ECLI:NL:RBGEL:2019:2780

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 juni 2019
Publicatiedatum
24 juni 2019
Zaaknummer
05.057583.19, 05.023213.19, 05.207407.18 en 05.234236.17 (tul) (gev. t.tz.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor diefstal in vereniging en vrijspraak voor andere tenlastegelegde feiten

Op 21 juni 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 28-jarige man, die werd beschuldigd van diefstal in vereniging van een elektrische fiets en andere feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 3 jaren. De verdachte werd vrijgesproken van het medeplegen van de diefstal van een autoband, omdat er onvoldoende bewijs was. Daarnaast verklaarde de rechtbank het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte voor belediging van politieagenten, aangezien de verdachte hiervoor al een strafbeschikking had ontvangen en een betalingsregeling liep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstal van de elektrische fiets op 12 november 2018 in Doesburg, waarbij hij samen met anderen handelde. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor schadevergoeding afgewezen, omdat het causale verband tussen de schade en de diefstal niet kon worden vastgesteld. De rechtbank heeft ook de vordering na voorwaardelijke veroordeling afgewezen, omdat de verdachte niet opnieuw een strafbaar feit had gepleegd tijdens de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05.057583.19, 05.023213.19, 05.207407.18 en 05.234236.17 (tul) (gev. t.tz.)
Datum uitspraak : 21 juni 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. C.D.A.J. Majoie, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 juni 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is in de zaak met
parketnummer 05.207407.18ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks
21 oktober 2018te Arnhem opzettelijk een ambtenaar en/of meerdere ambtenaren van de politie Eenheid Oost-Nederland, te weten [naam 1] (brigadier) en/of [naam 2] (surveillant), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd,
door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: "Politie, politie, hoeren van justitie" en/of "homo's",althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Aan verdachte is in de zaak met
parketnummer 05.023213.19ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 november 2018 te Doesburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een fiets (een elektrische [merk 1] damesfiets, kleur zilvergrijs), in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 november 2018 te Doesburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een fiets (een elektrische [merk 1] damesfiets, kleur zilvergrijs), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Aan verdachte is in de zaak met
parketnummer 05.057583.19ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 maart 2019 te Doetinchem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer autoband(en) (afkomstig van een [merk 2] , kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen autoband(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij op of omstreeks 9 maart 2019 te Doetinchem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een of meer autoband(en) (afkomstig van een [merk 2] , kenteken [kenteken 1] en/of afkomstig van een [merk 3] , kenteken
[kenteken 2] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, met een moersleutel, althans een stuk gereedschap, (een) autoband(en) van een voertuig, te weten een [merk 2] , kenteken [kenteken 1] en/of een [merk 3] , kenteken [kenteken 2] , heeft losgekoppeld/ losgewrikt en/of voornoemde autoband(en) onder het eigen voertuig [merk 4] , kenteken [kenteken 3] heeft getracht te bevestigen/te monteren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2. Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie ten aanzien van de zaak met parketnummer 05.207407.18

(belediging van politieagenten)
Voor de in de zaak met parketnummer 05.207407.18 ten laste gelegde belediging heeft de officier van justitie bij strafbeschikking van 21 oktober 2018 aan verdachte een geldboete van
€ 350,- opgelegd. Uit een overzicht van het CJIB van 14 mei 2019 volgt dat de strafbeschikking onherroepelijk is en dat verdachte inmiddels € 79,90 van de geldboete in termijnen heeft betaald. Ter zitting heeft de officier gesteld dat hij van het CJIB heeft vernomen dat er een betalingsregeling is getroffen met de bewindvoerder van verdachte voor betaling van het resterende bedrag en dat het CJIB op 15 mei 2019 een nieuwe termijnbetaling heeft ontvangen. Volgens de officier is geen sprake van een oninbare vorderingen is de beslissing van het openbaar ministerie om verdachte voor bovenstaande zaak te dagvaarden voorbarig geweest zodat niet-ontvankelijkheid moet volgen. De rechtbank volgt de officier in dit standpunt en zal het openbaar ministerie daarom niet-ontvankelijk verklaren in de strafvervolging van verdachte.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 05.023219.19 tenlastegelegde en vrijspraak gevorderd voor de beide feiten in de zaak met parketnummer 05.057583.19.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 05.057583.19. tenlastegelegde. In de zaak met parketnummer 05.023219.19 heeft de verdediging geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer 05.023213.19 [1]
(medeplegen diefstal elektrische fiets)
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , p. 8;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 juni 2019.
Parketnummer 05.057583.19
(medeplegen diefstal / poging diefstal autobanden)
Evenals de officier van justitie en de raadsman, acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om de toedracht rondom de ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal en de poging daartoe vast te stellen. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte van beide feiten vrijspreken.

