannemelijke verklaring
De rechtbank is van oordeel dat nu uit het onderhavige dossier een vermoeden van witwassen volgt, van verdachte mag worden verlangd dat zij een concrete en min of meer verifieerbare en niet op voorhand onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het geld.
De verdediging heeft aangevoerd dat voor de herkomst van het geld een duidelijke bron is aan te wijzen, namelijk de partner van verdachte, de heer [medeverdachte] . De verdediging stelt dat verdachte dacht dat [medeverdachte] het geld dat zij van hem kreeg verdiende door het uitvoeren van klussen en dat over die inkomsten gewoon belasting was betaalt.
[medeverdachte] heeft bij de politie aanvankelijk verklaard dat hij geen legale inkomsten heeft en dat hij zijn inkomsten verkreeg door het uitvoeren van (zwarte) stukadoors- c.q. kluswerkzaamheden. Hij wil echter geen inzage geven in wie de opdrachtgevers zijn en heeft evenmin openheid gegeven over de naam van de man van wie hij de klussen krijgt.
De rechtbank stelt in dit kader vast dat tijdens de doorzoekingen in september 2016 in de woningen aan de [adres 1] in Twello, de [adres 2] in Twello alsmede de garagebox aan de [adres 3] in Twello, respectievelijk op 4 april 2017 in de woning aan de [adres 1] in Twello zijn géén gereedschappen en/of bedrijfskleding zijn aangetroffen die kunnen worden gebruikt bij dergelijke werkzaamheden (bijvoorbeeld verf, kwasten dan wel stukadoorsspullen). Dit is ook niet gevonden in één van de voertuigen die gebruikt werden door [medeverdachte] op 4 april 2017. [12]
Gevraagd naar een verklaring voor die bevindingen heeft [medeverdachte] later verklaard dat hij niet zoveel klussen in de maand had, omdat hij geen opleiding heeft gedaan en ook niet zo heel goed is. Hij zou weleens met een kennis zijn meegegaan, maar is niet in staat om voor zichzelf werk te organiseren. Hij heeft al heel lang geen klussen meer gehad. [13]
Gelet op de bevindingen tijdens de diverse huiszoekingen in het kader van het onderzoek acht de rechtbank de verklaring van [medeverdachte] dat hij geld verdiende door het uitvoeren van stukadoors- c.q. kluswerkzaamheden ongeloofwaardig.
Nu verdachte en [medeverdachte] een gezamenlijk huishouding hebben gevoerd en [medeverdachte] heeft verklaard dat hij niet veel klussen had en al heel lang geen klussen meer heeft gehad, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat zij in de veronderstelling verkeerde dat het geld dat zij van [medeverdachte] kreeg met klussen was verdiend niet aannemelijk. Verdachte heeft maandelijks een bedrag van [medeverdachte] ontvangen en heeft hier van geprofiteerd. Zij heeft haar uitgavenpatroon op de bedragen die zij van [medeverdachte] ontving, aangepast en hiermee ook de het geld van [medeverdachte] geaccepteerd, terwijl zij, zo zij niet wist dat het geld van [medeverdachte] een criminele herkomst had, in ieder geval op de hoogte moet zijn geweest van de aanmerkelijke kans dat het ging om bedragen met een illegale herkomst.
Daarbij betrekt de rechtbank dat zich in het dossier een proces-verbaal bevindt dat inhoudt dat verdachte op 23 april 2017 – twee weken na de doorzoeking van de woning van [medeverdachte] en verdachte – een telefoongesprek heeft gevoerd en het gebelde nummer op naam staat van de moeder van verdachte. Dit gesprek werd in de [land] taal gevoerd terwijl bij eerdere gesprekken Nederlands werd gesproken. Het gesprek van 23 april 2017 is door de tolk als volgt weergegeven: “De moeder van [verdachte] zegt dat ze moet zeggen dat het geld niet van hun is. Als zij het geld had, was het bij wijze van spreken haar geld. [verdachte] zegt dat ze moet gaan bidden”. [14]
De rechtbank leidt uit dit gesprek af dat verdachte ervan op de hoogte was dat sprake is geweest van geld waarvoor geen legale verklaring kan worden gegeven.
Conclusie rechtbank
Uit de resultaten van het onderzoek van het Openbaar Ministerie kan met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat het geldbedrag waarop de verdenking van witwassen betrekking heeft, een legale herkomst heeft. Derhalve kan een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring gelden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte geen concrete en verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het geldbedrag van € 121.948,89.
