ECLI:NL:RBGEL:2019:2740

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
20 juni 2019
Zaaknummer
05/740041-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitvoer van 60 kilo heroïne per vliegtuig door piloten met wetenschap van de inhoud van de koffers

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 juni 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1986, die samen met een medeverdachte op 20 januari 2017 betrokken was bij de uitvoer van ongeveer 60 kilo heroïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte opzettelijk met een vliegtuig van vliegveld Teuge naar Duitsland vlogen, met de wetenschap dat zij heroïne vervoerden. De verdachte had voorafgaand aan de vlucht instructies ontvangen van een onbekende opdrachtgever en had contact gehad met zijn medeverdachte over de vlucht en de te vervoeren goederen. Tijdens de vlucht en de voorbereiding waren er verschillende communicatieberichten uitgewisseld die duidden op hun wetenschap van de illegale activiteiten. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet, aangezien de verdachte en zijn medeverdachte de aanmerkelijke kans dat de koffers heroïne bevatten, bewust hebben aanvaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van het in beslag genomen telefoontoestel gelast, dat gebruikt was bij het plegen van het feit, en de teruggave van in beslag genomen geld aan de verdachte gelast.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740041-17
Datum uitspraak : 18 juni 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
raadsvrouw: mr. S. Plas, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 april 2017, 11 juli 2017, 29 augustus 2017, 21 november 2017, 30 januari 2018, 29 oktober 2018, 30 oktober 2018 en 4 juni 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 januari 2017 te Teuge, gemeente Voorst, althans in
Nederland en/of de Bondsrepubliek Duitsland en/of het Verenigd Koninkrijk,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld
in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet) ongeveer 60 kilo, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
door opzettelijk met een vliegtuig met daarin de voornoemde hoeveelheid
heroïne op te stijgen vanaf vliegveld Teuge en (vervolgens) te vliegen naar de
Bondsrepubliek Duitsland en/of (richting) het Verenigd Koninkrijk,
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 20 januari 2017 te Teuge, gemeente Voorst, althans in
Nederland en/of de Bondsrepubliek Duitsland en/of het Verenigd Koninkrijk,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 60 kilo, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] worden in de bewijsoverweging aangeduid bij hun achternamen.
De feiten
De rechtbank heeft op grond van de bewijsmiddelen het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 19 januari 2017 hebben [medeverdachte] en [verdachte] het vliegtuig met registratienummer [nummer] gehuurd bij [naam 1] [2] en zijn die dag vanaf Duitsland naar Nederland (Teuge) gevlogen.
Op 20 januari 2017 rond 12:37 uur vlogen [medeverdachte] en [verdachte] vanaf Nederland (Teuge) naar Duitsland (Dinslaken). Kort daarna is het vliegtuig vanuit Dinslaken vertrokken.
Om 13:15 uur heeft het vliegtuig boven land (Nederland) verlaten naar boven zee. Om 14:21 uur heeft het vliegtuig boven zee verlaten naar boven land (Engeland). [3] Na enkele minuten heeft [verdachte] aan de verkeersleiding doorgegeven dat zij terug moesten vliegen. Om 14:29 uur is het vliegtuig aan de terugvlucht begonnen, waarna het uiteindelijk in Nederland (Teuge) is geland. [4]
[medeverdachte] en [verdachte] hadden twee koffers aan boord. [5] Deze koffers zijn op 19 januari 2017 rond 19:00 uur door een man in hotel Thermen Bussloo aan [medeverdachte] en [verdachte] overhandigd. [6] In de koffers lagen 60 pakketten met een gewicht van elk ongeveer 1000 gram. [7] Na onderzoek bleek dat er in de pakketten heroïne zat. [8]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit, nu niet kan worden bewezen dat verdachte opzet op het tenlastegelegde heeft gehad.
Beoordeling door de rechtbank
De vraag waarvoor de rechtbank zich ziet gesteld, is of [medeverdachte] en [verdachte] wetenschap hadden van de inhoud van de koffers en daarmee het opzet op uitvoer, vervoer en bezit van de heroïne.
Vluchtopdracht
[verdachte] heeft verklaard dat hij ongeveer één week van te voren de vluchtopdracht heeft gekregen van ene ‘ [naam 2] ’. [9] In de dagen daarna (voorafgaand aan de vlucht) hebben [medeverdachte] en [verdachte] hierover met elkaar contact gehad via Whatsapp. Zij hebben -onder meer- de volgende berichten met elkaar uitgewisseld: [10]
18 januari 2017
[verdachte] (15:12 uur): “(…) Wij kunnen allebei gewoon spontaan in dat shit vliegtuig gaan zitten en daarheen vliegen. OK. Dat kunnen we doen. En dan gaan we naar het hotel, pakken de spullen en gaan weg. Dat is gewoon een makkie ok? En dan heb ik geen stress en jij hebt geen stress, en al die shit. (…)”
[medeverdachte] (18:48 uur): “Zo, deze zaak is geregeld. De zaak gaat door. (…)”
[verdachte] (19:41 uur): “Hotel is geboekt. Met [naam 3] is alles geregeld. Hij brengt het morgen al. (…)”
[medeverdachte] (21:04 uur): “(…) Het loopt allemaal. Het gaat ons lukken. Hoofdzaak is dat we [onverstaanbaar] krijgen. Het is zo direct voorbij. (…)”
19 januari 2017
[medeverdachte] (12:27 uur): “(…) Wordt de beloning geleverd?”
[verdachte] (12:39 uur): “Ja, dat wordt geregeld”
[verdachte] (13:32 uur): “Om 17 uur moeten wij in het hotel zijn en dat is belangrijk. Al het andere is mij om het even. Dat is de job, de rest is onzin”
Op 19 januari 2017 rond 16:53 uur arriveerden [medeverdachte] en [verdachte] in hotel Thermen Bussloo. Beiden hadden op dat moment één koffer bij zich. Zoals eerder is vastgesteld, zijn even later in hotel Thermen Bussloo twee koffers door een onbekend gebleven man aan [medeverdachte] en [verdachte] overhandigd.
[medeverdachte] en [verdachte] hebben de Thermen op 20 januari 2017 rond 10:37 uur beiden met één koffer verlaten. [11] Nu [medeverdachte] en [verdachte] met slechts twee koffers bij de Thermen zijn vertrokken, moeten de koffers die zij aanvankelijk bij zich hadden zijn verwisseld met de koffers die zij kregen overhandigd, zo concludeert de rechtbank.
Vliegveld Teuge
Vanuit hotel Thermen Bussloo zijn [medeverdachte] en [verdachte] naar het vliegveld in Teuge gereden. Tussen 11:08 en 11:12 uur hebben zij -onder meer- de volgende berichten met elkaar uitgewisseld: [12]
[verdachte] : “Hij is van de aviation politie”
[medeverdachte] : “Wat doen die?”
[verdachte] : “Licentie etc. (…) Hij controleert alles. Aircraft etc. Dus dat duurt eventjes. (…) Maar hij kan alles gaan controleren. Dat gaat niet. Met de bags nu.”
Om 11:12 uur kwam [verdachte] het havenkantoor van vliegveld Teuge binnengelopen. Nadat de boordpapieren en vliegdocumenten gecontroleerd waren, vroeg [verdachte] aan de havenmeester of de gezagvoerder ook gecontroleerd moest worden. Daarnaast vroeg [verdachte] welke zaken gecontroleerd werden en of de bagage ook gecontroleerd zou worden. De havenmeester deelde toen mee dat de bagage niet gecontroleerd zou worden, nu de vlucht gepland stond voor een Schengenland. [13] In de tussentijd (vanaf 11:10 uur) heeft [medeverdachte] op Google gezocht naar ‘Aviation police/polite/politeu’. [14]
Om 11:25 uur heeft [verdachte] het volgende bericht gestuurd naar [medeverdachte] : “(…) Ik zeg je heel eerlijk, hij gaat niets doen. Hij gaat het nu inladen. Je hoeft alleen maar naar boven te gaan en je licentie te laten zien. Hij zou niets doen. Maar daar heb ik op de een of andere manier niet het lef voor, weet je dat”. [15] Even later, om 11:40 uur, is [medeverdachte] naar het havenkantoor gegaan om zijn vliegdocumenten te laten controleren. [16]
Uit de uitgewisselde berichten leidt de rechtbank af dat [medeverdachte] en [verdachte] bang waren dat hun koffers zouden worden gecontroleerd (“Dat gaat niet. Met de bags nu.”). Zij wisten dus dat het eventueel controleren van de “bags” problemen zou opleveren.
