ECLI:NL:RBGEL:2019:2706

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juni 2019
Publicatiedatum
18 juni 2019
Zaaknummer
05/073535-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop op de Rijksweg A27 te Hagestein

Op 17 juni 2019 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 15 december 2017 op de Rijksweg A27 te Hagestein. De verdachte, bestuurder van een Volkswagen, reed met te hoge snelheid en botste tegen een stilstaande Ford Ka, die vervolgens tegen een vrachtwagen werd gedrukt. De bestuurder van de Ford Ka kwam hierbij om het leven. De officier van justitie eiste een taakstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. De militaire kamer oordeelde dat de verdachte niet aanmerkelijk onoplettend of onvoorzichtig had gereden en sprak hem vrij van het primair ten laste gelegde feit. Wel werd vastgesteld dat hij in strijd met de verkeersregels had gehandeld, wat leidde tot een geldboete van € 1.000,00, te vervangen door 20 dagen hechtenis. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuurders om hun snelheid aan te passen aan de verkeerssituatie en de gevolgen van verkeersfouten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/073535-19
Datum uitspraak : 17 juni 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsman: mr. P.F. Emmelot, advocaat te Nieuwegein;
officier-raadsman: majoor der mariniers S. Baan.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 juni 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 15 december 2017 te Hagestein in de gemeente Vianen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk VW), komende uit de richting Breda en/of gaande in de richting Utrecht, daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A27
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl voor hem, verdachte uit op die weg, (de Rijksweg A12) zich een file, bestaande uit langzamer rijdende en/of stilstaande andere motorrijtuigen bevond,
niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het
direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg, de Rijksweg A27 en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of
in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) op zodanige wijze heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg, de Rijksweg A27 kon overzien en waarover deze vrij was en/of
rijdende met te grote snelheid gelet op de situatie aldaar, tegen een voor hem, verdachte uit op die weg (de Rijksweg A27) stilstaand of langzamer rijdend, althans zich bevindend motorrijtuig (personenauto, merk Ford) is gebotst of aangereden,
waarbij, door de kracht en/of de inwerking van die botsing/aanrijding met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto), dat andere motorrijtuig (personenauto, merk Ford) tegen de achterzijde van een zich daarvoor (voor die Ford) bevindend ander motorrijtuig (trekker met oplegger) is gedrukt en/of aangereden,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn, verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander [slachtoffer] ) werd gedood;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij op of omstreeks 15 december 2017 te Hagestein in de gemeente Vianen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk VW), komende uit de richting Breda en/of gaande in de richting Utrecht, daarmede heeft gereden over de weg, de Rijksweg A27 en
terwijl voor hem, verdachte uit op die weg, (de Rijksweg A12) zich een file, bestaande uit langzamer rijdende en/of stilstaande andere motorrijtuigen bevond,
in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) op zodanige wijze heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg, de Rijksweg A27 kon overzien en waarover deze vrij was en/of
rijdende met te grote snelheid gelet op de situatie aldaar, tegen een voor hem, verdachte uit op die weg (de Rijksweg A27) stilstaand of langzamer rijdend, althans zich bevindend ander motorrijtuig (personenauto, merk Ford) is gebotst of aangereden,
waarbij, door de kracht en/of de inwerking van die botsing/aanrijding met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto), dat andere motorrijtuig (personenauto, merk Ford) tegen de achterzijde van een zich daarvoor (voor die Ford) bevindend ander motorrijtuig (trekker met oplegger) is gedrukt en/of aangereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 15 december 2017 heeft op de Rijksweg A27 te Hagestein in de gemeente Vianen een verkeersongeval plaatsgevonden. [2] Verdachte was op dat moment de bestuurder van een motorrijtuig, zijnde een blauwe personenauto van het merk Volkswagen. [3] Verdachte kwam uit de richting van Breda en ging in de richting van Utrecht. [4] Een blauwe Ford Ka is tegen de achterkant van een vrachtwagen (trekker met oplegger) aan gereden. Op de plaats van het ongeval bevond de Ford Ka zich tegen de achterkant van de oplegger en bevond de Volkswagen van verdachte zich tegen de Ford Ka. [5] De Ford Ka is in brand gevlogen. De bestuurder van de Ford Ka, [slachtoffer] , is ter plaatse overleden. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Hiertoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte zijn bijzondere zorgplichten in het verkeer, die hij heeft als bestuurder van een motorvoertuig, niet is nagekomen. Verdachte heeft niet voldoende afstand gehouden en niet voldoende aandacht gehouden op de weg. Hierdoor heeft hij zijn snelheid niet voldoende aan de omstandigheden aangepast; uit het dossier volgt dat verdachte niet heeft geremd. Ten gevolge hiervan heeft hij zijn voertuig niet tijdig tot stilstand kunnen brengen en is hij tegen eerdergenoemde Ford Ka aan gereden. Uit getuigenverklaringen blijkt voorts niet dat de gevormde file dusdanig onverwacht was, dat verdachte hiermee geen rekening heeft kunnen houden. De bestuurder van de Ford Ka heeft het ongeval met zijn leven moeten bekopen. Er is derhalve sprake van het niet nakomen van meerdere bijzondere zorgplichten. Deze overtreding – in combinatie met de omstandigheden waaronder de overtreding plaatsvond – maakt dat het ongeval aan de schuld van verdachte te wijten is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integraal vrijspraak bepleit. Ten aanzien van het primaire feit heeft de raadsman aangevoerd dat getuige [getuige 2] weliswaar een te hard rijdende donkerblauwe auto heeft gezien, maar dat dit de Ford Ka van het slachtoffer zou kunnen zijn. Beide auto’s zijn immers blauw en verdachte ontkent dat hij op de linkerbaan heeft gereden (en [getuige 2] heeft ingehaald). Bovendien reed verdachte met een langzame snelheid. Verdachte heeft de matrixborden boven de weg en de zich verderop de weg kennelijk vormende file niet kunnen zien. Hierdoor ontbreekt een direct causaal verband tussen de gedraging van verdachte en het ongeval. Verdachte heeft dus ook geen schuld aan het ongeval als bedoeld in het primair tenlastegelegde feit. De raadsman heeft ten aanzien van het subsidiaire feit naar voren gebracht dat de vrachtwagen met oplegger uit eigen beweging stil is gaan staan op de rijbaan, dan wel daarop zeer langzaam reed. Bovendien voerde de vrachtwagen geen alarmlichten. Het overige verkeer, om de vrachtwagen heen, reed gewoon. Voor een dergelijke snelheidsaanpassing van de vrachtwagen was geen aanleiding aangezien er vóór de vrachtwagen geen file stond. Hierdoor kan niet gesproken worden van een normaal te verwachten verkeersverschijnsel en hoefde verdachte hier dus niet op bedacht te zijn.
Beoordeling door de militaire kamer
De Koninklijke Marechaussee heeft onderzocht hoe het verkeersongeval heeft kunnen ontstaan. Zowel de Volkswagen, als de Ford Ka als de vrachtwagen vertoonden geen gebreken die eventueel van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval, of die dit veroorzaakt zouden kunnen hebben. [7] De conclusie van de Verkeersongeval-analyse van de Koninklijke Marechaussee is dat zeer waarschijnlijk de Volkswagen eerst achter op de Ford Ka is gebotst en dat de Ford Ka door toedoen van de Volkswagen tegen de oplegger is opgedrukt. [8]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 15 december 2017 in zijn vrachtwagen op de A27 reed. Het was redelijk druk op de weg en [getuige 1] zag op de matrixborden boven de weg dat er een file naderde. Deze borden gaven een aangepaste snelheid weer. [getuige 1] kon op een normale manier remmen en tot stilstand komen. Iedereen ging langzaam rijden. Op dat moment merkte [getuige 1] dat een auto tegen de achterkant van zijn vrachtwagen aan botste. [9]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij op 15 december 2017 op de A27 reed en via haar navigatie hoorde dat er een file op komst was. Tevens zag zij dat de matrixborden een aangepaste snelheid aangaven. Toen [getuige 2] op de rechterrijstrook (niet zijnde de meest rechterrijstrook/de uitvoegstrook) reed, met een snelheid van ongeveer 70 á 80 kilometer per uur, zag zij aan haar linkerzijde dat een donkerblauwe auto haar inhaalde. Later zag zij dat dit een Volkswagen was. De snelheid van deze auto was duidelijk hoger dan de snelheid van de andere weggebruikers. [getuige 2] zag vervolgens dat deze auto hard op de vrachtwagen, welke voor haar reed, afreed. Zij zag geen remlichten branden bij de Volkswagen. Deze auto klapte tegen de achterkant van de vrachtwagen aan. [getuige 2] zag een persoon uit de Volkswagen komen. Later kwam zij erachter dat er tussen de vrachtwagen en de Volkswagen nog een Ford Ka stond. Deze Ford Ka stond in brand. [10]
Het geschetste alternatieve scenario, namelijk dat de Ford Ka van de linker baan naar de rechter baan is gegaan en niet het voertuig van verdachte (verdachte heeft ontkend dat hij op de linker baan heeft gereden) volgt de militaire kamer niet. [getuige 2] verklaart immers duidelijk dat de donkerblauwe auto, die haar inhaalde, die harder reed dan de overige weggebruikers en die hard op de vrachtwagen afreed, van het merk Volkswagen was. Verdachte was de bestuurder van deze Volkswagen. De militaire kamer verwerpt derhalve het verweer.