4.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05.023213.19 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks12 november 2018 te Doesburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen
, althans alleen, een fiets (een elektrische [merk 1] damesfiets, kleur zilvergrijs),
in elk
geval enig goed, die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s)toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
5. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 05.023213.19 levert op:
Ten aanzien van het primaire feit:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake het medeplegen van diefstal van een elektrische fiets (parketnummer 05.023213.19) zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van drie jaren. Ook heeft de officier gevorderd dat hieraan dezelfde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld als aan het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis van 12 maart 2019.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich verzet tegen de oplegging van een gevangenisstraf; hij is van mening dat de omstandigheden in detentie niet geschikt zijn voor de persoon van verdachte, mede gezien zijn forse verstandelijke beperkingen. De verdediging heeft geen bezwaar tegen continuering van de bijzondere voorwaarden die aan de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn gekoppeld.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank onder meer acht geslagen op:
- een uittreksel justitiële documentatie van verdachte, gedateerd 7 mei 2019;
- reclasseringsrapporten, gedateerd 11 maart en 24 mei 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan diefstal van een elektrische fiets. De fiets heeft de mededader vervolgens voor een prikkie van de hand gedaan, waarna verdachten de opbrengst samen hebben gedeeld. Verdachte heeft met zijn handelen geen respect getoond voor andermans eigendom.
Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij al eerder is veroordeeld voor het plegen van misdrijven, waaronder vermogensdelicten, en dat de hiervoor deels voorwaardelijk opgelegde (taak)straffen niet hebben voorkomen dat hij opnieuw een strafbaar feit heeft gepleegd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat als uitgangspunt alleen een gevangenisstraf passend is. Rekening houdend met de toepasselijke LOVS-oriëntatiepunten en de persoon van de verdachte, meer in het bijzonder zijn forse verstandelijke beperkingen, zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, waarvan 27 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van drie jaren. Daarmee is het onvoorwaardelijk strafdeel gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft verbleven.
De rechtbank ziet geen meerwaarde om aan het voorwaardelijk strafdeel de door de officier gevorderde bijzondere voorwaarden te verbinden. Daarbij acht zij van belang dat aan verdachte bij onherroepelijk geworden vonnis van 15 november 2018 in de zaak met parketnummer 05.234236.17 al soortgelijke voorwaarden zijn opgelegd, te weten een meldplicht, verplichte (ambulante) behandeling en begeleiding vanuit [naam 3] , alsmede de verplichting mee te werken aan diagnostisch onderzoek c.q. behandeling bij [naam 4] voor de duur van de proeftijd van drie jaren of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Weliswaar heeft de officier de tenuitvoerlegging van de in bovenstaande zaak voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf gevorderd, maar zoals hieronder wordt besproken, zal de rechtbank deze vordering na voorwaardelijke veroordeling afwijzen zodat bovenstaande bijzondere voorwaarden in stand blijven.

9. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

In de zaak van de gestolen elektrische fiets (parketnummer 05.023213.19) heeft de benadeelde partij [benadeelde 1] (hierna: [benadeelde 1] ) zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 691,40, te vermeerderen met de wettelijke rente. Bovenstaande schade bestaat uit een nieuwe fietsaccu, snelbinders en fietstassen. Ter onderbouwing van de schade is een factuur van 11 maart 2019 overgelegd.
In de zaak met de verdenking van een gestolen autoband (feit 1 van parketnummer 05.057583.19) heeft de benadeelde partij [benadeelde 2] (hierna: [benadeelde 2] ) zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 30,-, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat de elektrische fiets van benadeelde [benadeelde 1] vóór de diefstal in goede staat verkeerde en nadien niet meer zodat de schade aan de fiets in zijn visie rechtstreeks is veroorzaakt door het bewezenverklaarde handelen van verdachte en zijn mededader. Volgens de officier moet de vordering tot schadevergoeding daarom jegens beide daders hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en hoofdelijke oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde [benadeelde 2] heeft de officier zich onder verwijzing naar de gevorderde vrijspraak op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij hierin niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
Ter zake van de vordering van [benadeelde 1] heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden geconcludeerd dat de schade aan de fiets van benadeelde [benadeelde 1] is veroorzaakt door het bewezenverklaarde handelen van verdachte (en zijn mededader). Dat benadeelde een factuur van de schade heeft ingediend, maakt dit niet anders, nu de hierop vermelde herstelwerkzaamheden volgens de datum op de factuur bijna vier maanden na de diefstal hebben plaatsgevonden. Benadeelde [benadeelde 1] moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, dan wel moet de vordering worden afgewezen, aldus de raadsman.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde [benadeelde 2] heeft de raadsman verwezen naar de bepleite vrijspraak en verzocht om de benadeelde partij hierin niet-ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van benadeelde [benadeelde 1] in de zaak met parketnummer 05.023213.19 is de rechtbank van oordeel dat op basis van de dossierstukken en wat ter zitting is besproken, niet is vast te stellen dat de schade aan de elektrische fiets van benadeelde rechtstreeks is veroorzaakt door het bewezenverklaarde. Weliswaar heeft de benadeelde partij ter onderbouwing van de schade een factuur overgelegd, maar deze dateert van bijna vier maanden na het feit zodat het causale verband tussen de diefstal en de schade hiermee niet wordt ondersteund. Nader onderzoek naar de schade levert naar het oordeel van de rechtbank echter een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal benadeelde [benadeelde 1] om die reden niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan haar vordering alleen aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Nu de rechtbank verdachte, zoals hierboven uiteen is gezet, zal vrijspreken van het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 05.057583.19, zal zij de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

10.De beoordeling van de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling van 3 mei 2019 van de officier van justitie in de zaak met parketnummer 05.23426.17. De vordering is gekoppeld aan de (hoofd)zaak met parketnummer 05.057583.19. In de zaak met parketnummer 05.23426.17 is verdachte bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 15 november 2018 onder meer veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 dagen en een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd loopt van
30 november 2018 tot en met 20 november 2020.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat bovenstaande vordering na voorwaardelijke veroordeling moet worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor afwijzing van de vordering en subsidiair voor omzetting van de voorwaardelijk oplegde gevangenisstraf in een taakstraf.
Beoordeling door de rechtbank
Nu de rechtbank, zoals hierboven is overwogen, verdachte integraal zal vrijspreken van het in de zaak met parketnummer 05.057583.19. tenlastegelegde, acht zij niet bewezen dat verdachte zich tijdens de proeftijd in de zaak met parketnummer 05.23426.17 opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank zal de vordering na voorwaardelijke veroordeling daarom afwijzen.
Daarbij merkt de rechtbank nog op dat het feit in de (hoofd)zaak met parketnummer 05.023213.19 dat zij wel bewezen acht, is gepleegd op 12 november 2018, dus voordat de proeftijd in de zaak met parketnummer 05.234236.17 is ingegaan.

11.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a. 14b, 14c, en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

12.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart het
openbaar ministerie niet-ontvankelijkin de strafvervolging van verdachte in de zaak met parketnummer
05.207407.18;
 spreekt verdachte vrij van de in de zaak met parketnummer
05.057583.19ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer
05.023213.19tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 27 (zevenentwintig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
stelt als (algemene) voorwaarde
 dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

heft ophet – geschorste - bevel tot
voorlopige hechtenis;
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 1]in de zaak met parketnummer
05.023213.19 niet-ontvankelijkin haar vordering;
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 2]in de zaak met parketnummer
05.057583.19 niet-ontvankelijkin haar vordering;

wijst af de vorderingna voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie van
3 mei 2019 in de zaak met
parketnummer 05.234236.17, strekkende tot tenuitvoerlegging van debij onherroepelijk geworden vonnis van deze rechtbank van 15 november 2018 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 7 dagen en voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van 40 uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei, voorzitter mr. C. Kleinrensink en
mr. P.J.C. Cremers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juni 2019.
Mr. Van der Mei en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost- Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer