ECLI:NL:RBGEL:2019:2739

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 juni 2019
Publicatiedatum
20 juni 2019
Zaaknummer
NL18.13728
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en vrijwaring na gasexplosie tijdens renovatiewerkzaamheden

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, betreft het een incident in een vrijwaringsprocedure naar aanleiding van een gasexplosie die plaatsvond op 4 september 2014 tijdens renovatiewerkzaamheden aan een flatgebouw. De explosie resulteerde in de dood van twee personen, verwondingen van vijftien anderen en aanzienlijke schade aan meer dan honderd woningen. De eigenaar van het flatgebouw, Woonstichting [naam woningstichting], had de renovatiewerkzaamheden uitbesteed aan [naam 1], die op zijn beurt sloopwerkzaamheden had uitbesteed aan [naam 2]. De uitvoering van bepaalde sloopwerkzaamheden was uitbesteed aan [naam 3], die als kraanmachinist werkte. Tijdens de werkzaamheden raakte [naam 3] een gasleiding van Liander, wat leidde tot de explosie.

Allianz Benelux N.V., de aansprakelijkheidsverzekeraar van [naam 1], heeft in de hoofdzaak een vordering ingesteld tegen Liander, waarin zij aansprakelijkheid voor de schade als gevolg van de explosie eist. In het incident vordert Liander om [naam 1], [naam 2], [naam 4], ASR en [naam woningstichting] in vrijwaring op te roepen, omdat zij van mening is dat deze partijen onzorgvuldig hebben gehandeld. Allianz verwerpt dit verzoek en stelt dat Liander geen belang heeft bij de vrijwaringsprocedures, omdat de vordering in de hoofdzaak uitsluit dat Liander kan worden veroordeeld tot een prestatie die zij kan verhalen op een in vrijwaring op te roepen partij.

De rechtbank oordeelt dat Liander wel degelijk belang heeft bij de oproeping in vrijwaring, omdat de aansprakelijkheid van de betrokken partijen en de eventuele onderlinge bijdrageplichten niet kunnen worden vastgesteld zonder hun betrokkenheid in de procedure. De rechtbank heeft de beslissing in het incident aangehouden en partijen de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de voortgang van de procedure.

