ECLI:NL:RBGEL:2019:2541

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
7 juni 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 865
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van rapporten van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit inzake welzijnsschendingen bij varkensslachterijen

In deze zaak hebben de eiseressen, Compaxo Vlees Zevenaar B.V. en Van Rooi Meat B.V., beroep ingesteld tegen de besluiten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit tot openbaarmaking van rapporten van bevindingen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) naar aanleiding van welzijnsschendingen bij Nederlandse varkensslachterijen. De rechtbank Gelderland heeft op 6 juni 2019 uitspraak gedaan in deze bestuursrechtelijke procedure. De eiseressen betogen dat de openbaarmaking van de rapporten hen onevenredig zou benadelen, omdat de documenten informatie bevatten die herleidbaar is tot hun bedrijven, wat kan leiden tot reputatieschade en financiële schade. De rechtbank heeft vastgesteld dat de documenten inderdaad informatie bevatten die tot de bedrijven van eiseressen herleidbaar is en dat verweerder ten onrechte heeft besloten tot openbaarmaking van bepaalde gegevens. De rechtbank heeft de bestreden besluiten vernietigd voor zover deze betrekking hebben op de openbaarmaking van de onder 5.3 vermelde tekstdelen en foto’s. De rechtbank heeft bepaald dat deze gegevens niet openbaar worden gemaakt en dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van de bestreden besluiten. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat de minister de door eiseressen betaalde griffierechten vergoedt en verweerder in de proceskosten van eiseressen veroordeelt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 19/865 en 19/1659

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 juni 2019

in de zaken tussen

Compaxo Vlees Zevenaar B.V., te Zevenaar, eiseres 1

Van Rooi Meat B.V., te Helmond, eiseres 2
hierna gezamenlijk aangeduid met: eiseressen,
(gemachtigde: [naam 1] ),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder.

Als derde-partij heeft aan de gedingen deelgenomen:

Stichting Varkens in Nood, te Amsterdam

(gemachtigde: [naam 2] ).