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode geldbedragen van totaal € 121.948,89 heeft verworven, voorhanden gehad en/of uitgegeven, terwijl zij wist dat deze – middellijk of onmiddellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
(Gewoonte)witwassen
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte een cash geldbedrag van € 121.948,89 heeft witgewassen. Gelet op de hoogte van het geldbedrag en het feit dat het witwassen heeft plaatsgevonden over een periode van meer dan zes jaren, is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Tezamen en in vereniging
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] heeft witgewassen, nu zij een gemeenschappelijke economische huishouding hebben gevoerd.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op
één of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 1 januari 2011 tot en met 30 april 2017 te Twello en/of andere plaatsen in Nederland,
althans te Nederland,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,
van
één of meervoorwerp
(en
), te weten
een (cash) geldbedrag(en) ter hoogte van 121.953,89 euro, althansenige geldbedrag
(en
), de herkomst heeft verborgen/verhuld
en/of de vindplaats verborgen/verhuld en/of de vervreemding verborgen/verhuld en/of de verplaatsing verborgen/verhuld en/of verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de voorwerp(en) was/waren
en
/of het/de voorwerp
(en
)voorhanden
heeft/hebben gehad en
/of een (cash) geldbedrag(en) ter hoogte van 121.953,89 euro, althansenig
(e
)(cash) geldbedrag
(en
), verworven en
/ofvoorhanden gehad en/
of een (cash) geldbedrag ter hoogte van 121.953,89 euro, althansenig
(e
)(cash) geldbedrag
(en
)omgezet (telkens van cash naar goederen en diensten) en
/ofvan
een geldbedrag ten hoogte van 121.953,89 euro, althansenig
(e
)geldbedrag
(en
), gebruik gemaakt
terwijl zij en
/ofhaar mededader
(s)wist
(en
)dat
het/de voorwerp
(en
)- onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig
was/waren uit enig misdrijf, terwijl zij van het plegen van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op primair:
medeplegen van gewoontewitwassen

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman van verdachte is geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 30 april 2019.
Verdachte heeft zich over een lange periode schuldig gemaakt aan het witwassen van grote geldbedragen. Het is onacceptabel dat mensen die zich bezig houden met strafbare feiten goede sier kunnen maken met de verdiensten uit misdaad. Ook hebben witwashandelingen een ondermijnende werking. Crimineel geld zal weer in het legale economische circuit moeten worden gebracht. Het effect hiervan is dat deelnemers aan het economische verkeer besmet raken met crimineel geld. Hierdoor kan het normale functioneren van die partijen en de economische markt worden bedreigd.
Verdachte heeft volop geprofiteerd van de criminele gelden van haar partner. In de woning zijn 21 merkjassen aangetroffen met een waarde van honderden euro’s per stuk. Bovendien is de woning – in tegenstelling tot andere woningen in de wijk – hoogwaardig is verbouwd en ingericht en is voorzien van rolluiken en beveiligingscamera’s. De familie had daarbij de beschikking over twee auto’s.
Er is niet gebleken dat verdachte haar partner op enig moment heeft proberen tegen te houden.
Aan de andere kant houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte een kleinere rol dan haar partner heeft gehad. Ze heeft niet actief criminele gelden verworven. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat ze nooit eerder in aanraking is geweest met justitie.
Gelet op de hoogte van het bedrag en de duur van de periode acht de rechtbank een vrijheidsbenemende straf, zoals door de officier van justitie is geëist passend en geboden. De rechtbank zal deze eis dan ook volgen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.M. Doon (voorzitter), mr. C.H.M. Pastoors en
mr. T. Bertens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juni 2019.
De griffier is buiten staat dit
vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie eenheid Oost Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossier ONRAA17004 Voorwaards, proces-verbaalnummer AH087, gesloten op 24 augustus 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.VER01.03: proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p.410.
3.VER02.01: proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 851.
4.VER02.03: proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 871.
5.AH005: proces-verbaal analyse bankrekening, p. 134 tot en met 135.
6.Proces-verbaal bevindingen p. 288.
7.Proces-verbaal bevindingen p. 290.
8.Proces-verbaal bevindingen p. 290 en 291.
9.VER02.02: proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p 858.
10.Proces-verbaal bevindingen p. 214.
11.AH051: rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, p. 460 tot en met p. 469, en de daarin genoemde bijlagen.
12.Proces-verbaal restinfomatie p. 104 en 106.
13.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 403-404.
14.Proces-verbaal bevindingen tap, p. 375-376.