Uitspraak

vonnis

_________________________________________________________________ _

RECHTBANK GELDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer: NL18.13728
Vonnis in incident van 5 juni 2019
in de zaak van
de vennootschap naar Belgisch recht
ALLIANZ BENELUX N.V.,
gevestigd te Brussel, België,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident, hierna te noemen: Allianz,
advocaat M.P. Vink te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
LIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
verweerster in de hoofdzaak,
eiseres in het incident, hierna te noemen: Liander,
advocaat S.M. Dielemans-Goossens te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de procesinleiding
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring
- het verweerschrift in het incident tevens vermindering van eis
- de akte uitlating eisvermindering.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
In dit incident kan van de volgende feiten worden uitgegaan.
2.2.
Bij renovatiewerkzaamheden aan de liftinstallaties van flatgebouw [naam flatgebouw] heeft op 4 september 2014 een gasexplosie plaatsgevonden. Daarbij zijn twee personen omgekomen, zijn 15 personen gewond geraakt en zijn meer dan 100 woningen beschadigd.
2.3.
Eigenaar van het flatgebouw was Woonstichting [naam woningstichting], verder [naam woningstichting]. [naam woningstichting] heeft het renovatiewerk opgedragen aan [naam 1], verder [naam 1]. [naam 1] heeft sloopwerkzaamheden in het kader van het renovatiewerk opgedragen aan [naam 2], verder [naam 2]. De uitvoering van bepaald sloopwerk is uitbesteed aan [naam 3], verder [naam 3], die als kraanmachinist een eenmanszaak dreef. Onduidelijk is nog of [naam 2] zelf [naam 3] heeft ingeschakeld op aangeven van Loon- en Verhuurbedrijf [naam 4], verder [naam 4], zoals Allianz stelt, of dat [naam 4] als onderaannemer van [naam 2] [naam 3] heeft ingeschakeld, zoals Liander opwerpt.
2.4.
Tijdens het slopen van de vloer van een entree van het flatgebouw heeft [naam 3] een gasleiding van Liander geraakt, als gevolg waarvan in het flatgebouw een koppelingsstuk van de gasleiding is losgeschoten en gas zich in het gebouw heeft opgehoopt. Dit gas is tot explosieve ontbranding gekomen met de hierboven geschetste gevolgen. [naam 3] is bij de gasexplosie om het leven gekomen.
2.5.
Allianz is de aansprakelijkheidsverzekeraar van [naam 1]. Amlin Insurance SE, verder Amlin, is de aansprakelijkheidsverzekeraar van [naam 2]. ASR Schadeverzekeringen N.V., verder ASR, is de werkmateriaalverzekeraar van [naam 3].
2.6.
Cunningham Lindsay Nederland heeft de schade van [naam woningstichting] als gevolg van de explosie begroot op € 4.137.309,13. De acht opstalverzekeraars van het flatgebouw hebben deze schade tot een bedrag van € 3.933.799,00 aan [naam woningstichting] vergoed (verder: de Gedekte Schade). Het restant van de schade van [naam woningstichting], een bedrag van € 203.510,00, is niet door verzekering gedekt (verder: de Ongedekte Schade). In verband met de explosie zijn [naam woningstichting], [naam 1], [naam 2], [naam 3], Allianz, Amlin en ASR door derden tot vergoeding van schade, onder meer inboedel-, letsel- en overlijdensschade, aangesproken (verder: Overige Schade), welke schade thans nog niet in volle omvang bekend is, maar al wel deels is vergoed.
2.7.
In 2017 hebben [naam woningstichting], de acht opstalverzekeraars, Allianz, Amlin en ASR de schade van [naam woningstichting] als gevolg van de explosie minnelijk geregeld. In dat kader hebben de acht opstalverzekeraars een aanspraak van [naam woningstichting] op vergoeding van de Gedekte Schade jegens Liander, welke vordering de acht opstalverzekeraars krachtens subrogatie op de voet van art. 7:962 lid 1 BW hebben verkregen, overgedragen aan Allianz. [naam woningstichting] heeft bovendien een vordering op Liander tot vergoeding van de Ongedekte Schade aan Allianz overgedragen.
2.8.
Allianz vordert in de hoofdzaak, na vermindering van eis, dat de rechtbank,
i. voor recht zal verklaren dat Liander aansprakelijk is voor de geleden en nog te lijden schade ten gevolge van de gasexplosie van 4 september 2014;
ii. Liander zal veroordelen tot vergoeding aan Allianz van de Gedekte Schade en de Ongedekte Schade:
a. primair ten bedrage van EUR 4.137.309,00, te vermeerderen met wettelijke rente te rekenen vanaf 4 september 2014, althans de datum van deze procesinleiding, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dag, welk bedrag (eventueel) dient te worden verminderd met een bedrag gelijk aan het bedrag dat Liander eventueel van [naam woningstichting], [naam 1], [naam 2], [naam 4], (de erven van) [naam 3] en hun verzekeraars (waaronder ASR) zou kunnen vorderen op basis van een bijdrageplicht of schadevergoeding of op welke grond dan ook, waaronder begrepen de artikelen 6:10, 6:12, 6:13, 6:14, 6:102 en 6:162 BW;
b. subsidiair nader op te maken bij staat en te vermeerderen met wettelijke rente te rekenen vanaf 4 september 2014, althans de datum van deze procesinleiding, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dag, welk bedrag (eventueel) dient te worden verminderd met een bedrag gelijk aan het bedrag dat Liander eventueel van [naam woningstichting], [naam 1], [naam 2], [naam 4], (de erven van) [naam 3] en hun verzekeraars (waaronder ASR) zou kunnen vorderen op basis van een bijdrageplicht of schadevergoeding of op welke grond dan ook, waaronder begrepen de artikelen 6:10, 6:12, 6:13, 6:14, 6:102 en 6:162 BW;
iii. Liander zal veroordelen tot vergoeding aan Allianz van de Overige Schade, nader op te maken bij staat, welk bedrag dient te worden verminderd met een bedrag gelijk aan het bedrag dat Liander eventueel van [naam woningstichting], [naam 1], [naam 2], [naam 4], (de erven van) [naam 3] en hun verzekeraars (waaronder ASR) zou kunnen vorderen op basis van een bijdrageplicht of schadevergoeding of op welke grond dan ook, waaronder begrepen de artikelen 6:10, 6:12, 6:13, 6:14, 6:102 en 6:162 BW;
iv. Liander zal veroordelen tot betaling van de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis.
2.9.
Allianz heeft onvoorwaardelijk afstand gedaan van haar recht om in de onderhavige procedure haar eis te vermeerderen in die zin dat zij haar eisvermindering ten aanzien van de partijen die Liander in vrijwaring wenst op te roepen ongedaan maakt.
2.10.
Liander vordert in het incident dat haar wordt toegestaan [naam 1], [naam 2], [naam 4], ASR, [naam woningstichting] en mogelijk ook de verzekeraars van genoemde partijen in vrijwaring op te roepen. Daaraan legt zij kort gezegd ten grondslag dat [naam woningstichting], [naam 1], [naam 2], [naam 4] en [naam 3] onzorgvuldig jegens Liander hebben gehandeld en derhalve uit hoofde van onrechtmatige daad, en zo nodig met toepassing van art. 6:171 BW, aansprakelijk zijn voor de in de hoofzaak gevorderde schade, tot vergoeding waarvan ook de verzekeraars van [naam woningstichting], [naam 1], [naam 2], [naam 4] en [naam 3] gehouden zijn indien zij de rechten en verplichtingen van laatstgenoemde partijen ter zake van de explosie hebben overgenomen.
2.11.
Allianz voert verweer, dat kort gezegd erop neer komt dat Liander geen belang heeft bij de beoogde vrijwaringsprocedures omdat het gevorderde in de hoofdzaak uitsluit dat Liander zal worden veroordeeld tot een prestatie die Liander kan verhalen op een in vrijwaring op te roepen partij.
2.12.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.13.
Allianz verwacht, gelet op randnummer 4.4 e.v. van het verweerschrift in het incident, in de hoofdzaak met uitsluitend Liander een debat te kunnen voeren over de omvang van het bedrag waarmee zij haar vordering heeft verminderd, d.i. over het bestaan en beloop van eventuele regresvorderingen van Liander op de eventuele waarborgen. Gesteld noch gebleken is echter dat Allianz gerechtigd is de eventuele waarborgen in de hoofdzaak te vertegenwoordigen. De rechtsverhouding tussen Liander en de eventuele waarborgen kan in de hoofdzaak dan niet worden vastgesteld. Anders gezegd, de eventuele waarborgen kunnen door de procedure tussen Allianz en Liander niet jegens Liander gebonden raken. Daarvoor dienen deze waarborgen in de procedure te worden betrokken, zoals Liander met haar incidentele vordering voor heeft. Zonder nadere toelichting die ontbreekt valt dan ook niet in te zien dat Liander bij die vordering geen belang heeft. Dat vaststellingen in vrijwaring enkel ertoe strekken duidelijkheid te verkrijgen over het concrete bedrag waarmee Allianz haar vordering heeft verminderd, welke duidelijkheid de grondslag voor vrijwaring zal doen vervallen, maakt dit niet anders. Een zinnig debat over het bestaan en beloop van aanspraken waarmee Allianz haar eis heeft verminderd is, zonder betrokkenheid van de eventuele waarborgen als partij, zoals gezegd niet mogelijk. Bij de huidige stand van zaken dient het verweer van Allianz tegen de incidentele vordering dan ook te worden verworpen en dient Liander de gevorderde oproeping in vrijwaring te worden toegestaan.
2.14.
Allianz beoogde met het gevorderde in de hoofdzaak en het verweer in dit incident te bereiken dat zonder verdere procedurele verwikkelingen zou worden beslist over aansprakelijkheid van Liander, aansprakelijkheid (jegens Liander) van eventuele waarborgen met wie Allianz een regeling heeft getroffen en de eventuele onderlinge bijdrageplichten van Liander en de eventuele waarborgen, onder wie de bij Allianz verzekerde [naam 1]. Deze mogelijkheid lijkt nu van de baan. De rechtbank ziet echter in beginsel aanleiding, zoals Allianz subsidiair heeft opgeworpen in haar verweerschrift in het incident, tijdens een mondelinge behandeling met partijen te bezien op welke wijze de procedure op de meest efficiënte wijze kan worden vervolgd. Partijen kunnen zich daarover uitlaten op de hierna te vermelden wijze.
2.15.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
bepaalt dat partijen zich
uiterlijk op 2 juli 2019kunnen uitlaten over het bepalen van een mondelinge behandeling in het incident zoals in 2.14 bedoeld,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. T.P.E.E. van Groeningen, K. van Vlimmeren - van Ommen en P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2019.