ECLI:NL:RBGEL:2019:2627

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 april 2019
Publicatiedatum
13 juni 2019
Zaaknummer
NL18.5380
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.P.E.E. van Groeningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid bij gemengde overeenkomst en opzegging duurovereenkomst samenwerking tussen personal trainer en sportaccommodatie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een geschil tussen een personal trainer, aangeduid als [naam eiser], en een besloten vennootschap, aangeduid als [naam gedaagde], die een sportaccommodatie exploiteert. De kern van het geschil draait om de opzegging van een samenwerkingsovereenkomst die tussen partijen was gesloten. De samenwerkingsovereenkomst, die een duurovereenkomst betreft, werd door [naam gedaagde] opgezegd met een opzegtermijn die [naam eiser] als te kort beschouwde. De rechtbank moest beoordelen of de opzegging rechtsgeldig was en of [naam gedaagde] haar verplichtingen uit de overeenkomst was nagekomen.

De rechtbank oordeelde dat de opzegtermijn van minder dan drie maanden niet redelijk was, gezien de omstandigheden van de zaak. [naam eiser] had zijn werkzaamheden al sinds 2008 in de sportaccommodatie uitgevoerd en was afhankelijk van de samenwerking voor zijn bedrijfsvoering. De rechtbank concludeerde dat [naam gedaagde] tekort was geschoten in haar verplichtingen door de samenwerkingsovereenkomst op een onredelijke termijn op te zeggen, waardoor [naam eiser] schade had geleden. De rechtbank kende [naam eiser] een schadevergoeding toe van € 2.625,00, ter compensatie van de gemiste omzet over een periode van twee weken.

Daarnaast werd de tegenvordering van [naam gedaagde] afgewezen, omdat er geen rechtsgeldige huurovereenkomst was die [naam eiser] verplichtte tot betaling van huurpenningen na de opzegging van de samenwerkingsovereenkomst. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten droeg. De uitspraak werd gedaan door mr. T.P.E.E. van Groeningen op 24 april 2019.

Uitspraak

vonnis

_________________________________________________________________ _

RECHTBANK GELDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer: NL18.5380
Vonnis van 24 april 2019
in de zaak van
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser van de vordering,
verweerder op de tegenvordering,
hierna te noemen: [naam eiser] ,
advocaat H.J. Fraaije-Luising,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde] ,
verweerster op de vordering,
eiseres van de tegenvordering,
hierna te noemen: [naam gedaagde] ,
advocaat B.J. Blindenbach te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de procesinleiding
- het verweerschrift met een tegenvordering
- het verweerschrift op de tegenvordering
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 23 januari 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam gedaagde] , tevens handelend onder de naam [handelsnaam] , exploiteert een sportaccommodatie, met onder meer tennisbanen en fitnessruimtes. De heer [naam bestuurder gedaagde] (verder: [naam bestuurder gedaagde] ) is bestuurder van [naam gedaagde]
2.2.
[naam eiser] , handelend onder de naam [handelsnaam] (of [handelsnaam] ), is een ‘LAPT-gecertificeerde’ personal trainer en fitnessinstructeur. LAPT is een kennis- en opleidingsinstituut voor personal trainers.
2.3.
[naam eiser] en [naam gedaagde] (of haar rechtsvoorgangster) zijn een samenwerkingsverband aangegaan. De afspraken daarover (verder: de samenwerkingsovereenkomst) zijn schriftelijk neergelegd in een overeenkomst van 5 februari 2008 (verder: de overeenkomst van 2008), een overeenkomst met als opschrift ‘september 2009’, ondertekend op 13 januari 2010 (verder: de overeenkomst van 2010), een “appendix november 2010” (verder: de appendix van 2010) en een “Addendum 1 april 2012” (verder: het addendum van 2012).
2.4.
In de overeenkomst van 2008 staat, voor zover hier van belang, het volgende:
[naam] en [naam eiser] / [handelsnaam] en [handelsnaam] gaan een samenwerkingsverband aan met onderstaande voorwaarden en afspraken:
[…]
Omzetgroepen en alleenrecht voor acquisitie[naam eiser] zal zijn eigen onderneming gaan exploiteren op het sportpark van [handelsnaam] met de volgende omzetgroepen:
- Het geven van Personal Trainingen (individueel en in klein groepsverband)
- Het geven van voedingsbegeleiding en adviezen
- Acquisitie van voedingssupplementen
- Acquisitie van bedrijfsfitness
- Acquisitie van sponsoring en advertenties
- Het geven van weerbaarheidtrainingen/ cursussen zelfverdediging/ kickbokslessen en hardlooptrainingen/ cursussen.
- Eventuele sportgeoriënteerde cursussen in overleg met [naam] .
Alleenrecht voor Personal TrainingVoor het geven van Personal Trainingen heeft [naam eiser] het alleenrecht.
[…]
Huur m.b.t. kantoorruimte en gebruikersrecht
[naam eiser] betaald per 1-5-2009 een huurprijs van € 500,- inclusief telefoon/ fax, internetgebruik, elektra, water, gas en tv-aansluiting. Deze huurprijs is ook inclusief onbeperkt gebruik van trainingsruimten en toestellen met betrekking tot het geven van Personal Training en voedingsbegeleiding. Hierbij zal [naam eiser] rekening houden met het lesrooster van [handelsnaam] . De natte groep en het kleine kantoortje naast de schoonheidssalon “ [naam schoonheidssalon] ” zal als 1 kantoor ruimte omgebouwd gaan worden.
