ECLI:NL:RBGEL:2019:2779

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 juni 2019
Publicatiedatum
24 juni 2019
Zaaknummer
05.057956.19, 05.055444.18, 05.023246.19, 05.840040.17 (tul), 05.025151.17 (tul), 05.228804.16 (tul), 96.038460.17 (tul) en 96.248164.14 (tul), (gev. t.tz.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 27-jarige man voor diefstallen in vereniging met vrijspraak voor medeplegen van diefstal van een autoband

In deze zaak is een 27-jarige man veroordeeld voor twee diefstallen in vereniging, gepleegd in 2018. De rechtbank Gelderland heeft op 21 juni 2019 uitspraak gedaan in de zittingsplaats Zutphen. De man werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het medeplegen van de diefstal van een autoband, omdat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank oordeelde dat de oplegging van de ISD-maatregel niet passend en niet proportioneel was, gezien de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verstandelijke beperkingen en de aard van de gepleegde feiten. De rechtbank heeft ook overwogen dat een aantal voorwaardelijke straffen niet tenuitvoergelegd kon worden, omdat de vordering te laat was ingediend of omdat de straf eerder al ten uitvoer was gelegd. De zaak betreft meerdere parketnummers, waaronder 05.057956.19, 05.055444.18 en 05.023246.19, en de rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat het causale verband tussen de schade en de diefstal niet kon worden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05.057956.19, 05.055444.18, 05.023246.19, 05.840040.17 (tul), 05.025151.17 (tul), 05.228804.16 (tul), 96.038460.17 (tul) en 96.248164.14 (tul), (gev. t.tz.)
Datum uitspraak : 21 juni 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven op de [adres] ,
ten tijde de van het onderzoek ter terechtzitting gedetineerd in P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem.
Raadsman: mr. C.D.A.J. Majoie, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 juni 2019.
De voorlopige hechtenis is bij afzonderlijke beslissing van 7 juni 2019 opgeheven.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is in de zaak met
parketnummer 05.055444.18ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 februari 2018 te Doesburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 23, althans één of meer (houten) (tuin)plank(en) en/of 5, althans één of
meer (rabat) plank(en) , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan bouwmarkt [naam] en/of [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Aan verdachte is in de zaak met
parketnummer 05.023246.19ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 november 2018 te Doesburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een fiets (een elektrische [merk 1] damesfiets, kleur zilvergrijs), in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 november 2018 te Doesburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een fiets (een elektrische [merk 1] damesfiets, kleur zilvergrijs), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Aan verdachte is in de zaak met
parketnummer 05.057956.19ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 maart 2019 te Doetinchem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer autoband(en) (afkomstig van een [merk 2] , kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen autoband(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij op of omstreeks 9 maart 2019 te Doetinchem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een of meer autoband(en) (afkomstig van een [merk 2] , kenteken [kenteken 1] en/of afkomstig van een [merk 3] , kenteken
[kenteken 2] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 3] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, met een moersleutel, althans een stuk gereedschap, (een) autoband(en) van een voertuig, te weten een [merk 2] , kenteken [kenteken 1] en/of een [merk 3] , kenteken [kenteken 2] , heeft losgekoppeld/ losgewrikt en/of voornoemde autoband(en) onder het eigen voertuig [merk 4] , kenteken [kenteken 3] heeft getracht te bevestigen/te monteren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 05.055444.18 tenlastegelegde en het onder parketnummer 05.023246.19 primair tenlastegelegde. Ter zitting heeft de officier de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht. In de zaak met parketnummer 05.057956.19 heeft de officier voor beide feiten vrijspraak gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 05.057956.19 tenlastegelegde. In de andere twee zaken heeft de verdediging geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer 05.055444.18 [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , p. 9-10;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 juni 2019.
Parketnummer 05.023246.19 [2]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] , p. 8;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 juni 2019.
