ECLI:NL:RBGEL:2019:2692

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juni 2019
Publicatiedatum
17 juni 2019
Zaaknummer
C/05/352588 / HA RK 19-127
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontslag van de curator in faillissementen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 juni 2019 uitspraak gedaan in het verzoek tot ontslag van de curator, ingediend door de gefailleerden, [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers in staat van faillissement zijn verklaard op 9 mei 2017, waarbij mr. B.S. Witteveen als curator is benoemd en mr. E. Boerwinkel als rechter-commissaris is aangewezen. Op 12 april 2019 hebben de verzoekers een verzoekschrift ingediend tot ontslag van de curator, omdat zij het vertrouwen in haar hebben opgezegd en haar beschuldigen van onbetamelijk handelen. De curator heeft echter betwist dat er sprake is van een vertrouwensbreuk en heeft aangevoerd dat haar handelen in het belang van de boedel is.

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 juni 2019 hebben de verzoekers, de curator en de rechter-commissaris hun standpunten toegelicht. De rechter-commissaris heeft in haar reactie op het verzoek tot ontslag geconcludeerd dat het verzoek moet worden afgewezen, omdat een vertrouwensrelatie tussen de curator en de gefailleerden niet noodzakelijk is. De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat een vertrouwensbreuk op zichzelf niet voldoende is voor ontslag van de curator en dat er zwaarwegende omstandigheden moeten zijn voor toewijzing van een dergelijk verzoek.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het gebrek aan vertrouwen van de verzoekers in de curator de voortgang van de faillissementen kan belemmeren, maar dat dit niet betekent dat de curator niet in het belang van de boedel heeft gehandeld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen deugdelijke reden is aangevoerd om de curator te ontslaan en heeft het verzoek tot ontslag van de curator afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. J.A. Verspui.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rekestnummer: C/05/352588 / HA RK 19-127
Beschikking van 17 juni 2019
op het verzoek ingevolge artikel 73 lid 1 Faillissementswet (Fw)
in de faillissementen van [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] van:

1.[verzoeker sub 1],

2.
[verzoeker sub 2],
beiden wonende te Elst,
verzoekers,
beiden verschenen in persoon,

1.De procedure

1.1.
Bij vonnissen van 9 mei 2017 van deze rechtbank zijn verzoekers in staat van faillissement verklaard. Mr. B.S. Witteveen (hierna: de curator) is daarbij tot curator benoemd. Mr. E. Boerwinkel (hierna; de rechter-commissaris) is als rechter-commissaris in de faillissementen van verzoekers aangewezen.
1.2.
Op 12 april 2019 heeft de rechtbank het verzoekschrift van verzoekers ontvangen. Verzoekers verzoeken het ontslag van de curator.
1.3.
De rechter-commissaris heeft bij brief van 22 mei 2019 haar reactie op het verzoek tot ontslag van de curator gegeven. Bij de brief van de rechter-commissaris zit tevens een reactie van de curator d.d. 19 april 2018 op het verzoek tot haar ontslag als curator in de faillissementen van verzoekers.
1.4.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft op 4 juni 2019 plaatsgevonden. Ter zitting zijn verzoekers, de curator en de rechter-commissaris verschenen. Zij hebben hun standpunten nader toegelicht. Voorafgaand aan de zitting hebben verzoekers op 21 mei 2019 producties 1 tot en met 10 ingediend. Ter zitting hebben verzoekers producties A tot en met J overgelegd. Vervolgens is beschikking (vervroegd) bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
Verzoekers leggen – kort samengevat – aan hun verzoek tot ontslag van de curator het volgende ten grondslag. Verzoekers stellen dat sprake is van wederzijds opgezegd vertrouwen en verzoekers verwijten de curator dat zij niet betamelijk heeft gehandeld. Verzoekers vinden het onbegrijpelijk dat een saldo van € 40.000,00 op de boedelrekening niet voldoende is om de faillissementen af te wikkelen. Zij vragen zich af waarom de totale boedel opgaat aan het salaris van de curator en de crediteuren hierdoor geen uitkering krijgen. Verzoekers stellen zich op het standpunt dat de curator te veel uren heeft besteed aan de faillissementen door dubbele of onnodige werkzaamheden te verrichten. Zij geven ter onderbouwing hiervan een aantal voorbeelden, waarvan de afwikkeling van de kwestie met de SVB, de vereffening van de erfenis en de gemaakte afspraak in het gesprek van 20 juli 2018 in het bijzijn van de rechter-commissaris de belangrijkste voorbeelden zijn.
2.2.
De curator voert aan dat zij het vertrouwen in verzoekers niet heeft opgezegd en dat het ontbreken van vertrouwen van verzoekers in haar als curator geen grond is voor ontslag van een curator. De curator betwist voorts dat zij onbetamelijk zou hebben gehandeld. De curator stelt zich tot slot op het standpunt dat de boedel niet gebaat is bij haar ontslag en het aanstellen van een opvolgend curator.
2.3.
De rechter-commissaris concludeert in haar reactie dat het verzoek tot het ontslag van de curator in de faillissementen van verzoekers moet worden afgewezen. Zij stelt dat een vertrouwensrelatie tussen curator en verzoekers niet noodzakelijk is. De rechter-commissaris is van mening dat het ongenoegen van verzoekers lijkt voort te komen uit de gedachte dat de curator hun belangen – en dan met name hun belang bij het bevrijd zijn van schulden – dient te behartigen en dat de belangen van de schuldeisers bij een deugdelijke inventarisatie en uitwinning van alle baten van de boedel daarvoor zouden moeten wijken. Gelet op onder meer de moeizame en ingewikkelde afwikkeling van de nalatenschap heeft de curator veel tijd in de faillissementen moeten besteden, aldus de rechter-commissaris.
2.4.
De rechtbank overweegt dat in het algemeen terughoudendheid betracht dient te worden bij de beoordeling van een verzoek tot ontslag van een curator. Voor toewijzing van een dergelijk verzoek dient sprake te zijn van zwaarwegende omstandigheden. Dit uitgangspunt in aanmerking nemend beoordeelt de rechtbank het verzoek als volgt.
2.5.
De rechtbank overweegt dat een vertrouwensbreuk tussen gefailleerden en de curator op zichzelf niet voldoende is voor een ontslag. Dat zou immers neerkomen op een vetorecht van de gefailleerden over de eigen curator. Hoewel het gebrek aan vertrouwen van verzoekers in de curator de voortgang van de faillissementen kan belemmeren, is het de rechtbank niet gebleken dat de verhoudingen tussen verzoekers en de curator een efficiënte afwikkeling van de faillissementen in belangrijke mate in de weg staat. Het door verzoekers opgezegde vertrouwen in de curator leidt daarom niet tot het ontslag van de curator.
2.6.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het handelen van de curator als volgt. Als uitgangspunt heeft te gelden dat aan de curator, voor zover zij niet gebonden is aan regels, een ruime mate van vrijheid toekomt. De curator dient zich te richten naar het belang van de boedel, maar het is in beginsel aan haar inzicht overgelaten op welke wijze en langs welke weg dat belang het beste kan worden gediend. Het boedelbelang is dus een belangrijk richtsnoer voor de curator. De rechter-commissaris heeft in deze faillissementen met de curator uitdrukkelijk besproken of de vereiste werkzaamheden door de curator noodzakelijk waren en een positief resultaat voor de boedel viel te verwachten. De curator maakt daarbij een inschatting van de slagingskans en haar kosten om potentiële baten, zoals de kwestie met de SVB en de te vereffenen erfenis, te genereren. Dat haar kosten achteraf bezien mogelijk hoger uitvallen vanwege een discussie met de SVB en wegens een complexere afwikkeling van de erfenis, beide met een mogelijk lagere opbrengst tot gevolg, maakt niet dat de curator niet in het belang van de boedel of zelfs onbetamelijk zou hebben gehandeld.
2.7.
Over de op 20 juli 2018 gemaakte afspraak overweegt de rechtbank het volgende. Verzoekers stellen dat tijdens dit gesprek is toegezegd dat de curator na 1 maart 2018 nog € 5.000,00 aan salaris nodig heeft voor de afwikkeling van de faillissementen. In de gespreksaantekeningen staat dat de curator het volgende heeft gezegd: ‘
Op dit moment moet ik nog zo’n € 5.000,= salaris krijgen op basis uren (vanaf 1/3-18)’. Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat een afspraak is gemaakt over de toekomstige kosten van de curator en daarmee evenmin dat de curator heeft gehandeld in strijd met de gemaakte afspraken tussen verzoekers, de rechter-commissaris en de curator.
2.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat er geen deugdelijke reden, ook niet in samenhang bezien, is aangevoerd om de curator te ontslaan. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot ontslag van de curator af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A. Verspui en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2019.