Uitspraak
1.De inhoud van de tenlastelegging
3.Bewezenverklaring
of omstreeks21 januari 2019 te Dieren, gemeente Rheden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] (zijn ex-vriendin) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
heeft verdachtedie [slachtoffer] met kracht tegen het (linker)oog,
en/of geslagenen
/ofdie [slachtoffer] bij de haren
, althans het hoofdheeft vastgepakt en
/of
(vervolgens
)zijn, verdachtes knie tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft
gestoten en/ofgebeukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van het feit
6.De strafbaarheid van de verdachte
7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
20 februari 2019;
- dat er daadwerkelijk telefoonkosten zijn gemaakt is niet aannemelijk. Het is zeer goed mogelijk dat de gesprekskosten vallen binnen een bundel binnen haar telefoonabonnement;
- vernieling van de mobiele telefoon is niet ten laste gelegd en verder betwist de raadsman het causale verband tussen de schade aan de mobiele telefoon en het uit de handen slaan van de telefoon door verdachte. Mogelijk is de telefoon toen wel gevallen, maar niet kapot gegaan;
- het eigen risico van de zorgverzekering is weliswaar verbruikt, maar waaraan het is opgegaan staat niet vermeld. Het slachtoffer had ook tal van andere kwalen.
€ 250,- toewijzen.
8.De toegepaste wettelijke bepalingen
9.De beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald:
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer] ,van een bedrag van
€ 1.400,- (veertienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
€ 37,50 (zevenendertig euro en vijftig cent);
benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 1.400,- (veertienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 24 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
mr. K.A.M. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Langstraat, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 juni 2019.