Parketnummer 05.057956.19
Evenals de officier van justitie en de raadsman, acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om de toedracht rondom de ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal en de poging daartoe vast te stellen. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte van beide feiten vrijspreken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer
05.055444.18
hij op
of omstreeks17 februari 2018 te Doesburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,23,
althans één of meer(houten) (tuin)plank
(en
)en
/of5
, althans één of
meer(rabat) plank
(en
) , in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s)toebehoorden, te weten aan bouwmarkt [naam]
en/of [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer
05.023246.19
Primair
hij op
of omstreeks12 november 2018 te Doesburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen
, althans alleen, een fiets (een elektrische [merk 1] damesfiets, kleur zilvergrijs),
in elk
geval enig goed, die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s)toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer
05.055444.18
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Parketnummer
05.023246.19
Primaire feit:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake van de feiten die volgens hem bewezen kunnen worden verklaard, geëist dat aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (hierna: ISD) wordt opgelegd. Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een gevangenisstraf bepleit die maximaal gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest verblijft. Verdachte zit al bijna drie maanden preventief vast en is daarmee genoeg gestraft. De verdediging verzet zich tegen oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Het verstandelijk niveau van verdachte komt meer overeen met dat van een kind dan van een volwassene zodat de maatregel reeds daarom niet passend is. Verder heeft een klinische opname van verdachte volgens de reclassering diagnostisch gezien geen meerwaarde en is geheel onduidelijk of in welke instelling verdachte zou kunnen worden geplaatst. Mocht de rechtbank toch overgaan tot oplegging van de maatregel, dan heeft de raadsman een voorwaardelijke ISD voor de maximale duur van 1 jaar bepleit met daaraan gekoppeld een alcohol- en drugsverbod.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank onder meer acht geslagen op:
- het uittreksel justitiële documentatie van verdachte, gedateerd 29 mei 2019;
- een psychiatrisch consult, gedateerd 28 maart 2019;
- reclasseringsadviezen van 15 maart en 3 juni 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan diefstal van een elektrische fiets en een groot aantal planken van een bouwmarkt. De fiets heeft hij direct voor een prikkie van de hand gedaan; de opbrengst heeft hij gedeeld met de mededader. De planken wilde hij gebruiken om zijn vriendin te verrassen met een nieuwe schutting. Verdachte heeft met zijn handelen geen respect getoond voor andermans eigendom en heeft zich volledig laten leiden door eigen financieel gewin.
Uit bovenstaand psychiatrisch consult komt gezegd naar voren dat de in 2015 door het NIFP bij verdachte gediagnosticeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken, verstandelijke beperking op de grens met zwakbegaafdheid en lichte zwakzinnigheid (IQ van 70) alsmede cannabisafhankelijkheid nog steeds aanwezig zijn.
Verder volgt uit het reclasseringsadvies van 3 juni 2019 dat verdachte problemen heeft ten aanzien van dagbesteding, verslaving en schulden en ook dat er problemen zijn op psychiatrisch gebied. De geboden ambulante behandeling heeft de afgelopen jaren niet tot een positieve gedragsverandering geleid. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Verdachte laat zich gemakkelijk beïnvloeden en heeft de neiging zijn delictgedrag te externaliseren. Verdachte zegt dat hij het beste wil voor zijn gezin en dat hij geen strafbare feiten meer wil plegen, maar gezien zijn verstandelijke beperkingen houden zijn goede voornemens nooit lang stand. Verdachte kan oorzaak en gevolg van zijn eigen handelen moeilijk overzien. Er is geen sprake van een pro-criminele houding; de onmacht voor het maatschappelijk leven lijkt te overheersen. De reclassering is van mening dat haar mogelijkheden om verdachte te begeleiden zijn uitgeput en zij ziet geen andere optie dan oplegging van de ISD-maatregel. Volgens de reclassering heeft een klinische behandeling diagnostisch gezien niet direct een meerwaarde. Het advies biedt geen concrete informatie hoe en waar de maatregel tenuitvoergelegd zou moeten worden.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij de afgelopen vijf jaren meerdere keren onherroepelijk is veroordeeld wegens het plegen van misdrijf. Ook aan de overige formele wettelijke criteria voor oplegging van de ISD-maatregel in de zin van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht is voldaan. Hoewel de rechtbank begrijpt dat de oplegging van de maatregel vanuit het oogpunt van beveiliging van de maatschappij in dit geval wenselijk kan zijn, zal zij daartoe niet overgaan. Gelet op de persoon van de verdachte, meer in het bijzonder zijn forse verstandelijke beperkingen en zijn relatief jonge leeftijd, alsmede het ontbreken van een diagnostische noodzaak tot klinische opname en het ontbreken van een (begin van een) concreet kader voor invulling van de ISD maatregel (anders dan uitzitten), vindt de rechtbank de ISD-maatregel – ook in voorwaardelijke vorm - in dit geval niet passend en niet proportioneel.