[…]
Duur van overeenkomst
Deze overeenkomst is mits beide partijen anders overeenkomen voor onbepaalde tijd.
2.5.
In de overeenkomst van 2010 staat, voor zover hier van belang, het volgende:
[handelsnaam] / [naam bestuurder gedaagde] , hierna genaamd BS, en [handelsnaam]
, hierna genaamd [handelsnaam] , gaan een samenwerkingsverband aan met
onderstaande afspraken:
Omzetgroepen voor acquisitie
[handelsnaam] exploiteert zijn onderneming op het sportpark van [handelsnaam] met de volgende
omzetgroepen:
- Het geven van Personal Trainingen (PT) (individueel en in klein groepsverband)
- Het geven van voedingsbegeleiding (BA)
- Het geven van fitnessinstructie (FI)
- Acquisitie van voedingssupplementen (VS)
- Het geven van weerbaarheidtrainingen/ cursussen zelfverdediging/ kickbokslessen en Hardlooptrainingen/ cursussen (DIV)
- Eventuele sportgeoriënteerde cursussen in overleg met [naam bestuurder gedaagde] (DIV)
[…]
Fitnessinstructie (FI)
[handelsnaam] verhuurt zijn persoon als fitnessinstructeur aan BS. Hiervoor is een uurloon afgesproken van € 18,56. Dit bedrag is exclusief 6% BTW. Facturatie gaat per kalendermaand volgens factuur.
[handelsnaam] zal tussen 10 en 20 uur per week ingeroosterd worden in overleg met clubmanager.
Alleenrecht PT, BA en VSVoor het geven van PT en BA heeft [handelsnaam] het alleenrecht. Mocht het nodig zijn om meerdere Personal Trainers of voedingsbegeleiders werkzaam te hebben bij BS dan kan een derde Personal Trainer/ voedingsbegeleider via [handelsnaam] aangesteld worden. [handelsnaam] kan als onderneming groeien in aantal werknemers in ZZP vorm. BS zal nooit een samenwerking aangaan met derden die soortgelijke diensten zoals in de omzetgroepen aangegeven aanbieden als [handelsnaam] . Mocht een 2e Personal Trainer vanuit beide kanten noodzakelijk zijn dan wordt de huurprijs voor gebruikersrecht aangepast naar een door beide partijen overeengekomen huurprijs.
Huur m.b.t. kantoorruimte en gebruikersrecht
[naam eiser] betaalt € 420,- excl. 19% btw. huur aan BS voor gebruik van (kantoor)ruimte en
zaalhuur/ gebruik toestellen en materialen voor PT, BA en DIV klanten.
BS kan deze zaalhuur maandelijks automatisch incasseren.
Vechtsportlessen worden buiten het lesrooster van BS ingeroosterd. De zaalhuur is dan inbegrepen
bij de totale huurprijs. Dit meteen maximum van 4 lesuren per week. Anders wordt aanvullend een
zaalhuur van € 12,50 per extra uur gehanteerd.
[handelsnaam] kan de fitnessbalie gebruiken als werkplek. Hier heeft [handelsnaam] zijn eigen laptop, printer en archiefkast.
2.6.
In het addendum van 2012 staat, voor zover hier van belang, het volgende.
De ondergetekenden:
1. [naam gedaagde] [...] verder te noemen opdrachtgever
en
2. […] [naam eiser] […] hierna te noemen opdrachtnemer
verklaren te zijn overeengekomen:
Wijzigingen in de samenwerkingsovereenkomst tussen [handelsnaam] [vestigingsplaats gedaagde] B.V. en [naam eiser] met oorspronkelijke datum 13 januari 2010. Gewijzigd zijn:
OPLEIDING EN KOSTEN
Opdrachtnemer gaat de opleiding tot gecertificeerd LAPT personal trainer en manager volgen. Opdrachtgever vergoed hiervoor alle kosten die gekoppeld zijn aan de LAPT franchise module.
[…]
BONUS
Opdrachtnemer krijgt 5% bonus van opdrachtgever over de totale LAPT omzet, indien opdrachtnemer een LAPT omzet realiseert van € 150.000,- of lager. Opdrachtnemer krijgt 10% bonus van opdrachtgever over de totale LAPT omzet indien deze meer dan € 150.000,- bedraagt. De omzet die de LAPT Manager direct factureert naar zijn eigen klanten worden niet meegerekend.
[…]
HUUR
Het huurbedrag à €420,- excl. BTW per maand blijft ongewijzigd.
MARKETING
De marketing zal in overleg tussen opdrachtgever en opdrachtnemer geschieden. Hier zal een budget voor vrijgemaakt worden van 5% van de geprognotiseerde omzet op jaarbasis. De geprognotiseerde jaaromzet is € 25.000,-. De kosten voor de LAPT marketing komen voor rekening van de opdrachtgever. De marketing van LAPT zal zoveel mogelijk geïntegreerd worden met de reguliere marketing van [handelsnaam] . Opdrachtnemer is vrij om naast de algemene LAPT marketing eigen marketing acties te lanceren. Deze zijn voor rekening van de opdrachtnemer.
