ECLI:NL:RBGEL:2019:2847

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 juni 2019
Publicatiedatum
27 juni 2019
Zaaknummer
05/840027-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak zware mishandeling en stalking; bewezenverklaring poging tot zware mishandeling

Op 27 juni 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van zware mishandeling en stalking van zijn ex-vriendin. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de zware mishandeling, omdat het letsel dat het slachtoffer had opgelopen niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd. Echter, de rechtbank heeft wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling. De feiten vonden plaats op 21 januari 2019 in Dieren, waar de verdachte zijn ex-vriendin meerdere keren met de vuist in het gezicht heeft geslagen en haar vervolgens bij de haren heeft vastgepakt en met zijn knie tegen haar hoofd heeft gebeukt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard door zijn gewelddadige handelen. De officier van justitie had vrijspraak bepleit voor de zware mishandeling, maar de rechtbank volgde dit niet en achtte de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen. De verdachte is eerder veroordeeld voor geweldsdelicten en heeft geen blijk gegeven van bereidheid tot gedragsverandering. De rechtbank legde een gevangenisstraf van negen maanden op, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding van € 1.400,- aan het slachtoffer. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tweede ten laste gelegde feit, namelijk het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840027-19
Datum uitspraak : 27 juni 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats] ,
raadsman: mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 juni 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 januari 2019 te Dieren, gemeente Rheden, aan [slachtoffer] (zijn ex-vriendin) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer gezichtswonden (littekenweefsel en/of blijvende littekens in gezicht), heeft toegebracht door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met kracht tegen het (linker)oog, althans tegen het hoofd te stompen en/of te slaan en/of door de haren van die [slachtoffer] vast te pakken en/of (vervolgens)
zijn, verdachtes knie tegen het hoofd van die [slachtoffer] te stoten en/of te beuken;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij op of omstreeks 21 januari 2019 te Dieren, gemeente Rheden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] (zijn ex-vriendin) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, heeft verdachte die [slachtoffer] met kracht tegen het (linker)oog,
althans het hoofd gestompt en/of geslagen en/of die [slachtoffer] bij de haren, althans het hoofd vastgepakt en/of (vervolgens) zijn, verdachtes knie tegen het hoofd van die [slachtoffer] gestoten en/of gebeukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder subsidiair niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 21 januari 2019 te Dieren, gemeente Rheden, zijn (ex-)vriendin, althans een persoon, te weten [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met kracht tegen het (linker)oog, althans tegen het hoofd te stompen en/of te slaan en/of door de
haren van die [slachtoffer] vast te pakken en/of (vervolgens) zijn, verdachtes knie tegen het hoofd van die [slachtoffer] te stoten en/of te beuken;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 december 2018
tot en met 21 januari 2019 te Dieren, gemeente Rheden, althans in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op
eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van (zijn ex-vriendin)
[slachtoffer] , door:
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal telefonisch te benaderen en/of (daarbij) die [slachtoffer] beledigende en/of intimiderende en/of bedreigende en/of provocerende teksten en/of woorden toe te voegen, en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (al dan niet met zogenaamde nepaccounts) op de computer, althans via internet te benaderen en/of (daarbij) die [slachtoffer] beledigende en/of intimiderende en/of bedreigende en/of provocerende teksten en/of woorden toe te voegen, en/of - die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal op haar (huis)adres op te zoeken en/of te benaderen en/of die [slachtoffer] (aldaar) op te wachten en/of (vervolgens) te volgen, en/of
- op een raam van het(huis)adres van die [slachtoffer] het woord 'Zeug' aan te brengen, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1
De officier van justitie is van mening dat het opgelopen letsel geen zwaar lichamelijk letsel is en vraagt daarom verdachte vrij te spreken van het plegen van zware mishandeling.
De officier van justitie heeft gesteld dat wel wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat het geconstateerde letsel niet past bij de verklaring van verdachte dat hij met de vlakke hand heeft geslagen. Het letsel past volgens de letselinterpretatie wel bij de verklaring van [slachtoffer] dat zij met de vuist is geslagen en dat verdachte haar een knietje heeft gegeven. Door zijn knie tegen het hoofd van [slachtoffer] te stoten, heeft hij de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie heeft gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het tweede ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de zware mishandeling, omdat er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van de handelingen heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij met de vlakke hand heeft geslagen. Uit de letselverklaring blijkt niet dat de forensisch arts zich heeft afgevraagd hoe met de vlakke hand zou kunnen zijn geslagen, op een manier dat het geconstateerde letsel kan zijn ontstaan. Er kan niet worden uitgesloten dat het letsel is ontstaan door het slaan met de vlakke hand, waarbij [slachtoffer] bijvoorbeeld is geraakt door de palm van de hand. [slachtoffer] heeft in haar aangifte niet gezegd waar de knie haar zou hebben geraakt. De uitspraak van de arts dat het letsel passend is bij haar verklaring, zonder te weten waar zij zou zijn geraakt, is daarom niet begrijpelijk. Ook is op de foto, die direct na het incident van [slachtoffer] is gemaakt, niets te zien bij haar rechteroog. Dit komt overeenkom met de verklaring van verdachte, dat hij haar met rechts heeft geslagen. [slachtoffer] heeft pas de volgende dag verklaard dat zij ook blauwe plekken had op haar benen.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de kwalificatie van de feiten.
Ten aanzien van feit 2
Verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan het tweede ten laste gelegde feit. De raadsman heeft verder geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 21 januari 2019 te Dieren, verdachte (haar ex-vriend) buiten haar woning zag. Opeens stompte hij hard met zijn rechter vuist op haar linker oog. Hij stompte meerdere malen met zijn vuist op dezelfde plek. Ze wilde proberen om met de telefoon te filmen toen verdachte haar telefoon afpakte. Ze heeft toen een stap in zijn richting gedaan omdat ze de telefoon terug wilde. Ze zag en voelde dat verdachte haar bij haar haren vastpakte en haar hoofd richting zijn knie beukte. Dat ging hard en deed erg pijn. Ze zag dat het bloed van haar afdroop. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn ex-vriendin [slachtoffer] drie keer hard heeft geslagen. [3] Hij heeft hierbij alleen met de vlakke hand geslagen. Ook heeft hij de telefoon die aangeefster vast had uit haar hand geslagen.
Bij [slachtoffer] is op 23 januari 2019 letsel geconstateerd bestaande uit een blauwe plek rondom de linker en rechter oogkas, een snijwond op haar linker wenkbrauw, een zwelling van het gehele linker jukbeen en de rechter oogkas. Ook zijn blauwe plekken op haar linker bovenarm, linker onderarm en de binnenzijde van bovenbeen geconstateerd. [4] Vijf centimeter boven het linkeroor, in de behaarde hoofdhuid, was sprake van een zwelling van circa twee bij drie centimeter. [5]
Forensisch arts [naam 1] heeft op grond van het geconstateerde letsel vastgesteld dat het zeer aannemelijk is dat de bloeduitstortingen aan de linkerzijde van het gelaat en rondom en in het linkeroog, de scheurwond aan de linker wenkbrauw en de bloeduitstorting rondom de rechteroogkas zijn toegebracht door zwaar mechanisch uitwendig geweld, zoals stompen of slaan van een vuist of hand. Het is daarbij meer aannemelijk dat het ontstaan van de scheurwond is gebeurd door een vuistslag. Gezien de uitgebreidheid van de bloeduitstortingen in het gelaat en op diverse plaatsen is het veel meer aannemelijk dat ook dit is gebeurd door een vuistslag, waarbij deze een direct en beperkt gelokaliseerd uitwendig mechanisch geweld op de huid veroorzaakt, dan een klap met de vlakke hand. De zwelling op het behaarde hoofd, circa vijf centimeter boven het linker oor, kan worden geduid als een bloeduitstorting. Net als een vuistslag zal een knie een direct en beperkt gelokaliseerd uitwendig mechanisch geweld op de huid veroorzaken. [naam 1] concludeert dat het veel meer aannemelijk is dat de bloeduitstortingen en de scheurwond zijn ontstaan door de knie dan door de vlakke hand. [6]
De rechtbank overweegt dat het letsel dat [slachtoffer] heeft opgelopen fors is en dat het onwaarschijnlijk is dat dit letsel is veroorzaakt door te slaan met de vlakke hand. Forensisch arts [naam 1] heeft op basis van het geconstateerde letsel ook geconcludeerd dat de verklaring van het slachtoffer dat zij met de vuist is geslagen aannemelijker is dan de verklaring van verdachte. De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [slachtoffer] en stelt daarom op basis van die verklaring, het geconstateerde letsel en de letselverklaring vast dat verdachte meerdere keren met zijn vuist in het gezicht van [slachtoffer] heeft geslagen. Verdachte heeft meerdere keren op dezelfde plek, op [slachtoffer] ’ ogen, gestompt. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte gericht heeft geslagen. Ook heeft verdachte naar eigen zeggen hard geslagen. [7]
[naam 1] acht het voorts veel aannemelijker dat de bloeduitstortingen en de scheurwond zijn ontstaan door de knie dan door de vlakke hand. Het geconstateerde letsel past dus ook bij de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte haar hoofd richting zijn knie heeft gebeukt. Verdachte ontkent weliswaar dat hij met zijn knie tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft gebeukt, maar de rechtbank ziet geen reden om de verklaring van [slachtoffer] op dit onderdeel (wel) in twijfel te trekken. De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte [slachtoffer] bij haar haren heeft gepakt en met zijn knie tegen haar hoofd heeft gebeukt.
De volgende vraag die aan de rechtbank voorligt is hoe dit handelen gekwalificeerd moet worden.
De rechtbank is het met de officier van justitie en de verdediging eens dat het litteken in het gezicht, evenals het overige letsel, niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd. Het litteken is wel zichtbaar op de door [slachtoffer] overlegde foto, maar is slechts klein en dun. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit.
Subsidiair is een poging tot zware mishandeling ten laste gelegd. Ten aanzien van de vraag of verdachtes opzet was gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel overweegt de rechtbank als volgt.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Verdachte heeft meerdere malen gericht en met kracht richting de ogen van [slachtoffer] geslagen. Ook heeft hij haar gefixeerd door haar bij haar haren vast te pakken, waardoor zij zich niet kon losmaken, en vervolgens met zijn knie tegen haar hoofd gebeukt. Het hoofd, het gezicht, en met name de ogen of oogkassen, vormen een kwetsbaar onderdeel van lichaam. Door deze gedragingen heeft verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven geroepen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte deze kans ook bewust heeft aanvaard. Naar de uiterlijke verschijningsvorm was het handelen van verdachte zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen van het tegendeel is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank acht het subsidiair tenlastegelegde daarom wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte in de ten laste gelegde periode stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . De rechtbank zal hem daarom vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde feit.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks21 januari 2019 te Dieren, gemeente Rheden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] (zijn ex-vriendin) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
heeft verdachtedie [slachtoffer] met kracht tegen het (linker)oog,
althans het hoofdheeft gestompt
en/of geslagenen
/ofdie [slachtoffer] bij de haren
, althans het hoofdheeft vastgepakt en
/of
(vervolgens
)zijn, verdachtes knie tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft
gestoten en/ofgebeukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Verder heeft de officier van justitie verzocht om een contactverbod in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, waarbij bij elke overtreding een week vervangende hechtenis zal worden toegepast. Tot slot heeft zij verzocht deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een werkstraf op te leggen. Hij heeft aangevoerd dat verdachte zijn baan en woning zal verliezen als er een gevangenisstraf wordt opgelegd. Verder heeft hij aangevoerd dat hoewel een mishandeling ernstig is, het letsel beperkt is gebleven. Ten aanzien van het rapport van de reclassering heeft de raadsman opgemerkt dat op basis hiervan niet geconcludeerd mag worden dat verdachte niet heeft meegewerkt bij Kairos. Ten aanzien van het contactverbod heeft de raadsman gesteld dat dit kan leiden tot praktische problemen, omdat het erop lijkt dat aangeefster soms ook verdachte opzoekt. De raadsman heeft daarom verzocht om geen contactverbod op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 26 april 2019;
- twee voorlichtingsrapportages van Reclassering Nederland, gedateerd 3 mei 2019 en
20 februari 2019;
- een Pro Justitia rapportage van drs. [naam 2] , GZ-psycholoog, gedateerd 26 maart 2019.
Verdachte heeft gepoogd zijn ex-vriendin zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Hij heeft haar meerdere malen hard met de vuist in het gezicht geslagen. Vervolgens heeft hij haar bij haar haren vastgepakt en haar een knietje gegeven tegen haar hoofd. Dit heftige geweld heeft forse blauwe plekken in het gezicht van het slachtoffer veroorzaakt en een zwelling op het hoofd. Ook bloedde zij hevig uit de ontstane wond. Deze wond moest gehecht worden en heeft een litteken tot gevolg gehad. Dit agressieve handelen van verdachte heeft niet alleen letsel tot gevolg gehad, maar heeft zijn ex-vriendin ook zeer beangstigd. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank acht het ook zeer kwalijk dat verdachte ondanks dat hij al vaker is veroordeeld voor geweldsdelicten en zelfs in een TBS kliniek is behandeld, toch weer de fout in is gegaan. Verdachte heeft er ook geen blijk van gegeven dat hij bereid is om te veranderen, of om de mogelijkheden daartoe te onderzoeken. Hij geeft aan geen hulpvraag te hebben en heeft geweigerd mee te werken aan het psychologisch onderzoek.
De rechtbank acht, gezien de ernst van het feit en de houding van verdachte, enkel een gevangenisstraf passend. De rechtbank zal ook een voorwaardelijk strafdeel opleggen. Verdachte wil weliswaar niet behandeld worden, waardoor het opleggen van een behandeling in de vorm van een bijzondere voorwaarde niet zinvol zal zijn, maar de rechtbank acht ter voorkoming van recidive een fors voorwaardelijk strafdeel als stok achter de deur noodzakelijk. Om deze reden zal de rechtbank een gevangenisstraf van langere duur opleggen dan door de officier van justitie is geëist, zij het voor het grootste deel in voorwaardelijke vorm.