Procesverloop

Verweerder heeft bij besluiten van 16 april 2018 beslist tot het openbaar maken van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) naar aanleiding van een Wob-verzoek van Stichting Varkens in Nood (verzoekster) van 21 maart 2017.
Bij besluiten van 10 oktober 2018 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de daartegen gemaakte bezwaren van eiseressen ongegrond verklaard.
Eiseressen hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft daarbij meegedeeld dat alleen de rechtbank kennis mag nemen van de ongelakte stukken waarop het Wob-verzoek betrekking heeft.
Eiseressen en verzoekster hebben de rechtbank toestemming gegeven om deze stukken bij de beoordeling van het beroep te betrekken.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2019. De beroepen zijn gelijktijdig behandeld. Eiseressen hebben zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] . Namens eiseres 1 zijn [naam 3] en [naam 4] verschenen. Verweerder en verzoekster zijn niet ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. Het Wob-verzoek van 21 maart 2017 houdt het verzoek om openbaarmaking in van alle rapporten van bevindingen die de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft opgemaakt naar aanleiding van welzijnsschendingen bij Nederlandse varkensslachterijen in 2015, 2016, en januari tot en met maart 2017.
2. Verweerder heeft bij de besluiten van 16 april 2018 beslist tot openbaarmaking van
9 rapporten van bevindingen, inclusief de foto’s die als bijlagen bij de rapporten zijn gevoegd. Verweerder handhaaft deze besluiten in de bestreden besluiten.
De rapporten van bevindingen die over eiseres 1 gaan, zijn genummerd als documenten 2, 3, 4, 9, 11 en 24. De rapporten van bevindingen die over eiseres 2 gaan, zijn genummerd als documenten 6, 12 en 14.
3. Verweerder heeft besloten de documenten openbaar te maken, behalve een aantal daarin opgenomen gegevens. De gegevens die verweerder weglakt, betreffen ten eerste de namen en persoonsgegevens van ondernemers en derden. Daaraan ligt het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer ten grondslag, zoals bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onderdeel e, van de Wob.
Ten tweede heeft verweerder besloten overige gegevens niet openbaar te maken, zoals adressen en identificerende nummers. Hieraan ligt ten grondslag dat op basis van deze gegevens de documenten tot eiseressen herleidbaar zouden zijn. Dit kan volgens verweerder leiden tot reputatieschade, financiële schade en eventuele stigmatisering. Daarom heeft verweerder het belang van voorkoming van onevenredige benadeling van de bedrijven van eiseressen, zoals bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onderdeel g, van de Wob, zwaarder laten wegen dan het belang van openbaarmaking van deze gegevens.
4. Eiseressen hebben allereerst aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen toepassing geeft aan artikel 7, eerste lid, onder c, van de Wob door verzoekster een uittreksel of samenvatting van de documenten te geven. Volgens eiseressen wenst verzoekster slechts een algemeen beeld van de welzijnssituatie van varkens in de Nederlandse slachterijen.
4.1.
Op grond van artikel 7, tweede lid, van de Wob moet verweerder de informatie in de door de verzoekster verzochte vorm verstrekken. Hierop gelden twee uitzonderingen, die genoemd zijn in artikel 7, tweede lid, onder a en b, van de Wob, namelijk in het geval (a)
het verstrekken van de informatie in die vorm redelijkerwijs niet gevergd kan worden of (b)
de informatie al in een andere vorm voor het publiek beschikbaar is en voor de verzoeker gemakkelijk toegankelijk. De rechtbank is niet gebleken dat deze uitzonderingen aan de orde zijn. Verzoekster verzoekt om een kopie van de documenten, bij voorkeur in digitale vorm. Verweerder heeft gelet op artikel 7, tweede lid, van de Wob de door verzoekster gewenste vorm van verstrekking terecht als uitgangspunt genomen. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Eiseressen hebben verder aangevoerd dat nog meer informatie in de documenten en op de foto’s staat, die voor derden herleidbaar is tot de bedrijven van eiseressen. Eiseressen zouden onevenredig worden benadeeld indien deze gegevens openbaar zouden worden gemaakt. Het gaat dan om informatie over de wijze van verdoving en verbloeding van varkens.
Verder bevatten de rapporten informatie over de inrichting van de bedrijfsgebouwen van eiseressen. Op de foto’s zijn verder herkenningspunten en achtergronden van die inrichting te zien. Eiseressen hebben ter zitting toegelicht dat deze gegevens herkenbaar zijn voor derden. Dat betreft met name hun klanten en afnemers, bijvoorbeeld supermarkten of buitenlandse importeurs, die de bedrijven van eiseressen bezoeken voor het doen van audits en daarbij ook foto’s maken. In Nederland zijn er slechts 4 à 5 grote slachterijen, die zo’n 90 % van de markt in handen hebben en die niet allemaal dezelfde wijze van verdoving en verbloeding toepassen. Daarom bestaat het risico dat de hiervoor genoemde informatie herkenbaar is voor klanten en herleidbaar tot de bedrijven van eiseressen.
5.1.
De rechtbank ziet geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van het betoog van eiseressen.
5.2.
Zoals onder 3 is overwogen, heeft verweerder besloten namen, persoonsgegevens en gegevens die tot eiseressen herleidbaar zijn niet openbaar te maken. Verweerder onderschrijft dus dat voorkomen moet worden dat de identiteit van de bedrijven voor derden herleidbaar is. Verweerder heeft daarom het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling van eiseressen, zoals bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onderdeel g, van de Wob, zwaarder geacht dan het belang van openbaarmaking van de gegevens.
5.3.
Gelet op de toelichting van eiseressen ter zitting, zoals hiervoor onder 5 weergegeven, is de rechtbank van oordeel dat eiseressen voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat ook andere gegevens in de rapporten van bevindingen en enkele foto’s tot eiseressen herleidbaar zijn, of dat een risico op herleidbaarheid aanwezig is. Concreet gaat het daarbij om de gegevens over de wijze van verdoving en verbloeding en herkenningspunten van de inrichting, zoals hieronder per document is aangegeven.
Compaxo
document 2 rapport van bevindingen
op pagina 1 onder “
Bevinding(en):”:
derde alinea: vanaf “In de nacht…” tot “…per hok.”