OVERIGE PT-ers
Het aannemen van overige LAPT trainers/ coaches gaat in overleg tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Het aantal toekomstige LAPT trainers/ coaches is afhankelijk van de vraag van de consument. Pas bij meer vraag naar personal trainingen zal het aanbod aangepast worden en meerdere trainers aangenomen/opgeleid worden.
DUUR VAN OVEREENKOMST
Duur van overeenkomst is voor onbepaalde tijd tot beide partijen beslissen deze overeenkomst te ontbinden. Zowel opdrachtgever als opdrachtnemer zullen zich inzetten voor maximale exploitatie zonder elkander hierin te benadelen.
Beëindigingsvergoeding
Indien deze overeenkomst wordt ontbonden op initiatief van opdrachtgever voor 1 januari 2017 dient aan [handelsnaam] een vergoeding te worden betaald van € 40.000,- teneinde [handelsnaam] in staat te stellen op een andere locatie soortgelijke werkzaamheden te verrichten.
Boeteclausule
Indien [naam bestuurder gedaagde] opdrachtgever in de nakoming van enige verplichting uit hoofde van deze overeenkomst ernstig tekortschiet, als gevolg waarvan opdrachtnemer redelijkerwijs zijn onderneming niet langer op een verantwoorde, rendabele manier kan uitoefenen, verbeurt opdrachtgever, na behoorlijke ingebrekestelling of aanmaning, aan opdrachtnemer een onmiddellijk opeisbare boete van € 40.000,-
2.7.
In een mailbericht van 1 juli 2016 heeft [naam bestuurder gedaagde] namens aan [naam gedaagde] aan [naam eiser] , voor zover hier van belang, het volgende geschreven.
Aangezien ons samenwerkingscontract einde van het jaar afloopt zou ik graag een afspraak met je inplannen om te bespreken op welke manier we in de toekomst wellicht met elkaar verder zouden kunnen. Ik hoop dat je de moeite wilt nemen om een aantal opties voor data aan mij door te mailen dan kan ik kijken of deze opties ook in mijn agenda passen. Daarnaast wil ik graag met je bespreken hoe we de (van beide kanten) openstaande facturen weg kunnen werken. Door (mijn inziens) miscommunicatie staat dit onze verstandhouding op dit moment in de weg. Om die reden stuur ik je dan ook een email in plaats van dat ik je persoonlijk benader.
2.8.
Nadat [naam eiser] in een mailbericht van 4 juli 2016 heeft betwist dat van een aflopend contract sprake was en daarbij heeft bericht niet in te stemmen met de verrekening van facturen heeft er voor het eerst weer op 18 maart 2017 een gesprek tussen partijen plaatsgevonden. Op 5 mei 2017 is namens [naam gedaagde] aan [naam eiser] een brief gezonden met, voor zover hier van belang, de volgende inhoud.
In ons gesprek op 18 maart 2017, in bijzijn van [naam getuige] , heb ik al aangekondigd onze samenwerking met uitzondering van de huurovereenkomst te willen beëindigen. Om deze aankondiging te formaliseren zeg ik hierbij schriftelijk onze samenwerking, zoals die is weergegeven in onze overeenkomsten van 13 januari 2010 en 17 april 2012, op. De bevoegdheid tot opzegging is neergelegd in artikel 7:408 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Teneinde je in de gelegenheid te stellen je op de nieuwe situatie voor te bereiden zal ik een ruime opzegtermijn hanteren en zal onze samenwerking eindigen op 31 juli 2017 (tenzij jij een eerdere beëindiging voorstaat). Zoals gezegd zal de huurovereenkomst worden gecontinueerd. Het betreft de huur van ruimte, de zaal / het gebruik van toestellen en materialen ten behoeve van de personal trainingen. De huur bedraagt € 420,- exclusief omzetbelasting. Hiervoor zal ik een aparte huurovereenkomst laten opstellen. Hierin zal wel worden opgenomen dat de huurprijs zal worden geïndexeerd (vanaf volgend jaar) en dat het gebruik van toestellen en materialen (buiten de Personal Training) enkel mogelijk is wanneer de betreffende klanten ten minste een abonnement bij [handelsnaam] hebben c.q. aanschaffen.
2.9.
Bij brief van 18 mei 2017 heeft de advocaat van [naam eiser] namens hem geprotesteerd tegen enerzijds opzegging van de samenwerkingsovereenkomst en anderzijds het voortduren van de huurovereenkomst, en tegen de gehanteerde opzegtermijn.
In de brief staat daarnaast dat [naam gedaagde] tekortschiet in de nakoming haar verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomst, dat [naam eiser] [naam gedaagde] sommeert zijn verplichtingen binnen twee weken na te komen en dat hij anders aanspraak maakt op een contractuele, direct opeisbare boete van € 40.000,00. Voor zover hier van belang staat daarover het volgende in die brief.