De rechtbank acht gezien de ernst van het feit, de omstandigheid dat verdachte in het verleden voor soortgelijke delicten is veroordeeld en het ontbreken van de wil om inzicht te krijgen in zijn gedrag en om tot gedragsverandering te komen, een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, passend en geboden.
Nu verdachte van het tweede ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken, acht de rechtbank de maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht niet noodzakelijk.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Middels het schadevergoedingsformulier wordt een bedrag gevorderd van € 2.868,41. Ter terechtzitting is de vordering gewijzigd naar een bedrag van € 2.046,50, bestaande uit telefoonkosten, reiskosten, parkeerkosten, verhuiskosten, eigen risico, kleding, de mobiele telefoon en immateriële schade van € 1.000,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot het bedrag van € 1.884,- waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht dient te worden opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 28 dagen hechtenis. Ook heeft de officier van justitie verzocht de gevorderde proceskosten van € 62,50 toe te wijzen. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de gevorderde immateriële schade.
Ten aanzien van materiële schade heeft de raadsman het volgende aangevoerd:
  • dat er daadwerkelijk telefoonkosten zijn gemaakt is niet aannemelijk. Het is zeer goed mogelijk dat de gesprekskosten vallen binnen een bundel binnen haar telefoonabonnement;
  • vernieling van de mobiele telefoon is niet ten laste gelegd en verder betwist de raadsman het causale verband tussen de schade aan de mobiele telefoon en het uit de handen slaan van de telefoon door verdachte. Mogelijk is de telefoon toen wel gevallen, maar niet kapot gegaan;
  • het eigen risico van de zorgverzekering is weliswaar verbruikt, maar waaraan het is opgegaan staat niet vermeld. Het slachtoffer had ook tal van andere kwalen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van de gevorderde materiële schade als volgt.
Telefoonkosten
De verdediging heeft betwist dat de telefoonkosten zijn gemaakt en dit is door de benadeelde partij niet onderbouwd. De rechtbank zal daarom de vordering op dit punt niet-ontvankelijk verklaring.
Verhuiskosten
Dat aangeefster, mede naar aanleiding van de mishandeling, is verhuisd en dat zij hiervoor kosten heeft gemaakt is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk. Deze vordering is ook niet betwist. De rechtbank zal daarom de verhuiskosten van
€ 250,- toewijzen.
Eigen risico
Uit de door de benadeelde partij overhandigde stukken blijkt dat zij ook voor het bewezenverklaarde feit, namelijk op 9 januari 2019, het ziekenhuis heeft bezocht. De rechtbank is daarom van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat het (volledige) eigen risico is verbruikt als gevolg van de mishandeling. De rechtbank zal de benadeelde partij op dit punt niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Kleding
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de kleding van de benadeelde partij is beschadigd door de mishandeling. De rechtbank schat de schade op een bedrag van € 100,-.
Mobiele telefoon
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en wat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard voldoende blijkt dat de mobiele telefoon door toedoen van verdachte is beschadigd. Door de benadeelde partij is gesteld dat de telefoon is gerepareerd, maar zij heeft hiervan geen factuur overlegd. Nu niet is gebleken dat de telefoon is gerepareerd, maar de rechtbank wel aanneemt dat de telefoon als gevolg van de beschadiging in waarde is verminderd, schat de rechtbank de schade op een bedrag van € 50,-.
Immateriële schade
[slachtoffer] heeft ten gevolge van het ten laste gelegde handelen pijn gehad en een blijvend litteken opgelopen in het gezicht. Ook is het voldoende aannemelijk dat zij psychische klachten heeft gehad na de mishandeling. De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid en stelt de immateriële schadevergoeding naar billijkheid vast op een bedrag van € 1.000,-.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het (onder 1) bewezenverklaarde handelen schade heeft geleden ten bedrage van € 1.400,- , waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 21 januari 2019. Tevens zal de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.
Reis- en parkeerkosten
De gevorderde reis- en parkeerkosten zijn voldoende onderbouwd en niet betwist. De rechtbank zal deze als proceskosten ten bedrage van € 37,50 toewijzen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is onderbouwd.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald:
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 subsidiair tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer] ,van een bedrag van
€ 1.400,- (veertienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
€ 37,50 (zevenendertig euro en vijftig cent);
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 1.400,- (veertienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 24 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J.H. Boerhof (voorzitter), mr. G. Noordraven en
mr. K.A.M. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Langstraat, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 juni 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019035359, gesloten op 24 januari 2019, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 28.
3.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 juni 2019.
4.De geneeskundige verklaring, p. 48.
5.Letselbeschrijving van 24 januari 2019, p. 106.
6.De nagekomen letselverklaring van 23 februari 2019, met RC-nummer 19/126, p. 3-4.
7.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 juni 2019.