De militaire kamer overweegt vervolgens dat verschillende getuigen hebben verklaard dat er verderop boven het wegdek matrixborden aanwezig waren die een aangepaste snelheid aangaven en dat andere weggebruikers langzamer reden. [11] Hieruit trekt de militaire kamer de conclusie dat overige weggebruikers, die in de buurt van de vrachtwagen reden, een gewijzigde verkeerssituatie zagen aankomen waarop zij hun snelheid (naar beneden) hebben aangepast. Die situatie had voor verdachte voldoende waarschuwing moeten zijn, dat ook hij zijn snelheid moest aanpassen, ongeacht of er op dat moment vlak voor de vrachtwagen sprake was een file. Op basis van de bewijsmiddelen heeft de militaire kamer de overtuiging bekomen dat verdachte met een hogere snelheid dan de – voor de verkeerssituatie ter plekke gevergde – snelheid heeft gereden. Hierdoor was hij niet meer in staat om de weg te overzien en om zijn voertuig tijdig tot stilstand te brengen, waardoor hij tegen de stilstaande/langzamer rijdende Ford Ka is gebotst. Verdachte heeft hierdoor in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990) gehandeld.
De vraag die de militaire kamer vervolgens moet beantwoorden is of het rijgedrag van verdachte zodanig is geweest dat sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). In de tenlastelegging is deze schuld uitgedrukt met het verwijt dat verdachte “zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam” heeft gereden. Er moet ten minste sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Een lichtere vorm van schuld is onvoldoende. Niet elk tekortschieten, niet elke verkeersovertreding is voldoende voor het aannemen van schuld. Bij het vaststellen van de onvoorzichtigheid gaat het om de vraag of verdachte objectief gezien een ernstige fout heeft gemaakt dan wel of zijn rijgedrag aanmerkelijk onder de maat is gebleven van wat van een bestuurder van een motorrijtuig wordt geëist.
Bij deze beoordeling komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van de even bedoelde bepaling. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, hoe dramatisch dan ook, zoals in het onderhavige geval, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Gelet op de aard en ernst van de door verdachte gemaakte verkeersfout en op de overige omstandigheden van het geval is naar het oordeel van de militaire kamer niet komen vast te staan dat verdachte zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam heeft gereden en dus evenmin dat hij aanmerkelijke schuld heeft gehad aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de WVW. Zoals hiervoor is overwogen is het verdachte te verwijten dat hij zijn voertuig niet tot stilstand heeft gebracht binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is, zoals is bepaald in artikel 19 van het RVV 1990. Niet is gebleken van andere aan verdachte te verwijten verkeersfouten die aan hem zijn tenlastegelegd. De militaire kamer spreekt verdachte derhalve vrij van het primair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde overweegt de militaire kamer dat – zoals hiervoor geoordeeld – verdachte in strijd met het bepaalde in artikel 19 van het RVV 1990 heeft gehandeld. Hierdoor heeft hij gevaar op de weg veroorzaakt en het verkeer gehinderd. Anders dan de verdediging heeft gesteld, is de militaire kamer van oordeel dat sprake was van een normaal te verwachten verkeersverschijnsel; van een onvoorziene omstandigheid, namelijk dat de vrachtwagen zonder aanwijsbare reden zo maar plotseling op de rijbaan is gaan stilstaan, dan wel langzamer/stapvoets is gaan rijden is niet gebleken. De militaire kamer neemt hierbij in aanmerking dat getuige [getuige 1] juist heeft verklaard dat het redelijk druk was op de weg, dat hij zag dat er een file was en dat hij daarom op een normale manier (en dus niet hard) remde en tot stilstand kwam en dat iedereen gewoon langzaam ging rijden. [12] Getuige [getuige 2] heeft ook verklaard dat zij vaart ging minderen en dat zij zag dat auto’s die een stuk voor haar reden afremden. [13] Ten slotte verklaart ook getuige Schol dat hij vaart is gaan minderen vanwege de verkeerssituatie. [14] Voor geen van de getuigen was de verkeerssituatie ter plaatse vreemd en zij hebben allen hun rijgedrag aan deze situatie aangepast. Naar het oordeel van de militaire kamer had verdachte deze verkeerssituatie ook moeten zien aankomen en zijn rijgedrag moeten aanpassen.
