In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 juni 2019 uitspraak gedaan in het verzoek tot ontslag van de curator, ingediend door de gefailleerden, [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers in staat van faillissement zijn verklaard op 9 mei 2017, waarbij mr. B.S. Witteveen als curator is benoemd en mr. E. Boerwinkel als rechter-commissaris is aangewezen. Op 12 april 2019 hebben de verzoekers een verzoekschrift ingediend tot ontslag van de curator, omdat zij het vertrouwen in haar hebben opgezegd en haar beschuldigen van onbetamelijk handelen. De curator heeft echter betwist dat er sprake is van een vertrouwensbreuk en heeft aangevoerd dat haar handelen in het belang van de boedel is.
Tijdens de mondelinge behandeling op 4 juni 2019 hebben de verzoekers, de curator en de rechter-commissaris hun standpunten toegelicht. De rechter-commissaris heeft in haar reactie op het verzoek tot ontslag geconcludeerd dat het verzoek moet worden afgewezen, omdat een vertrouwensrelatie tussen de curator en de gefailleerden niet noodzakelijk is. De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat een vertrouwensbreuk op zichzelf niet voldoende is voor ontslag van de curator en dat er zwaarwegende omstandigheden moeten zijn voor toewijzing van een dergelijk verzoek.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het gebrek aan vertrouwen van de verzoekers in de curator de voortgang van de faillissementen kan belemmeren, maar dat dit niet betekent dat de curator niet in het belang van de boedel heeft gehandeld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen deugdelijke reden is aangevoerd om de curator te ontslaan en heeft het verzoek tot ontslag van de curator afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. J.A. Verspui.