Op 1 april 2012 is een addendum overeengekomen op grond waarvan cliënt een opleiding tot gecertificeerd LAPT trainer zou volgen om vervolgens de functie van LAPT Manager te gaan vervullen binnen uw sportaccommodatie. Doel hiervan was om zowel de onderneming van cliënt als [handelsnaam] een boost te geven en nadrukkelijker op de kaart te zetten. Hiertoe zou u jaarlijks 5% van de geprognotiseerde omzet besteden aan specifiek op LAPT gerichte marketing. Voorts zou cliënt jaarlijks een vergoeding ontvangen van 5% over uw totale LAPT omzet. Cliënt heeft moeten vaststellen, dat u op meerdere fronten tekort bent geschoten in de nakoming van uw verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomst. Hieronder volgt een greep uit de vele tekortkomingen uwerzijds.
Tekortkomingen
- In strijd met het overeengekomen alleenrecht heeft u buiten cliënt om personal trainers aangesteld.
- U laat zich negatief uit over cliënt tegenover klanten en personeel van cliënt en [handelsnaam] en probeert klanten over te halen om niet bij cliënt klant te werven, maar bij uw eigen personal trainers. […]
- De 5% vergoedingsregelingen (bonus over omzet en marketingbudget) worden niet nageleefd.
- Reclame-uitingen van de onderneming van cliënt werden zonder overleg verwijderd op het narrowcasting reclame systeem en de internetsite van [handelsnaam] .
- U heeft in 2015 zonder medeweten, laat staan instemming, van cliënt de module LAPT administrator (facturatie, agenda en overall dashboard) opgezegd.
- Hoewel cliënt maandelijks netjes zijn huur betaalt, verwaarloost u de Personal Training ruimte. Tegelijkertijd promoot u juist de Funxtion ruimte. Personal Training (LAPT) zou het neusje van de zalm van [handelsnaam] moeten zijn. Echter, de Funxtion ruimte is veel uitgebreider en de daarin gebruikte materialen werden steeds diverser en gangbaarder voor gewone leden die voorheen alleen bij de Personal Training toegankelijk waren. U ondermijnt daarmee de onderneming van cliënt.
- Er wordt (bewust?) niet schoongemaakt in de Personal Training ruimte. Fitness instructeurs vegen en stofzuigen alleen de fitnessruimte. Schoonmakers zijn überhaupt niet aanwezig. De huurprijs van cliënt is echter onverminderd gebleven. En bij de huur van sportaccommodatie hoort een daarvoor geschikte en hygiënische ruimte.
Kortgezegd, maakt u het ondernemen voor cliënt onmogelijk. U doet er werkelijk alles aan om cliënt de wind uit de zeilen te nemen, kennelijk met de onderliggende wens om hem te zien vertrekken uit uw sportaccommodatie. Echter, u handelt hiermee rechtstreeks en op zeer ernstige wijze in strijd met zowel uw verplichtingen uit hoofde van de samenwerkingsovereenkomst als uit de huurovereenkomst met cliënt. in verband daarmee kan cliënt aanspraak maken op de onmiddellijk opeisbare boete ter hoogte van € 40.000,00 zoals overeengekomen in het addendum d.d. 1 april 2012, tenzij u zich alsnog per conform de afspraken tegenover cliënt gaat gedragen.
Concreet houdt dit het volgende in.
Opheffen verzuim
1. De onterecht aangestelde personal trainers (thans [namen personal trainers] ) dienen onmiddellijk uit hun functie van Personal trainer te werden ontheven en mogen niet meer als PT-er voorgesteld te werden.
2. U dient uw personeel de instructie te geven dat klanten/prospects een vrije keus hebben wat betreft personal trainer. Bij vragen aan de receptie dient naar het PT-profielen bord waar de profielkaarten hangen verwezen te werden. De klant kan vervolgens zelf contact opnemen met een van de personal trainers.
3. Bij aanmeldingen via e-mail dient- zoals voorheen expliciet is overeengekomen – cliënt de prospects evenredig te verdelen over de personal trainers. Dit protocol moet weer ingevoerd worden en bekend gemaakt bij al het personeel (zeker gezien de vele personele wisselingen).
4. U dient uw personeel te instrueren sheets en/of slides en/of posters en/of visitekaartjes van cliënt duidelijk zichtbaar te laten liggen. Indien u het niet eens bent met bepaalde uitingen dient u dit gewoon met cliënt bespreekbaar te maken.
5. Personal Training moet tenminste dezelfde aandacht krijgen als Funxtion. U dient uw personeel duidelijk te instrueren welke materialen voor Personal Training zijn en welke voor Funxtion. [namen personal trainers] mogen geen 1-op-1 trainingen meer geven aan klanten, noch in de Personal Training ruimte, noch in de funxtion ruimte.
6. De Personal Training ruimte moet gewoon meegenomen worden in de schoonmaakronden.
7. U dient zich onmiddellijk te onthouden van iedere negatieve communicatie rondom mijn cliënt dan wel van het trachten te overreden van klanten/prospects om geen klant worden/blijven van cliënt.
8. U mag klanten niet meer zeggen dat zij gehouden zijn om een fitnessabonnement af te sluiten voor het zelfstandig trainen naast de Personal Training die zij bij cliënt volgen. Uw personeel dient u dienovereenkomstig te instrueren.
9. U dient andere sportparkgebruikers, zoals tennisleraren, niet langer aan te sporen om klanten/prospects door te sturen naar uw eigen personal trainers in loondienst in plaats van naar cliënt.
10. U mag niet op eigen initiatief de inhoud van het LAPT pakket veranderen.
11. U dient zoals overeengekomen 5% van de LAPT omzet te investeren in LAPT marketing. Dit is gemiddeld € 1.000,00 per jaar.
12. U dient de Personal Training ruimte in ere te herstellen en weer up to date te maken.
13. De Personal Training ruimte dient per omgaande weer deugdelijk te worden schoongemaakt.
Namens cliënt verzoek ik u - en voor zover nodig sommeer ik u - hiermee om aan alle bovenstaande verplichtingen alsnog binnen veertien dagen na heden volledig en correcte uitvoering te geven. Voor het geval u hier niet aan voldoet, maak ik namens cliënt alvast aanspraak op de direct opeisbare boete van € 40.000,00. […]
2.10.
Partijen zijn niet tot een vergelijk gekomen. Per 1 augustus 2017 heeft [naam eiser] de ruimte bij [naam gedaagde] verlaten. Twee weken later heeft [naam eiser] zijn activiteiten elders voortgezet.

3.Het geschil

De vordering

3.1.
[naam eiser] vordert samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- Voor recht verklaart dat [naam gedaagde] haar contractuele verplichtingen jegens [naam eiser] niet correct is nagekomen en dientengevolge op 1 juni 2017 in verzuim is geraakt en
Primair:- [naam gedaagde] veroordeelt tot betaling van de contractuele boete ad € 40.000,00 en de wettelijke rente ex art. 6:119a BW over € 40.000,00 met ingang van 1 juni 2017;
Subsidiair:- [naam gedaagde] veroordeelt tot betaling van de werkelijke schade, zoals door [naam eiser] begroot op € 40.105,00 en tot betaling van de wettelijke rente ex art. 6:119a BW over de toegewezen schade met ingang van 1 juni 2017;
Meer subsidiair:- [naam gedaagde] veroordeelt tot betaling van de werkelijk door [naam eiser] geleden schade, nader op te maken bij staat, en partijen hiervoor te verwijzen naar de schadestaatprocedure;
steeds met veroordeling van [naam gedaagde] in de proceskosten, de nakosten hierin begrepen;
3.2.
[naam eiser] stelt ter onderbouwing van zijn vordering, kort gezegd, dat [naam gedaagde] haar verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomst niet is nagekomen en dat zij deze op een te korte termijn heeft opgezegd en dat [naam gedaagde] daardoor een contractuele boete verbeurt althans gehouden is tot vergoeding aan [naam eiser] van de daardoor ontstane schade, die hij begroot op € 40.105,00.
3.3.
[naam gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De tegenvordering
3.4.
[naam gedaagde] vordert samengevat - veroordeling van [naam eiser] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad tot betaling van € 3.760,00 te vermeerderen met een bedrag van € 420,00 per maand dat de huurovereenkomst voortduurt, met veroordeling van [naam eiser] in de proceskosten, waaronder de nakosten.
3.5.
[naam gedaagde] stelt ter onderbouwing van haar vordering dat tussen partijen een huurovereenkomst voortduurt waarvoor [naam eiser] huurpenningen verschuldigd is.
3.6.
[naam eiser] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ten aanzien van de vordering en de tegenvordering
De bevoegdheid
4.1.
Geen punt van geschil is dat tussen partijen de samenwerkingsovereenkomst tot stand is gekomen, zoals neergelegd in de in rov. 2.3 genoemde overeenkomsten. Evenmin is een geschilpunt dat daarbij is overeengekomen dat [naam eiser] een vergoeding betaalt voor het gebruik van werkruimte bij [naam gedaagde] , telefoon-, fax- en internetgebruik en het gebruik van elektra, water, gas, een tv-aansluiting en trainingsruimten en toestellen met betrekking tot het geven van Personal Training en voedingsbegeleiding. Zoals bij de mondelinge behandeling bevestigd, zijn beide partijen het er over eens dat er geen aparte huurovereenkomst is gesloten, maar dat de afspraken over het gebruik van genoemde zaken tegen betaling is geïntegreerd in de samenwerkingsovereenkomst, dat sprake is van een gemengde overeenkomst en dat het zwaartepunt van die gemengde overeenkomst ligt bij de samenwerking tussen partijen. Er is daarom geen sprake van een huurovereenkomst, zodat artikel 93 Rv niet aan de bevoegdheid van de rechtbank in de weg staat.
Voorts ten aanzien van de vordering
4.2.
[naam eiser] stelt dat [naam gedaagde] in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst is tekortgeschoten, waardoor zij schade heeft geleden, en dat [naam gedaagde] daarom een contractuele boete, althans een schadevergoeding verschuldigd is.
4.3.
Voorts stelt [naam eiser] dat [naam gedaagde] een boete althans, zo begrijpt de rechtbank, een schadevergoeding verschuldigd is, omdat zij bij de opzegging van de samenwerkingsovereenkomst een te korte opzeggingstermijn heeft gehanteerd. Geen punt van geschil is dat de samenwerkingsovereenkomst een duurovereenkomst betreft en dat daarin geen opzeggingsregeling is opgenomen, anders dan dat indien opzegging zou plaatsvinden vóór januari 2017 een boete van € 40.000,00 verschuldigd zou zijn. Niet gesteld of gebleken is dat de bedoeling van partijen was dat vanaf 1 januari 2017 zonder meer opgezegd kon worden.
4.4.
De rechtbank overweegt dat een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd in beginsel opzegbaar is, mits daarbij een redelijke, aan de omstandigheden van het geval aangepaste, termijn in acht wordt genomen, tenzij partijen hebben afgesproken dat deze niet opzegbaar is of dat de niet-opzegbaarheid uit de aard van de overeenkomst voortvloeit. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen in verband met de aard van de overeenkomst in de omstandigheden van het geval met zich brengen dat de opzegging gepaard moet gaan met de betaling van een schadevergoeding (HR 28 oktober 2011 ECLI:NL:HR:2011:BQ9854, NJ 2012/685 (Ronde Venen Stedin) HR 14 juni 2013 ECLI:NL:HR:2013:BZ4163, NJ 2013/341 (Auping/Beverslaap)). Niet gesteld is dat is afgesproken dat niet kon worden opgezegd, dat de niet-opzegbaarheid voortvloeit uit de overeenkomst of dat er sprake is van is bijzondere, zwaarwegende belangen aan de zijde van [naam eiser] die op grond van redelijkheid en billijkheid aan opzegging in de weg staan. [naam eiser] heeft zijn eerder ingenomen standpunt dat de samenwerkingsovereenkomst door [naam gedaagde] in het geheel niet had mogen worden opgezegd laten varen. [naam eiser] heeft zich, zo begrijpt de rechtbank diens tijdens de mondelinge behandeling ingenomen stellingen, uiteindelijk neergelegd bij de door [naam gedaagde] in de brief van 5 mei 2017 aangezegde opzegging per 1 augustus 2017, ‘omdat verzet een heilloze weg was’. Hij heeft ook niet verzocht om de door [naam gedaagde] gehanteerde opzegtermijn te converteren in een langere opzegtermijn.
4.5.
Gelet op het vorenstaande gaat de rechtbank ervan uit dat de samenwerkingsovereenkomst na 1 augustus 2017 geen gelding meer had tussen partijen. Er kan dan geen sprake van zijn dat [naam gedaagde] een boete verbeurt door het ná die tijd niet voldoen aan haar verplichtingen uit die overeenkomst. Feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden zijn niet aangevoerd. Het vorenstaande neemt niet weg dat de eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen meebrengen dat [naam eiser] , zoals gevorderd, gelet op de aard van de overeenkomst en de omstandigheden vanwege de opzegging tegen een, volgens [naam eiser] , onredelijke korte termijn een schadevergoeding toekomt.
4.6.
In dat verband overweegt de rechtbank als volgt. Geen geschilpunt is dat [naam eiser] zijn werkzaamheden als personal trainer en fitnessinstructeur al sinds oktober 2008 uitvoerde in de, op grond van de samenwerkingsovereenkomst gehuurde, ruimte, dat hij sindsdien ook voor andere benodigde faciliteiten als internetgebruik en het gebruik van trainingstoestellen afhankelijk was van de samenwerkingsovereenkomst en dat er verder afspraken bestonden over samenwerking op bijvoorbeeld het gebied van marketing, klantenwerving en kosten. [naam gedaagde] heeft de stelling van [naam eiser] niet betwist dat voor het slagen van zijn onderneming de locatie en de inzet en medewerking van [naam gedaagde] van doorslaggevend belang waren. [naam gedaagde] heeft evenmin de stellingen van [naam eiser] betwist dat de uitoefening van zijn vak/onderneming regio-gebonden is, dat het niet makkelijk is in die regio een werkomgeving te vinden met ‘vergelijkbare allure’ als die van [naam gedaagde] en dat zijn vak ‘niet zomaar opgepakt kan worden en ergens anders neergezet’. In die omstandigheden, waaruit volgt dat de activiteiten van [naam eiser] tot een zekere hoogte verknocht waren aan die van [naam gedaagde] , was de door [naam gedaagde] in de opzeggingsbrief van 5 mei 2017 gehanteerde opzegtermijn tot 31 juli 2017, minder dan drie maanden, geen redelijke termijn. Er mocht niet van worden uitgegaan dat die termijn [naam eiser] in redelijkheid voldoende de mogelijkheid bood om de gevolgen van de opzegging op te vangen. Dat [naam gedaagde] in een gesprek van 18 maart 2017 al aan [naam eiser] gezegd zou hebben dat zij van de samenwerking af wilde maakt dat niet anders. Ook de termijn vanaf 18 maart 2017 tot 31 juli 2017, iets meer dan vier maanden, is in de genoemde omstandigheden te kort. Dat [naam bestuurder gedaagde] namens [naam gedaagde] in juli 2016 aan [naam eiser] heeft geschreven dat hij een gesprek wilde inplannen om te bespreken op welke manier ze in de toekomst wellicht met elkaar zouden kunnen samenwerken omdat, in de woorden van [naam bestuurder gedaagde] het “samenwerkingscontract einde van het jaar afloopt”, doet daar evenmin aan af. Niet betwist is immers dat [naam eiser] op dat mailbericht schriftelijk heeft gereageerd en heeft weersproken dat van een aflopend contract sprake was en dat [naam gedaagde] op die onderbouwde reactie niet meer eerder heeft gereageerd dan in het gesprek van 18 maart 2017. Zonder onderbouwing, die niet is gegeven, volgt dan uit die mail van juli 2016 niet dat van [naam eiser] toen al verwacht had mogen worden een daadwerkelijke opzegging te voorzien en daarvoor maatregelen te treffen.