De militaire kamer is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen concluderend van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte met zijn verkeershandelingen een gevaar op de weg heeft veroorzaakt en het verkeer heeft gehinderd zoals subsidiair ten laste is gelegd.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks15 december 2017 te Hagestein in de gemeente Vianen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk VW), komende uit de richting Breda en
/ofgaande in de richting Utrecht, daarmede heeft gereden over de weg, de Rijksweg A27 en
terwijl voor hem, verdachte uit op die weg,
(de Rijksweg A12)zich een file, bestaande uit langzamer rijdende en/of stilstaande andere motorrijtuigen bevond,
in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) op zodanige wijze heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg, de Rijksweg A27 kon overzien en waarover deze vrij was en
/of
rijdende met te grote snelheid gelet op de situatie aldaar, tegen een voor hem, verdachte uit op die weg (de Rijksweg A27) stilstaand of langzamer rijdend, althans zich bevindend ander motorrijtuig (personenauto, merk Ford) is gebotst of aangereden,
waarbij, door de kracht
en/of de inwerking van die botsing/aanrijding met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto), dat andere motorrijtuig (personenauto, merk Ford) tegen de achterzijde van een zich daarvoor (voor die Ford) bevindend ander motorrijtuig (trekker met oplegger) is gedrukt
en/of aangereden,
door welke gedraging
(en)van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt,en
/ofhet verkeer op die weg werd gehinderd
althans kon worden gehinderd;.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 140 uur, te vervangen door 70 dagen hechtenis. Tevens dient hem de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van één jaar te worden ontzegd.
Het standpunt van de verdediging
De officier-raadsman heeft aangevoerd dat verdachte een goede staat van dienst heeft bij Defensie. Indien de eis van de officier van justitie zou worden gevolgd, zou dit gevolgen kunnen hebben voor zijn VGB. Voorts heeft verdachte een groot verantwoordelijkheidsgevoel en heeft hij meermalen zijn medeleven getoond aan de familie van het slachtoffer.
Beoordeling door de rechtbank
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 9 mei 2019.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte leiden – dat verdachte tijdens het rijden op de snelweg A27 op 15 december 2017 niet voldoende heeft opgelet, zijn snelheid niet heeft geminderd en tegen een voor hem bevindende auto is gebotst. Door het handelen van verdachte is het slachtoffer ter plaatse overleden. Door dit ongeval is enorm veel leed aan nabestaanden van het slachtoffer toegebracht. Dat blijkt ook uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring van de vader en de broer van de overledene.
Strafoplegging dient niet alleen met inachtneming van de, in dit geval desastreuze, gevolgen van de gemaakte verkeersfout te geschieden, maar ook en vooral in verhouding te blijven met de ernst van de gemaakte verkeersfout en de mate van schuld daaraan van verdachte. In deze zaak acht de militaire kamer niet bewezen dat de verkeersfout dusdanig was dat sprake was van een misdrijf en moet er bij het bepalen van de strafsoort en -maat rekening mee worden gehouden dat een verkeersfout in de vorm van niet meer dan een overtreding is gemaakt. In vergelijkbare gevallen wordt dit doorgaans met een geldboete bestraft.
De militaire kamer houdt verder rekening mee dat verdachte first offender is. Voorts neemt de militaire kamer verdachtes persoonlijke omstandigheden in ogenschouw, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Verdachte heeft na het ongeval een brief gestuurd naar de familie van de overledene en een gesprek gehad met de vader van de overledene. Voorts heeft hij aangegeven dat hij openstaat voor vervolggesprekken. Ter terechtzitting is de militaire kamer er tevens van overtuigd geraakt dat het overlijden van het slachtoffer en het leed van de nabestaanden verdachte erg hebben aangegrepen. Mede hieruit blijkt dat verdachte zeer doordrongen is van de door hem gemaakte fout.
Alles afwegende acht de militaire kamer oplegging van een geldboete van € 1.000,00 passend en geboden. Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, ziet de militaire kamer geen grond om verdachte daarnaast nog een (voorwaardelijke) ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen. Het ongeval heeft al langere tijd geleden plaatsgevonden en niet is gebleken dat verdachte daarna (ernstige) verkeersfouten heeft gemaakt die maken dat de verkeersveiligheid is gebaat bij een ontzegging van zijn rijbevoegdheid.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
geldboetevan
€ 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen
hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. van Wezel, voorzitter, en mr. C.N. Dijkstra, rechter, en kapitein ter zee logistieke dienst mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. S. de Rooij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 juni 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , wachtmeester der Koninklijke Marechaussee, district West, brigade Utrecht, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27 WU/18-001794 en gesloten op 13 juni 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal Verkeersongeval, p. 28, alsmede proces-verbaal tachograafschijf onderzoek, p. 54.
3.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 85.
4.Proces-verbaal tachograafschijf onderzoek, p. 54.
5.Proces-verbaal Verkeersongeval, p. 39 en p. 47, alsmede proces-verbaal tachograafschijf onderzoek, p. 54.
6.Proces-verbaal Verkeersongeval, p. 30 en p. 48. Proces-verbaal overlijdensonderzoek en lijkschouw, p. 75.
7.Proces-verbaal Verkeersongeval, p. 26.
8.Proces-verbaal Verkeersongeval, p. 45.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 106-108.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 110-111.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 107, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 110, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 119 en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 121.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 107.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 110-111.
14.proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 121.