ECLI:NL:RBGEL:2019:2534

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
7 juni 2019
Zaaknummer
05/720409-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van GHB en amfetamine en het dealen in speed en cocaïne

Op 28 mei 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het aanwezig hebben van GHB en amfetamine, alsook van het dealen in speed en cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 oktober 2018 in Apeldoorn opzettelijk een hoeveelheid GHB en amfetamine voorhanden heeft gehad. Dit kwam aan het licht na een opsporingsonderzoek door de Koninklijke Marechaussee, dat was gestart naar aanleiding van meldingen over drugshandel. Tijdens observaties werd de verdachte gezien met een tas waarin drugs waren aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de handel in deze verdovende middelen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn militaire achtergrond en de problemen die hij na zijn terugkeer uit Afghanistan had ervaren. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een drugsverbod.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720409-18
Datum uitspraak : 28 mei 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
volgens het BRP z.v.w.o.v.p.,
feitelijk wonend in [plaats] op een niet nader genoemd adres.
raadsman: mr. V.P.J. Tuma, advocaat te Amersfoort.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 februari 2019 en 14 mei 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 oktober 2018 te Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad, - 223 milliliter, in elk geval een hoeveelheid, van een vloeistof bevattende 4-hydroxyboterzuur (GHB) en/of - 207 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende amfetamine, (telkens) zijnde GHB en/of amfetamine, (een) middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2.
hij op of omstreeks 9 oktober 2018 te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, om
een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het (telkens) opzettelijk bereiden en bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van één of meer
hoeveelhe(i)d(en) GHB(4-hydroxyboterzuur), zijnde GHB een middel vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, - een (pet)fles bevattende 960 milliliter gamma-buterolAceton (GBL), althans
een hoeveelheid gamma-buterolAceton (GBL) en/of - een (pet)fles bevattende 966 milliliter gamma-buterolAceton (GBL), althans
een hoeveelheid gamma-buterolAceton (GBL) en/of - een jerrycan bevattende, 2592 milliliter gamma-buterolAceton (GBL), althans
een hoeveelheid gamma-buterolAceton (GBL) voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden
dat deze bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en); Art. 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht. Art. 10 lid 3 en lid 4 Opiumwet. Art. 2 sub B, C, en D Opiumwet.
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september
2018 tot en met 8 november 2018 te 's Heerenberg en/of Apeldoorn en/of Zutphen
en/of Beek (gemeente Montferland)en/of Zevenaar en/of Doetinchem en/of
Rotterdam en/of Ermelo, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een
(aanzienlijke) hoeveelheid van (een) stof(fen) en/of materia(a)l(en)
bevattende - 4-hydroxyboterzuur (GHB) en/of - Cocaïne en/of - Amfetamine, (telkens) zijnde GHB en/of cocaïne en/of amfetamine, (een )middel(len) als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding van het onderzoek
In juli en augustus 2018 is een aantal meldingen binnengekomen dat verdachte drugs dealt. Naar aanleiding van deze meldingen is de Koninklijke Marechaussee het opsporingsonderzoek Sydney gestart.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1, 2 en 3. Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft de officier van justitie gesteld dat verdachte een tas met onder meer GHB, GBL en Amfetamine heeft gedragen en in zijn auto heeft gezet. Daarmee heeft hij deze middelen voorhanden gehad. GHB en Amfetamine zijn middelen die op lijst 1 van de Opiumwet staan en met GBL kan het eindproduct GHB gemaakt worden. Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte te ’s-Heerenberg, dan wel in Nederland opzettelijk GHB, cocaïne en amfetamine heeft bereid, verwerkt, verkocht vervoerd, geleverd en aanwezig heeft gehad van GHB.
De officier van justitie heeft verder gesteld dat de spoedzoeking in de woning van verdachte op 8 november 2018 onrechtmatig is geweest en dat, voor zover daar goederen zijn aangetroffen, deze van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 2 dient te worden vrijgesproken. Primair: er is geen redelijk vermoeden van schuld aanwezig geweest dat in de tas die in de de auto is aangetroffen, verdovende middelen zaten. Het inslaan van de ruit van de auto van verdachte door de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (hierna te noemen: het observatieteam) is daarmee onrechtmatig geweest en daarmee ook hetin beslag nemen van de tas en alles wat daaruit is voortgekomen. Subsidiair: er is gerede twijfel dat de tas van verdachte is. Er zijn namelijk sterke indicaties dat de tas aan [naam 1] (hierna te noemen: [naam 1] ) toebehoort. Daarnaast had verdachte ten tijde van het plaatsen van de tas geen wetenschap van de inhoud van de tas.
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat er voldoende wettig bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk afleveren, verstrekken, vervoeren en/of aanwezig hebben van amfetamine, cocaïne en GHB. Dit geldt volgens de verdediging niet voor het opzettelijk verkopen, bereiden, bewerken en verwerken van deze middelen. Voor deze handelingen dient verdachte te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Het verweer van de verdediging dat er geen redelijke vermoeden van schuld was, verwerpt de rechtbank. De Koninklijke Marechaussee was tegen verdachte al een eerder onderzoek, namelijk het Bochara-onderzoek, gestart. Dit onderzoek zag ook op de handel in verdovende middelen. Toen de Koninklijke Marechaussee na dit onderzoek opnieuw meldingen ontving dat verdachte in drugs handelt, is besloten om het opsporingsonderzoek Sydney te starten. Tijdens dit onderzoek zijn diverse BOB-methodieken ingezet, waaronder stelselmatige observatie, opnemen vertrouwelijke communicatie en onderzoek telecommunicatie. Hierbij is eveneens de mobiele telefoon van verdachte afgetapt en zijn in de auto van verdachte opgenomen gesprekken over verdovende middelen gevoerd.
Uit deze gesprekken is voldoende de verdenking ontstaan dat verdachte betrokken zou zijn bij de handel in drugs.
Gelet op al deze omstandigheden – in samenhang bezien – acht de rechtbank genoegzaam gebleken dat op 9 oktober 2018 wel degelijk een redelijk vermoeden van schuld aanwezig was. Het inslaan van de autoruit en de doorzoeking van de auto acht de rechtbank gelet op het voorgaande dan ook rechtmatig. Het bewijs dat hieruit naar voren is gekomen, neemt de rechtbank dan ook mee in de verdere beoordeling.
Feit 1 en 2
Gelet op de onderlinge samenhang zal de rechtbank de feiten 1 en 2 tegelijk beoordelen, waarbij ieder bewijsmiddel wordt gebruikt voor het feit waarop het gezien de inhoud kennelijk betrekking heeft.
Op 9 oktober 2018 is het observatieteam in het kader van een observatieopdracht voor het onderzoek Sydney in de directe omgeving van perceel [adres] te Apeldoorn geweest. Het observatieteam heeft daar de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] geparkeerd zien staan op de stoep ter hoogte van [adres] . [2] Het kenteken [kenteken] is op naam van verdachte gesteld. [3]
Door het observatieteam is rond 17:30 uur het volgende waargenomen:
“17:32 uur: Ik, 216, zag [verdachte] , met in zijn handen een rode tas, van ongeveer het formaat 40 cm bij 60 cm, voorzien van de letters DIRK, hierna te noemen de Rode tas, lopen, komende uit de richting van [adres] ”. [4]
“17:33 uur: Ik, 280, zag [verdachte] , de bijrijdersportier van de Golf openen en een rode tas, van ongeveer het formaat 40 cm bij 60 cm, voorzien van de letters DIRK, hierna te noemen de Rode Tas, in de Golf leggen. Ik zag [verdachte] de bijrijdersportier sluiten en weglopen”. [5]
Omstreeks 20:00 uur heeft het observatieteam de ruit aan de bijrijderskant van de Volkswagen Golf vernield en de bijrijderskant doorzocht.
“20:01 uur: Ik, 310 heb de Rode tas uit de golf gepakt en deze werd door mij, 310, in het belang van het onderzoek in beslag genomen”. [6]
“20:15 uur: Ik, 310, heb de inhoud van de Rode tas bekeken. Ik zag een witte Iphone kabel, 4 petflessen met ongeveer de inhoud van 0,5 L, een jerrycan met ongeveer de inhoud van 5 L, een spuitbuis en een bakje van ongeveer het formaat 25 cm bij 15 cm, in de Rode tas zitten. (…). [7]
De tas is overgedragen aan een medewerker van de Forensische Opsporing van de Koninklijke Marechaussee. De inbeslaggenomen goederen zijn gewogen en vervolgens onderzocht door middel van een indicatieve test:
- de fantafles met 960 ml kleurloze vloeistof bevatte GBL;
- de jerrycan met 2592 ml kleurloze vloeistof bevatte GBL;
- de fles met 966 ml kleurloze vloeistof bevatte GBL;
- de fles met 223 ml kleurloze vloeistof bevatte GHB. [8]
Het NFI heeft de monsters daarna onderzocht en geconstateerd dat de monsters GBL dan wel GHB bevatten. [9]
GBL wordt gebruikt als grondstof voor de vervaardiging van GHB. [10]
Bij vervolgonderzoek is verder gebleken dat in de binnenruimte van de spuitbus witachtige substantie van in totaal 207 gram zat. Uit onderzoek is gebleken dat de witkleurige substantie amfetamine bevatte. [11]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij het plaatsen van de tas in zijn auto al vermoedde dat er iets in de tas zat wat niet klopte en dat dat iets illegaals zou zijn, nu [naam 1] aan hem vroeg de tas in zijn auto te zetten. Kennelijk wilde [naam 1] niet dat de tas in zijn eigen auto stond, nu hij en [naam 1] nog met die auto gingen rijden, aldus verdachte. [12]
De rechtbank stelt vast dat uit de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen volgt dat verdachte de rode DIRK-boodschappentas heeft gedragen en aan de bijrijderskant in zijn auto heeft gezet. Nu door het NFI is vastgesteld dat een deel van de goederen in die tas GHB, GBL en Amfetamine bevatte, volgt uit het voorgaande dat verdachte GHB, GBL en Amfetamine aanwezig heeft gehad. Voor zover de raadsman heeft aangevoerd dat de tas niet van verdachte was, overweegt de rechtbank dat dit onverlet laat dat door het observatieteam is waargenomen dat verdachte de tas in bezit had en in zijn eigen auto heeft geplaatst. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dan wel redelijkerwijs kon vermoeden wat er in de tas zat. Hierbij neemt de rechtbank met name de verklaring van verdachte ter terechtzitting in aanmerking, waaruit onder andere blijkt dat verdachte bij het plaatsen van de rode DIRK-boodschappentas in zijn auto al vermoedde dat er iets niet klopte.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het opzettelijk aanwezig hebben van GHB en Amfetamine, zoals onder feit 1 ten laste gelegde, wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het voorhanden hebben van GBL oordeelt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft naast GHB eveneens GBL voorhanden gehad, zoals hiervoor is vastgesteld. Vervolgens is aan de orde de vraag of het dossier bewijs bevat dat verdachte de GBL voorhanden heeft gehad terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat dit bestemd was voor de productie van GHB. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Hoewel het dossier meerdere aanwijzingen bevat voor betrokkenheid van verdachte bij de handel in verdovende middelen, is de rechtbank van oordeel dat de geschetste feiten en omstandigheden niet van voldoende gewicht zijn om het vermoeden te rechtvaardigen dat verdachte (het medeplegen van) de handel in of productie van GHB aan het voorbereiden was. Daarbij speelt mee dat GBL ook op zichzelf wordt gebruikt als verdovend middel. Het voorhanden hebben van GBL is op zichzelf niet strafbaar. Nu het bewijs dat de bij verdachte aangetroffen GBL bestemd was voor de productie van GHB ontbreekt, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het hem onder feit 2 tenlastegelegde.
Feit 3
Voor wat betreft de cocaine overweegt de rechtbank als volgt.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte op 29 oktober 2018 cocaïne voor haar heeft geregeld. Zij heeft verklaard dat zij met verdachte naar Beek (gemeente Montferland) is gereden, dat zij verdachte 25 euro heeft gegeven en dat verdachte daarvoor een halve gram cocaïne heeft gehaald. [13] Verdachte heeft dit bevestigd, met dien verstande dat hij heeft verklaard dat hij 50 euro van [getuige 1] heeft gekregen om 1 gram cocaïne te kopen. [14] Verder heeft verdachte op 4 november 2018 in Zutphen cocaïne geregeld voor [naam 2] . [15] Op basis hiervan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk cocaïne heeft verstrekt, afgeleverd en aanwezig gehad. Dat verdachte zich daarnaast ook schuldig heeft gemaakt aan het bereiden, verwerken, vervoeren en verkopen van cocaïne acht de rechtbank niet bewezen nu daarvan niet is gebleken.
Voor wat betreft de amfetamine overweegt de rechtbank als volgt.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij op 29 september 2018 in de woning van verdachte in ‘s-Heerenberg is geweest. Zij zag in de woning een bordje met een lijntje speed erop en heeft daar wat van gebruikt. Zij heeft daarvoor niet hoeven te betalen. [16]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het telefoonnummer [telefoonnummer] van hem is. [17]
Uit een tapgesprek van 3 november 2018 volgt dat verdachte bevestigend antwoordt als hem wordt gevraagd of hij voor [naam 3] ‘pep’ kan regelen. [18] Tijdens een verhoor heeft verdachte verklaard dat met ‘pep’ speed wordt bedoeld. [19]
Verder heeft op 23 september 2018 het volgende SMS-contact tussen verdachte en [naam 4] plaatsgevonden:
“20:47 uur [naam 4] aan verdachte: En?” [20]
(…)
“20:48 uur verdachte aan [naam 4] : uhm max uurtje of 10 lieve schat bel je op als ik van huis vertrek” [21]
“20:48 uur verdachte aan [naam 4] : Mot het namelijl nog kokkerellen” [22]
(…)
“20:50 uur verdachte aan [naam 4] : Brouwen, het maken, het creëren, wet ie wel” [23]
(…)
“22:03 uur [naam 4] aan verdachte: uitgekokkerelt?” [24]
(…)
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [naam 4] die avond 3 gram speed heeft gegeven. [25]
Tot slot hebben er op 2 en 3 november 2018 gesprekken tussen verdachte (hierna aangehaald als M) en (een) onbekende perso(o)n(en) (hierna aangehaald als NNM1 of NNM) plaatsgevonden in de auto van verdachte die gaan over het bereiden van Amfetamine:
(M is verdachte)
“(…)
NNM1: Ik heb voor jou nog dat spul he, ga je naar dat meisje toe, ik weet wat ze aan het doen is, zeg kijk, geef je haar dit, voor jou en zo moet ik het hebben, ik zeg dit moet je eruit halen en ik zeg je gaat nu (ntv) dan kost het wel iets meer
M: Uh ligt eraan hoe ze klopt, jonge je kan roerend kloppen, zoals iedereen dat bijna doet of je kunt stilstaand kloppen, wat ik doe.
(…)
M: Ik klop anders dan de rest
NNM1: jonge, ik weet toch wat ik er doorheen gooi ook
M: daar gaat het niet om, je moet het klopproces (ntv) maar ik wil er niet zoveel meer over breinen hierzo in deze auto. (…)” [26]
“NNM: ..ntv.. borrelen he?
M:hij moet borrelen.
NNM: nee joh.
M: Helemaal niet man, foute reactie
NNM: ..ntv..
M: je gooit het er in ..ntv.. aa dat bedoel je, een witte waas krijg je dan, dat klopt
..ntv..
M: ik 95%, maar dat doe ik verdunnen. Met gedemineraliseerd water. ..ntv.. 10 cl.” [27]
“M: Nee joh, gek. Bijna niet. Olie verdampt bijna niet. Serieus niet. Nee echt niet. Moet jee eens een vat aardolie neerzetten, moet je eens kijken hoe kanker lang dat blijft staan. Ja dat verdampt ook niet. Of Olijfolie, zie jij dat verdampen? Ja, als je het warm maakt wel ja.
NNM: Als je nog iemand kent waarvoor ik het kan maken ..ntv..
M: Ik zou het niet weten, wie er nog een klopper nodig heeft. Met name moet je de verhoudingen proberen recht te trekken, weet je wel. ..ntv.. dat is meer een binding eigenlijk. Ik ben nog een beetje bezig ..ntv.. een beetje kloppen voor mijn eigen klantjes. (…)” [28]
Verdachte heeft tijdens de terechtzitting verklaard dat met “kloppen” het maken van speed wordt bedoeld. [29]
De rechtbank overweegt dat uit de hiervoor aangehaalde tapgesprekken, de getuigenverklaring van [getuige 2] en de verklaringen van verdachte volgt dat verdachte opzettelijk amfetamine heeft verstrekt, afgeleverd, vervoerd en aanwezig gehad. Daarnaast volgt uit het tapgesprek met [naam 4] en de tapgesprekken die in de auto van verdachte zijn opgenomen dat verdachte zich opzettelijk heeft beziggehouden met het bereiden, bewerken en verwerken van amfetamine. Hij geeft in zijn sms-berichten immers aan dat hij de speed nog moet bereiden en heeft het over “een beetje kloppen voor mijn eigen klantjes”. Dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verkopen van amfetamine in de tenlastegelegde periode acht de rechtbank bij gebreke aan voldoende wettig bewijs niet gebleken.
Anders dan dat de officier van justitie, acht de rechtbank eveneens niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in GHB. Het dossier biedt daarvoor, onvoldoende aanknopingspunten.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks9 oktober 2018 te Apeldoorn,
in elk geval in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad, - 223 milliliter,
in elk geval een hoeveelheid,van een vloeistof bevattende 4-hydroxyboterzuur (GHB) en
/of- 207 gram,
in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende amfetamine,
(telkens)zijnde GHB en/of amfetamine,
(een)middel
(len
)als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2.
hij op of omstreeks 9 oktober 2018 te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, om
een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het (telkens) opzettelijk bereiden en bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van één of meer
hoeveelhe(i)d(en) GHB(4-hydroxyboterzuur), zijnde GHB een middel vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een (pet)fles bevattende 960 milliliter gamma-buterolAceton (GBL), althans

een hoeveelheid gamma-buterolAceton (GBL) en/of

- een (pet)fles bevattende 966 milliliter gamma-buterolAceton (GBL), althans

een hoeveelheid gamma-buterolAceton (GBL) en/of

- een jerrycan bevattende, 2592 milliliter gamma-buterolAceton (GBL), althans

een hoeveelheid gamma-buterolAceton (GBL) voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat deze bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);

3.
hij op
één ofmeer tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 1 september
2018 tot en met 8 november 2018 te 's Heerenberg
en/of Apeldoornen/of Zutphen
en/of Beek (gemeente Montferland)
en/of Zevenaaren/of Doetinchem
en/of
Rotterdam en/of Ermelo, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt
en/of verkochten/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een
(aanzienlijke)hoeveelheid van
(een)stof
(fen
)en/of materia
(a)l
(en
)
bevattende
- 4-hydroxyboterzuur (GHB) en/of -Cocaïne en/of
-Amfetamine,
(telkens)zijnde
GHB en/ofcocaïne en/of amfetamine,
(een )middel
(len
)als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 lid 3 van de Opiumwet, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
Het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, .

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feiten 1 tot en met 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en onder oplegging van bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht overeenkomstig de eis van de officier van justitie te beslissen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 28 maart 2019;
- het advies van de Reclassering, gedateerd d.d. 8 mei 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is tot 1 september 2018 militair is geweest en per die datum oneervol ontslagen. Hij heeft zich in de periode van 1 september 2018 tot en met 8 november 2018 schuldig gemaakt aan het bereiden en handelen van amfetamine. Daarnaast heeft verdachte zich bezig gehouden met de handel in cocaïne en heeft hij op 9 oktober 2018 een hoeveelheid GHB en amfetamine voorhanden gehad. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs zoals amfetamine en cocaïne een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid. Bovendien berokkenen harddrugs de maatschappij veel schade, omdat de mensen die afhankelijk zijn van drugs veel overlast en schade veroorzaken om het gebruik van de drugs te bekostigen. De rechtbank rekent het verdachte dan ook zwaar aan dat hij zich met deze handelspraktijken heeft beziggehouden.
Tot vóór 2018 stond op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte één vermelding. Dit is in 2018 drastisch veranderd. Naast de onderhavige strafzaak, loopt er nog een strafzaak tegen verdachte. Deze strafzaak, die onder andere ook ziet op overtreding van de Opiumwet, is door de meervoudige militaire kamer van de rechtbank Gelderland op de terechtzitting van 14 mei 2019 behandeld. In deze strafzaak wordt ook op 28 mei 2019 uitspraak gedaan. Omdat deze strafzaak nauw is verweven met de onderhavige zaak, zal de rechtbank bij de strafmaat rekening houden met voormelde zaak.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het reclasseringsrapport. Daaruit volgt
dat verdachte zichtbaar last heeft van opgelopen trauma’s tijdens zijn militaire tijd en dat het delictgedrag te wijten lijkt aan zijn ADHD gedragskenmerken en de geringe copingvaardigheden in combinatie met de opeenstapeling van (relationele) problemen na zijn terugkeer van een militaire missie uit Afghanistan in maart 2017.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij na terugkomst door een diep dal is gegaan en dat hij, om zijn emoties uit te schakelen, drugs is gaan gebruiken en in deze wereld is gerold. De rechtbank ziet daarom aanleiding om deze persoonlijke omstandigheden als straf verminderend mee te wegen. De reclassering heeft opgemerkt dat verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis gemotiveerd aan de reclasseringstoezicht en de begeleiding en psychologische behandeling door het Veteranenloket heeft meegewerkt. Gelet op het advies van de reclassering om bij een op te leggen straf een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (door het Veteranenloket) en een drugsverbod, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf een passende straf.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikel 2, 10 en 11a van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 100 (honderd) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op 3 (drie) jaren wordt bepaald:
 de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
 de bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij de Reclassering, gevestigd aan de Houtwal 16d te Zutphen, bereikbaar op telefoonnummer 088-8041404, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
- zich gedurende de proeftijd ambulant maatschappelijk zal laten begeleiden door het Veteranenloket of soortgelijke instelling, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor die begeleiding;
- gedurende de proeftijd geen drugs zal gebruiken en zal meewerken aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek.
 geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
- stelt als voorwaarde dat vervoordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en mr. F.E. Venema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.B.J.P. Leuverink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 mei 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] wachtmeester der 1ste klasse werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee, Brigade Oostgrens Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 1812190800.DOS.5756, gesloten op 19 december 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal observeren d.d. 9 oktober 2018, p. 1294; Het proces-verbaal bevindingen inbeslagname d.d. 9 oktober 2018, p. 1302.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1029.
4.Het proces-verbaal bevindingen inbeslagname d.d. dinsdag 9 oktober 2018, p. 1302.
5.Het aanvullend proces-verbaal d.d. dinsdag 9 oktober 2018, p. 1299.
6.Het proces-verbaal bevindingen inbeslagname d.d. dinsdag 9 oktober 2018, p. 1302.
7.Het proces-verbaal bevindingen inbeslagname d.d. dinsdag 9 oktober 2018, p. 1302.
8.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 1305 en 1306.
9.Rapport identificatie van drugs en precursoren, p. 1314.
10.Rapport identificatie van drugs en precursoren, p. 1314.
11.Het proces-verbaal forensisch vervolgonderzoek, p. 1315-1317; Rapport identificatie van veelvoorkomende drugs, p. 1325.
12.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 mei 2019.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 1473 en 1474.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte “zaak 15”, p. 1482.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 407; tapgesprek, sessienummer 041118-003506, p. 837.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 1249 en 1250.
17.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 mei 2019.
18.Tapgesprek, sessienummer 031118-185453, p. 431.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 423.
20.Tapgesprek, sessienummer 7504, 23 september 2018 20:47:28 uur, p. 440.
21.Tapgesprek, sessienummer 7507, 23 september 2018 20:48:22 uur, p. 441.
22.Tapgesprek, sessienummer 7508, 23 september 2018 20:48:40 uur, p. 441.
23.Tapgesprek, sessienummer 7511, 23 september 2018 20:50:00 uur, p. 442.
24.Tapgesprek, sessienummer 7529, 23 september 2018 22:03:02 uur, p. 443.
25.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 mei 2019.
26.Tapgesprek, sessienummer 021118-191709, 2 november 2018 19:17:09 uur, p. 819.
27.Tapgesprek, sessienummer 031118-195508, 3 november 2018 19:55:08 uur, p. 827.
28.Tapgesprek, sessienummer 031118-210611, 3 november 2018 21:06:11 uur, p. 829.
29.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 mei 2019.