document 2A twee foto’s waarop de muren van hokken zichtbaar zijn
document 11 rapport van bevindingen
op pagina 1 onder “
Bevinding(en):”:
de tweede en zesde alinea
op pagina 1 en 2: de zevende alinea
op pagina 2: de achtste alinea
document 11A foto’s 1 en 2
Van Rooi Meat
document 12 rapport van bevindingen met foto’s
op pagina 2: eerste alinea, de eerste zin.
de foto’s 3 en 5
document 14 rapport van bevindingen
op pagina 1 onder “
Bevinding(en):
de derde alinea, de woorden tussen “als ze uit de” en
“komen.”
de vierde alinea, de woorden tussen “bezig waren met het” en
“aan de hangbaan”
de vijfde alinea, eerste zin, tweede regel, de woorden tussen “dieren na de”
en “geen tekenen van”
de vijfde alinea, eerste zin, vijfde regel, de woorden tussen “die uit de” en
“kwamen”.
6. De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor aangeduide gegevens herleidbaar zijn tot eiseressen of dat (ook) een risico op herleidbaarheid bestaat. Door openbaarmaking van deze gegevens worden eiseressen onevenredig benadeeld in de zin van artikel 10, tweede lid, aanhef en onderdeel g, van de Wob. Verweerder heeft daarom ten onrechte besloten tot openbaarmaking van de onder 5.3 vermelde tekstdelen en foto’s. De beroepsgrond van eiseressen slaagt.
7. Ten aanzien van de overige beroepsgronden overweegt de rechtbank het volgende. Eiseressen hebben aangevoerd dat zij onevenredig in hun belang worden geschaad door openbaarmaking van de rapporten van bevindingen, zolang de procedures over boeteoplegging niet zijn afgerond en de juistheid van de bevindingen in de rapporten dus nog niet vaststaat. Openbaarmaking weegt in dat geval niet op tegen het belang van voorkomen van onevenredige benadeling van eiseressen, als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onderdeel g, van de Wob.
7.1.
De rechtbank volgt dit standpunt niet. Zoals verweerder in de bestreden besluiten naar voren heeft gebracht, zijn de bevindingen in de rapporten in neutrale bewoordingen opgesteld. De documenten bevatten de feitelijke bevindingen van de toezichthouder. Daar komt bij dat de gegevens die tot de bedrijven herleidbaar zijn, worden weggelakt. De juistheid of onjuistheid van de rapporten en de omstandigheid dat hieruit boetebesluiten kunnen voortvloeien die nog in procedure zijn, zijn onder deze omstandigheden in het kader van de Wob niet relevant.
Artikel 10, tweede lid, aanhef en onderdeel g, van de Wob verzet zich niet tegen openbaarmaking van de rapporten.
8. Eiseressen hebben tenslotte aangevoerd dat in de documenten ook sprake is van bedrijfs- en fabricagegevens, waarvan verweerder openbaarmaking op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wob had moeten weigeren.
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is van bedrijfs- en fabricagegevens in de zin van artikel 10, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wob geen sprake. De gegevens in de documenten zijn door verweerder verzameld, zodat geen sprake is van gegevens die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld. Deze beroepsgrond slaagt niet.
9. Gelet op hetgeen de rechtbank heeft overwogen onder 6 zijn de beroepen gegrond. De rechtbank zal de bestreden besluiten vernietigen voor zover daarbij is besloten tot openbaarmaking van de onder 5.3 vermelde tekstdelen en foto’s.
De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, door te bepalen dat de onder 5.3 vermelde tekstdelen en foto’s niet openbaar worden gemaakt en dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde deel van de bestreden besluiten.
10. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan elk van eiseressen het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseressen gemaakte proceskosten.
Bij de berekening van de kosten gaat de rechtbank ervan uit dat sprake is van met elkaar samenhangende zaken, zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), omdat de rechtsbijstand door dezelfde persoon is verleend, de bezwaarschriften en beroepschriften nagenoeg gelijkluidend zijn en gelijktijdig zijn ingediend. Omdat verweerder de bezwaarschriften op 2 verschillende data ter hoorzitting heeft behandeld, kent de rechtbank voor elk van die hoorzittingen een punt toe.
Deze kosten zijn als volgt berekend: 1 punt voor het indienen van de bezwaarschriften, 2 punten voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512 en een wegingsfactor 1.
De kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand bedragen € 2.560.
Eiseressen hebben vergoeding van reiskosten en verletkosten gevorderd. Deze kosten kunnen worden toegekend indien de zitting is bijgewoond. Omdat de vertegenwoordiger van eiseres 2 de zitting niet heeft bijgewoond, komen de kosten van eiseres 2 niet voor vergoeding in aanmerking. De reden voor het niet verschijnen ter zitting is niet van belang.
De reiskosten van eiseres 1 komen voor vergoeding in aanmerking voor een bedrag van
€ 15,28 omdat twee vertegenwoordigers van eiseres 1 ter zitting zijn verschenen (twee maal € 7,64).
Wat betreft de verletkosten is ter zitting toegelicht dat is uitgegaan van het bruto-maandsalaris inclusief werkgeverslasten, gedeeld door 173 (het aantal werkuren per maand). Voor eiseres 1 zijn twee vertegenwoordigers ter zitting verschenen. Het genoemde aantal uren (per vertegenwoordiger 1 uur reistijd en 1 uur voor het bijwonen van de zitting) is reëel. De gevraagde verletkosten van in totaal van € 240 komen voor vergoeding in aanmerking.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten voor zover verweerder daarbij heeft beslist tot
openbaarmaking van de onder 5.3 vermelde tekstdelen en foto’s;
- bepaalt dat de onder 5.3 vermelde tekstdelen en foto’s niet openbaar
worden gemaakt;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde deel van
de bestreden besluiten;
- bepaalt dat verweerder de door eiseressen betaalde griffierechten groot € 345 aan ieder van hen vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseressen, bestaande uit kosten voor de aan eiseressen beroepsmatig verleende rechtsbijstand ten bedrage van € 2.560, en reis- en verletkosten van eiseres 1 ten bedrage van € 255,28.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, voorzitter, mr. J.J. Penning en
mr. S.E.M. Lichtenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Bolzoni, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2019.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.