Wycombe Air Park (Engeland) en terugkeer naar vliegveld Teuge
[naam 4] , werkzaam als functionaris bij de Border Force, arriveerde op 20 januari 2017 rond 13:15 uur (Engelse tijd) samen met een team op het vliegveld Wycombe Air Park. Zij zag toen een man in een auto zitten die aandacht leek te hebben voor de aanwezigheid van de Border Force. Na ongeveer tien minuten verliet de man met de auto de parkeerplaats. Op dat moment was op Flightradar24 te zien dat het vliegtuig met registratienummer [nummer] een draai van 180 maakte en terugvloog richting Nederland. [17] Voormelde auto bleek op 20 januari 2017 gehuurd te zijn door [getuige] . [18] [getuige] heeft verklaard dat hij in de auto op het parkeerterrein heeft gewacht op [medeverdachte] . [19]
Rond 17:21 uur is het vliegtuig met registratienummer [nummer] geland op het vliegveld in Teuge. [20] Vlak na de landing (om 17:23 uur) heeft [medeverdachte] contact opgenomen met [getuige] . Zij hebben de volgende berichten met elkaar uitgewisseld: [21]
[medeverdachte] : “Dat was het”
[getuige] : “Wat? Waar heb je het over?”
[medeverdachte] : “Je hebben ons”
[getuige] : “Wat? Oké… waar? Wie? Wat? Jij mag berichten schrijven?”
[medeverdachte] : “Nog. Binnenkort nooit meer”
[getuige] : “Kan ik iets doen. Waar ben je?”
[medeverdachte] : “In Nederland”
[getuige] : “Oh oke. (…) Wis alles of niet? Chats etc. Met iedereen. Telefoongeschiedenis. Kan ik iets doen? Mag je bellen? Reset je telefoon”
[medeverdachte] : “Oke”
[getuige] : “Doe het nu. Wat moet ik over de telefoons zeggen (…)?”
Nadat het vliegtuig een stopteken had gehad en de Koninklijke Marechaussee (KMar) het vliegtuig was ingegaan, vroeg [verdachte] aan hen waarom zij gestopt werden en zei daarbij dat zij niets verkeerd hadden gedaan. [22]
Na aanhouding is onder [verdachte] een telefoon in beslag genomen. Deze telefoon was voorzien van EncroChat, waarin de volgende berichten stonden:
  • “When you land take taxi to other hotel.”
  • “And look if you not are followed.”
  • “If UK wrong is nl also then mate then is investigation. Alone me know what system. UK side don’t know notging.”
  • “Mate let me know when you are from safe distance from airport.”
  • “En please take other hotel.”
Deze berichten zijn op 20 januari 2017 tussen 16:55 en 17:14 uur verstuurd. [23]
Uit het voorgaande leidt de rechtbank het volgende af:
  • aan [verdachte] zijn middels een telefoon met EncroChat instructies gegeven hoe te handelen na de landing op Wycombe Air Park, waaronder opletten of zij werden gevolgd;
  • op vrijwel hetzelfde moment dat [getuige] wegreed (rond 13.25 uur, Engelse tijd) bij Wycombe Air Park draaide het vliegtuig met [medeverdachte] en [verdachte] om en vloog terug richting Nederland;
  • na terugkeer op vliegveld Teuge heeft [medeverdachte] aan [getuige] laten weten dat ze hen “hebben”, waarna [getuige] aan [medeverdachte] de instructie geeft de telefoongeschiedenis te wissen en de telefoon te resetten. Daarnaast vraagt [getuige] wat hij met “de telefoons” moet doen, hetgeen erop duidt dat hij iets wil verbergen of afstemmen met [medeverdachte] en [verdachte] ;
  • anders dan [verdachte] heeft verklaard, hebben [medeverdachte] en [verdachte] op vliegveld Teuge niet zelf om de aanwezigheid van de politie gevraagd. Integendeel, [verdachte] vraagt aan de aanwezige KMar met zo veel woorden waarom de KMar belangstelling voor hen heeft.