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank bij de strafoplegging mee dat hij al diverse malen is veroordeeld voor onder meer vermogensdelicten en dat hij het bewezenverklaarde heeft gepleegd terwijl hij in meerdere proeftijden liep. Kennelijk hebben de eerder aan hem (deels voorwaardelijk) opgelegde straffen, ambulante behandeling en reclasseringstoezicht niet kunnen voorkomen dat hij is gerecidiveerd.
Gezien het voorgaande komt alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in aanmerking. Rekening houdend met de toepasselijke LOVS-oriëntatiepunten voor recidive en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden opleggen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft verbleven. Gelet op de duur van de preventieve hechtenis van verdachte, te weten 90 dagen, heeft de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis bij beslissing van 7 juni 2019 opgeheven.

8. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

In de zaak met parketnummer 05.023246-19 heeft de benadeelde partij [benadeelde 2] (hierna: [benadeelde 2] ) zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 691,40, te vermeerderen met de wettelijke rente. Bovenstaande schade bestaat uit een nieuwe fietsaccu, snelbinders en fietstassen. Ter onderbouwing van de schade is een factuur van 11 maart 2019 overgelegd.
In de zaak met parketnummer 05.057956.19 heeft de benadeelde partij [benadeelde 3] (hierna: [benadeelde 3] ) zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 30,-, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat de elektrische fiets van benadeelde [benadeelde 2] vóór de diefstal in goede staat verkeerde en nadien niet meer zodat de schade aan de fiets in zijn visie rechtstreeks is veroorzaakt door het bewezenverklaarde handelen van verdachte en zijn mededader. Volgens de officier moet de vordering tot schadevergoeding daarom jegens beide daders hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en hoofdelijke oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde [benadeelde 3] heeft de officier zich onder verwijzing naar de gevorderde vrijspraak op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij hierin niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
Ter zake van de vordering van [benadeelde 2] heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden geconcludeerd dat de schade aan de fiets van benadeelde [benadeelde 2] is veroorzaakt door het bewezenverklaarde handelen van verdachte (en zijn mededader). Dat benadeelde een factuur van de schade heeft ingediend, maakt dit niet anders, nu de hierop vermelde herstelwerkzaamheden volgens de datum op de factuur bijna vier maanden na de diefstal hebben plaatsgevonden. Benadeelde [benadeelde 2] moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, dan wel moet de vordering worden afgewezen, aldus de raadsman.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 3] heeft de raadsman verwezen naar de bepleite vrijspraak en verzocht om de benadeelde partij hierin niet-ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van benadeelde [benadeelde 2] in de zaak met parketnummer 05.023246.19 is de rechtbank van oordeel dat op basis van de dossierstukken en wat ter zitting is besproken, niet is vast te stellen dat de schade aan de elektrische fiets van benadeelde rechtstreeks is veroorzaakt door het bewezenverklaarde. Weliswaar heeft de benadeelde partij ter onderbouwing van de schade een factuur overgelegd, maar deze dateert van bijna vier maanden na het feit zodat het causale verband tussen de diefstal en de schade hiermee niet wordt ondersteund. Nader onderzoek naar de schade levert naar het oordeel van de rechtbank echter een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal benadeelde [benadeelde 2] om die reden niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan haar vordering alleen aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Nu de rechtbank verdachte, zoals hierboven uiteen is gezet, zal vrijspreken van het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 05.057956.19, zal zij de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

9.De beoordeling van de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevinden zich vijf vorderingen na voorwaardelijke veroordeling van 13 maart 2019 van de officier van justitie. De vorderingen zijn alle gekoppeld aan de zaak met parketnummer 05.055444.18. Bovenstaande vorderingen strekken tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen in de navolgende zaken.
Parketnummer
05.840040.17, waarin verdachte bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 25 januari 2017 is veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken.
Parketnummer
05.025151.17, waarin verdachte bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 16 mei 2017 is veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren.
Parketnummer
05.228804.16, waarin verdachte bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 22 mei 2017 is veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren.
Parketnummer
96.038460.17,waarin verdachte bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 13 juni 2017 is veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd loopt van 28 juni 2017 tot en met 27 juni 2019.