De stelling van [naam gedaagde] dat de verhuur van de ruimte met toebehoren, ondanks de opzegging van de samenwerkingsovereenkomst, wél werd voortgezet, en dat dit de opzegging redelijk maakt, wordt verworpen. Partijen zijn het er over eens dat de afspraken over het tegen betaling gebruiken van de ruimte met toebehoren waren geïntegreerd in de samenwerkingsovereenkomst. Dat de overeenkomst voorzag in eenzijdige opzegging van enkel het deel van de verplichtingen dat niet zag op de huur van de ruimte met toebehoren, is niet onderbouwd. Voor zover [naam gedaagde] stelt dat hij [naam eiser] het aanbod heeft gedaan om een nieuwe huurovereenkomst te sluiten, is niet onderbouwd gesteld dat dit aanbod door [naam eiser] is aanvaard. Voor zover [naam gedaagde] stelt dat [naam eiser] in de gegeven omstandigheden, al dan niet in het kader van schadebeperking, redelijkerwijs had moeten accepteren dat de huurovereenkomst, zonder alle overige afspraken die zagen op samenwerking, maar ook op het alleenrecht van [naam eiser] op bepaalde activiteiten op de locatie van [naam gedaagde] en de omgang met elkaars klanten, zou moeten accepteren, mag van [naam gedaagde] verwacht worden dat zij deze stelling had onderbouwd. Nu dit niet is gebeurd wordt de stelling verworpen.
4.7.
Niet betwist is dat [naam eiser] na 1 augustus 2017 zijn praktijk niet direct elders kon hervatten. Vast staat dat dit twee weken later wél mogelijk was. Niet gemotiveerd betwist is dat [naam eiser] die twee tussenliggende weken geen omzet heeft kunnen maken en dat hij daardoor schade leed. De schade kan dan gelijkgesteld worden aan de omzetderving over die twee weken. Dat er tegenover de gemiste inkomsten wezenlijke besparingen stonden is niet gesteld. [naam eiser] heeft ter zitting verklaard dat hij over 2016 een jaaromzet van € 63.000,00 haalde, waarbij hij 48 weken per jaar werkte, en dat de omzet per week in 2017 vergelijkbaar was. Gelet op deze uitgangspunten, die niet meer gemotiveerd zijn betwist, kan de omzet worden vastgesteld op € 1.312,50 per week, € 2.625,00 in twee weken.
4.8.
De rechtbank komt tot de conclusie dat, nu [naam gedaagde] de tussen partijen geldende duurovereenkomst tegen een dusdanig korte termijn heeft opgezegd dat [naam eiser] onvoldoende tijd had zijn activiteiten elders voort te zetten en daardoor twee weken omzet heeft gemist, de eisen van redelijkheid en billijkheid in de hiervoor genoemde omstandigheden met zich brengen dat [naam gedaagde] die schade van € 2.625,00 vergoedt. De vordering van [naam eiser] is in zoverre toewijsbaar. Dat er door de opzegging op te korte termijn nog verdere schade is ontstaan is niet onderbouwd gesteld. Dat het aanschaffen van materialen om elders trainingen te kunnen geven geld heeft gekost, evenals het aanpassen van communicatie en reclame-uitingen, wil de rechtbank aannemen. Deze kosten zouden echter ook gemaakt zijn indien wél tegen een in de gegeven omstandigheden redelijke termijn zou zijn opgezegd, zodat het causaal verband ontbreekt. Een nadere onderbouwing van deze posten is niet gegeven.
4.9.
[naam eiser] stelt verder dat [naam gedaagde] vóór de opzegging is tekortgeschoten in haar verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomst. Hij noemt daarbij concreet de punten die zijn aangehaald in de onder rov. 2.9 aangehaalde brief van 18 mei 2017. In dat verband heeft [naam eiser] bij de mondelinge behandeling verklaard dat [naam gedaagde] inmiddels haar betalingsverplichting van € 650,00 uit de bonusregeling over de behaalde omzet is nagekomen, zodat dat punt verder buiten beschouwing kan blijven. [naam gedaagde] betwist dat zij op de overige in de brief genoemde punten is tekortgeschoten.
4.10.
Wat er van die overige gestelde tekortkomingen ook zij, op grond van de boeteclausule in het addendum van 2012 waarop [naam eiser] zich ten aanzien van de boete beroept, is een boete pas verschuldigd indien [naam gedaagde] “ernstig tekortschiet, als gevolg waarvan opdrachtnemer redelijkerwijs zijn onderneming niet langer op een verantwoorde, rendabele manier kan uitoefenen”. Dat sprake was van een dergelijk
ernstigtekortschieten én van het
redelijkerwijs niet meer op een verantwoorde, rendabele manier kunnen uitoefenen van de onderneming van [naam eiser]is door hem niet gesteld. Verbeurte van de contractuele boete is dan niet aan de orde.
4.11.
Subsidiair vordert [naam eiser] vanwege de genoemde tekortkomingen een schadevergoeding. Dat er vanwege die gestelde tekortkomingen schade is geleden, heeft [naam eiser] echter naar het oordeel van de rechtbank evenmin voldoende onderbouwd. Dat door bijvoorbeeld het gestelde verwaarlozen en/of niet goed schoonhouden van de door [naam eiser] gebruikte ruimte of door het opzeggen van de module LAPT-administrator extra kosten zijn gemaakt, is niet gesteld. Evenmin is gesteld dat er door deze of door de andere gestelde tekortkomingen sprake was van omzetderving. Ter zitting is door [naam eiser] bijvoorbeeld juist aangevoerd dat hij niet kan onderbouwen dat bij zijn omzet is gedaald doordat [naam gedaagde] een extra trainer, “ [namen personal trainers] ”, had aangenomen. Het meeste last had [naam eiser] , zo heeft hij ter zitting verklaard, van het twee weken niet kunnen lesgeven door de opzegging van de overeenkomst, welke schade hiervoor al onder 4.5.-4.8. is besproken. Andere schade is niet geconcretiseerd of aannemelijk gemaakt. Het vorenstaande betekent dat de gevorderde schadevergoeding reeds om die reden niet toewijsbaar is, zodat de vraag in hoeverre op de gestelde punten sprake was van een tekortkoming van [naam gedaagde] verder onbeantwoord kan blijven. Evenmin is er dan sprake van belang bij de gevraagde verklaring voor recht.
4.12.
[naam eiser] heeft in dat verband nog wel aanspraak gemaakt op betaling van 5% marketingvergoeding over zijn geprognotiseerde omzet, op grond van hetgeen daarover staat in het addendum van 2012 onder het kopje “Marketing”. Uit de desbetreffende bepaling kan echter zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, niet worden afgeleid dat [naam eiser] zonder meer recht heeft op een geldbedrag van die grootte. Er staat slechts dat marketing in overleg tussen partijen zal plaatsvinden en dat er daarvoor een jaarlijks budget beschikbaar komt. Dat aan die bepaling een andere uitleg moet worden gegeven is door [naam eiser] niet onderbouwd gesteld. [naam eiser] heeft niet gesteld dat er nadere afspraken zijn gemaakt over die marketing of dat hij, al dan niet als uitvloeisel van onderling overleg, marketingkosten heeft gemaakt die hij uit dat beschikbare budget vergoed wilde zien. Een andere onderbouwing op grond waarvan aangenomen kan worden dat hij uit hoofde van die bepaling nog recht heeft op een geldbetaling is niet gegeven, terwijl ook niet is gesteld dat hij door het niet nakomen van enige verplichting door [naam gedaagde] op het gebied van marketing omzet heeft gederfd of overigens schade heeft geleden.
4.13.
De conclusie is dan dat de vorderingen van [naam eiser] op het in rov 4.8. genoemde bedrag van € 2.625,00 na, niet kunnen worden toegewezen. Ten aanzien van het bedrag € 2.625,00 is de gevorderde wettelijke rente, waartegen verder geen verweer is gevoerd, toewijsbaar, met dien verstande dat niet de wettelijke rente op grond van 6:119a BW maar op grond van 6:119 BW wordt toegewezen. Het betreft immers geen nakoming van op grond van een handelstransactie verschuldigde betalingsverplichting.
4.14.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
Voorts ten aanzien van de tegenvordering
4.15.
Zoals overwogen is geen punt van geschil dat de afspraken over het gebruik van de ruimte en de betaling van een vergoeding waren geïntegreerd in de samenwerkingsovereenkomst en daarvan onderdeel uit maakten. Vast staat voorts dat [naam gedaagde] de samenwerkingsovereenkomst met daarin die afspraken heeft opgezegd per 1 augustus 2017. Daarmee zijn ook de betalingsverplichtingen van [naam eiser] uit hoofde van die overeenkomst komen te vervallen. Dat [naam gedaagde] heeft aangeboden dat de verhuur van de ruimte onder andere voorwaarden zou kunnen blijven voortduren doet daar niet aan af, nu [naam eiser] betwist dat hij heeft daarmee heeft ingestemd en niet, althans niet onderbouwd is gesteld dat dit aanbod wél is aanvaard. [naam gedaagde] stelt niet dat er overigens een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen die voor [naam eiser] de verplichting tot het betalen van het gevorderde bedrag met zich brengt. Dat voor [naam eiser] , aldus [naam gedaagde] , de ruimte nog steeds beschikbaar was, brengt niet met zich dat [naam eiser] zonder dat daar een overeenkomst aan ten grondslag ligt tot betaling van huurpenningen gehouden is.
4.16.
Het vorenstaande brengt met zich dat de tegenvordering zal worden afgewezen.
4.17.
[naam gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [naam eiser] worden begroot op € 1.074,00 aan salaris advocaat (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 1.074,00)

5.De beslissing

De rechtbank
de vordering
5.1.
veroordeelt [naam gedaagde] om aan [naam eiser] te betalen een bedrag van € 2.625,00 (tweeduizend zeshonderdvijfentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 1 juni 2017 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de vordering tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
de tegenvordering
5.5.
wijst de vorderingen af,
5.6.
veroordeelt [naam gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [naam eiser] tot op heden begroot op € 1.074,00,
5.7.
veroordeelt [naam gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten wat betreft de vordering en de tegenvordering, begroot op € 246,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [naam gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.8.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de tegenvordering wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E. van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2019.