Conclusie
[verdachte] heeft zich op het standpunt gesteld dat hij niet wist dat er heroïne in de koffers zat. De rechtbank acht evenwel bewezen dat [verdachte] samen met [medeverdachte] opzet had op de invoer van heroïne (het primair tenlastegelegde) en acht daarbij het volgende van belang. Uit voormelde bewijsmiddelen volgt dat:
  • [medeverdachte] en [verdachte] de vluchtopdracht hebben gekregen van ‘ [naam 2] ’, een persoon van wie zij geen exacte personalia of andere gegevens zeggen te weten of willen geven en ook geen bedrijfsnaam;
  • zij instructies hebben gekregen over de te volgen werkwijze in Engeland (waaronder controleren dat zij niet werden gevolgd en laten weten wanneer zij op veilige afstand van het vliegveld waren);
  • het controleren van de koffers door de politie onwenselijk was en dat in geval van mislukking de telefoon gereset moest worden.
Daarnaast draaide het vliegtuig met [medeverdachte] en [verdachte] om op het moment dat [getuige] bij het vliegveld in Engeland wegreed, hetgeen erop duidt dat er op enigerlei wijze door [getuige] is aangegeven dat de kust niet veilig was.
Gelet op het voorgaande kan de conclusie dan ook niet anders zijn dan dat [medeverdachte] en [verdachte] wisten dat zij iets illegaals aan het vervoeren waren. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat [medeverdachte] en [verdachte] wisten dat het specifiek heroïne betrof, maar door de koffers aan te nemen en deze (naar hun zeggen) zonder controle op de inhoud in het vliegtuig te laden en naar het buitenland te vliegen, hebben zij de aanmerkelijke kans dat de koffers heroïne zouden bevatten, bewust aanvaard, zeker nu er tegenover dit vervoer een beloning stond. Dat zij dachten dat het zou gaan om documenten, legale zaken dus, is volstrekt onaannemelijk gelet op de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen.
Daarnaast is de rechtbank gelet op de genoemde bewijsmiddelen van oordeel dat er sprake is geweest van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking dat ook medeplegen kan worden bewezen. [medeverdachte] en [verdachte] hebben samen de twee koffers met heroïne in ontvangst genomen en samen in het vliegtuig geladen en vervoerd. Uit de verklaring van [verdachte] blijkt bovendien dat er sprake was van een taakverdeling: [verdachte] regelde de contacten, wanneer er gevlogen moest worden en waarheen en [medeverdachte] regelde de vlucht, het vluchtplan en de planning. [24]
Een aantal van de door de rechtbank in de bewijsvoering betrokken processen-verbaal zijn (mede) opgesteld door verbalisant [verbalisant] . De verdediging heeft erop gewezen dat [verbalisant] in het proces-verbaal van bevindingen betreffende het vliegtuiginterieur conclusies heeft getrokken die, naar achteraf door nader onderzoek is vastgesteld, onjuist bleken. Dat proces-verbaal wordt door de rechtbank niet in de bewijsvoering betrokken. De rechtbank ziet daarin echter geen aanleiding om ook andere processen-verbaal bij het opstellen waarvan [verbalisant] is betrokken van het bewijs uit te sluiten, voor zover in die processen-verbaal feitelijke constateringen worden vastgelegd, zoals het beschrijven van hetgeen een getuige heeft verklaard of het beschrijven van de door [medeverdachte] en [verdachte] gemaakte vliegbewegingen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks20 januari 2017 te Teuge, gemeente Voorst, althans in
Nederland en/of de Bondsrepubliek Duitsland en/of het Verenigd Koninkrijk,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld
in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet) ongeveer 60 kilo,
in elk geval een
hoeveelheidvan een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
door opzettelijk met een vliegtuig met daarin de voornoemde hoeveelheid
heroïne op te stijgen vanaf vliegveld Teuge en (vervolgens) te vliegen naar de
Bondsrepubliek Duitsland en
/of(richting) het Verenigd Koninkrijk.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
“medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod”.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat het onder verdachte inbeslaggenomen geld zal worden teruggeven aan verdachte en dat de onder verdachte inbeslaggenomen telefoon zal worden onttrokken aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een veel lagere straf op te leggen en bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en af te wijken van de landelijke oriëntatiepunten.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en met de omstandigheden waaronder dit is begaan. Ook is rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel justitiële documentatie van 12 april 2019;
 een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 4 april 2017;
 een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 20 september 2017.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich op 20 januari 2017 schuldig gemaakt aan de uitvoer van 60 kilo heroïne. Verdachte en zijn mededader, beide piloot, zijn daarbij georganiseerd te werk gegaan. Zij waren met een door hen in Duitsland speciaal voor dit doel gehuurd vliegtuig en nadat zij meerdere proefvluchten hadden gemaakt op weg naar Engeland.
Aan boord bleken zij twee koffers te hebben met daarin ongeveer 60 kilo heroïne. Deze koffers hadden zij de dag van te voren in een hotel overhandigd gekregen van een opdrachtgever.
De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat hij een centrale rol heeft gespeeld in de uitvoer van verdovende middelen. De uitvoer van verdovende middelen vormt een ernstige inbreuk op de nationale en internationale rechtsorde. Zowel de uitvoer als de handel in dergelijke hoeveelheden verdovende middelen is uiterst lucratief. Het gebruik van heroïne werkt bovendien verslavend en is zeer schadelijk voor de volksgezondheid. Verdachte heeft zich hierom niet bekommerd en zich uitsluitend laten leiden door eigen financieel gewin.
Voor de straftoemeting heeft de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten als uitgangspunt genomen. De oriëntatiepunten differentiëren aan de hand van het gewicht van de harddrugs waarop het bewezenverklaarde betrekking heeft. In geval van uitvoer van meer dan 20 kilo heroïne luidt het oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren.
De hoeveelheid van 60 kilo geeft aanleiding naar boven af te wijken. Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de betrekkelijke zwakte van het toezicht op een klein vliegveld voor de export van heroïne. Met het opleggen van een hoge straf moet ook voor iedereen, zeker in de luchtvaartwereld, duidelijk zijn dat dit gedrag grote strafrechtelijke risico’s met zich brengt. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het tijdsverloop van de zaak, dat voor een aanzienlijk deel ook toe te schrijven valt aan de onderzoekswensen van verdachte, heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om van de oriëntatiepunten af te wijken. De rechtbank is van oordeel dat voor afdoening van deze zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een vrijheidsbenemende straf van lange duur. Alles afwegende, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren passend en geboden.
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven telefoontoestel (One Plus), is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan. Ten aanzien van het in beslag genomen geld (€ 339,87), zal de teruggave daarvan worden gelast aan verdachte, nu zich daartegen geen strafvorderlijk belang verzet.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen:
  • 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2 en 10 van de Opiumwet.

9. De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven telefoontoestel (One Plus);
 gelast de
teruggavevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven geld (€ 339,87) aan veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. C.H.M. Pastoors en
mr. T. Bertens, rechters, in tegenwoordigheid van D. Waizy en C. van Dam Msc, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juni 2019.
mr. L.C.P. Goossens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm van de politie Oost Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 16010-0269 (onderzoek Paramount), gesloten op 1 juni 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. (6) 606-607.
3.Het proces-verbaal gegevens en radarplots, p. (6) 113-115
4.Het proces-verbaal radiogegevens, p. (6) 157-158.
5.Het proces-verbaal, p. (6) 68.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. (6) 99-103.
7.Het proces-verbaal sporenonderzoek, p. (6) 81.
8.Het aanvullend proces-verbaal sporenonderzoek, p. (6) 83-84 en het NFI rapport, p. (6) 554-555.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. (6) 662.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, p. (6) 229-236.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. (6) 99-103.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, p. (6) 236.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, p. (6) 104-105.
14.Het proces-verbaal van bevindingen, p. (6) 293.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, p. (6) 238.
16.Het proces-verbaal van bevindingen, p. (6) 105.
17.De getuigenverklaring van [naam 4] (rechtshulpverzoek) d.d. 14 februari 2018.
18.Informatie in het kader van het rechtshulpverzoek d.d. 7 april 2017.
19.Het proces-verbaal getuigenverhoor [getuige] d.d. 16 mei 2018.
20.Het proces-verbaal, p. (6) 67.
21.Het proces-verbaal van bevindingen, p. (6) 365-368.
22.Het proces-verbaal, p. (6) 67-68.
23.Het proces-verbaal van veiligstellen gsm-telefoon, p. (6) 289-290.
24.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. (4) 71.