Parketnummer
96.248164.14,waarin verdachte bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 24 juli 2017 is veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 250,- met een proeftijd van één jaar. De proeftijd liep van 12 september 2017 tot en met 11 september 2018.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich onder verwijzing naar zijn eis tot oplegging van de ISD-maatregel op het standpunt gesteld dat bovenstaande vorderingen na voorwaardelijke veroordeling alle moeten worden afgewezen. In het geval de rechtbank niet overgaat tot oplegging van de maatregel, heeft de officier geëist dat de vorderingen in de zaken met parketnummer 05.840040.17, 05.228804.16 en 96.038460.17 worden toegewezen. Volgens de officier moet de vordering in de zaak met parketnummer 96.248164.14 worden afgewezen omdat de hierin bepaalde proeftijd tijdens het begaan van het bewezenverklaarde feit in zijn optiek reeds was verstreken. De vordering in de zaak met parketnummer 05.025151.17 moet eveneens worden afgewezen omdat deze al eerder (onherroepelijk) is toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
Primair, in het geval de ISD-maatregel wordt opgelegd, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling moeten worden afgewezen. Subsidiair heeft de raadsman erop gewezen dat de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling in de zaken met parketnummer 05.025151.17 en 05.228804.16 al eerder zijn toegewezen en dat verdachte, gelet op de duur van het voorarrest in de huidige strafzaak al lang genoeg heeft vastgezeten.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat in de zaken met parketnummer
05.025151.17en
05.228804.16bij eerdere rechterlijke uitspraken van 10 oktober 2018 al tot tenuitvoerlegging is beslist. Ook in de zaak met parketnummer
05.840040.17is bij eerdere beslissing van 10 oktober 2018 al tot tenuitvoerlegging beslist, in die zin dat in plaats van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, is gelast dat veroordeelde een taakstraf voor de duur van 140 uren zal verrichten, te vervangen door 70 dagen hechtenis. Gelet hierop zal de rechtbank het openbaar ministerie in bovenstaande drie vorderingen niet-ontvankelijk verklaren.
Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte het bewezenverklaarde in de nieuwe zaak met parketnummer 05.055444.18 heeft gepleegd, terwijl hij in een proeftijd liep in de zaken met parketnummer 96.038460.17 en 96.248164.14.
Het standpunt van de officier dat de proeftijd in de zaak met parketnummer 96.248164.14 op dat moment reeds was verstreken, volgt de rechtbank niet nu verdachte het nieuwe feit heeft gepleegd op 17 februari 2018 en de betreffende proeftijd liep van 12 september 2017 tot en met 11 september 2018. De rechtbank constateert echter dat de vordering niet binnen drie maanden na verstrijken van de proeftijd is ingediend en zal daarom onder toepassing van artikel 14g lid 5 van het Wetboek van Strafrecht het openbaar ministerie in deze vordering niet ontvankelijk verklaren.
Verder constateert de rechtbank dat de tijd die verdachte in de onderhavige strafzaak
(parketnummer 05.057956.19) in voorarrest heeft verbleven, te weten 90 dagen, de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden dan wel 60 dagen ruimschoots overstijgt. Gelet hierop vindt de rechtbank het niet passend om de tenuitvoerlegging te gelasten van de in zaak met parketnummer 96.038460.17 voorwaardelijk opgelegde straf. De rechtbank zal deze vordering daarom afwijzen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het in de zaak met parketnummer 05.057956.19 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 2]in de zaak met parketnummer
05.023246.19 niet-ontvankelijkin haar vordering;
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 3]in de zaak met parketnummer
05.057956.19 niet-ontvankelijkin haar vordering;
 verklaart het
openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering na voorwaardelijke veroordelingvan 13 maart 2019 in de zaak met
parketnummer 05.840040.17;
 verklaart het
openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering na voorwaardelijke veroordelingvan 13 maart 2019 in de zaak met
parketnummer 05.25151.17;
  • verklaart het
  • Verklaart het

wijst af de vorderingvan de officier van justitie van 13 maart 2019 in de zaak met
parketnummer 96.038460.17, strekkende tot tenuitvoerlegging van debij onherroepelijk geworden vonnis van deze rechtbank van 13 juni 2017 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 week;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei, voorzitter mr. C. Kleinrensink en
mr. P.J.C. Cremers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juni 2019.
Mr. Van der Mei en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost- Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost- Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer