ECLI:NL:RBGEL:2019:2510

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
6 juni 2019
Zaaknummer
05/880547-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een oud-militair voor drugshandel en wapenbezit

Op 28 mei 2019 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland een oud-militair veroordeeld voor het dealen in amfetamine, het aanwezig hebben van amfetamine, en het voorhanden hebben van een wapen en munitie. De verdachte, geboren in 1987, werd beschuldigd van meerdere feiten die zich afspeelden tussen 1 januari 2018 en 25 april 2018 in 's-Heerenberg, gemeente Montferland. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 11 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en een werkstraf van 240 uren. De verdediging pleitte voor een geheel voorwaardelijke straf, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde. De verdachte werd veroordeeld tot 11 maanden gevangenisstraf, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en een werkstraf van 240 uren. Bij de strafoplegging werd rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn militaire achtergrond en de impact van zijn daden op de volksgezondheid en de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/880547-18
Datum uitspraak : 28 mei 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [verdachte] 1987 te [geboorteplaats] ,
volgens het BRP z.v.w.o.v.p.,
feitelijk wonend in [plaats 1] op een niet nader genoemd adres.
raadsman: mr. V.P.J. Tuma, advocaat te Amersfoort.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 mei 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de militaire kamer toegewezen vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari
2018 tot en met 25 april 2018 te 's-Heerenberg, gemeente Montferland, althans
in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk
aanwezig heeft gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) amfetamine, zijnde amfetamine
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 25 april 2018 te 's-Heerenberg, gemeente Montferland,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 290,23 gram, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde
amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 25 april 2018 te 's-Heerenberg, gemeente Montferland,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 21,31 gram, in elk geval een
hoeveelheid van niet meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van
hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hennep en/of hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
4.
hij op of omstreeks 25 april 2018 te 's-Heerenberg, gemeente Montferland, een (doorgeladen) wapen van categorie III, te weten - een pistool (merk Astra FT, model GT28, kaliber 6.35/.25), en/of - een patroonmagazijn (bestemd voor het vuurwapen van het merk Astra) en/of
munitie van categorie III, te weten zes bij het vuurwapen behorende
(kogel)patronen van het kaliber .25, voorhanden heeft gehad ;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1, 2, 3 en 4. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van bereiden, telen, bewerken en verwerken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Beoordeling door de militaire kamer
Feit 1
In de periode van 28 februari 2018 tot en met 16 april 2018 zijn diverse meldingen binnengekomen dat verdachte drugs dealt. Naar aanleiding van deze meldingen is de Koninklijke Marechaussee het onderzoek Bochara gestart.
Bij de aanhouding van verdachte in zijn woning in [plaats 2] op 25 april 2018 is 290,23 gram aan amfetamine aangetroffen. [2] Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij in de tenlastegelegde periode amfetamine (speed) heeft verkocht, verstrekt, afgeleverd, vervoerd en aanwezig heeft gehad. [3]
Verdachte heeft ter terechtzitting echter ontkend dat hij in de tenlastegelegde periode amfetamine (speed) heeft bereid, verwerkt of bewerkt. Hij heeft verklaard dat hij goederen om speed te produceren van locatie A naar locatie B bracht, maar meer niet. Dat verdachte kennis heeft hoe het productieproces van speed gaat, wil volgens hem nog niet zeggen dat hij zelf speed heeft bereid.
De militaire kamer overweegt dat de Koninklijke Marechaussee onderzoek heeft gedaan naar het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Verdachte heeft bekend dat dit zijn telefoonnummer is. [4] Tijdens het onderzoek is op 14 april 2018 een telefoongesprek tussen verdachte en [telefoonnummer 2] opgenomen waarin verdachte om ‘loodgietergootsteenontstopper’ vraagt. In dit gesprek zegt verdachte vervolgens ‘dat hij niet de korrels nodig heeft maar zwavel’. [5] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat gootsteenontstopper gebruikt wordt voor de productie van speed. [6] Daarnaast is een gesprek tussen verdachte ( [verdachte] = M) en [medeverdachte] op 17 april 2018 opgenomen waarin onder meer het volgende wordt gezegd:
“(…)
M: ja is goed. Inderdaad ik moet eerst effe wat olie halen voor de voor de eh (lacht) auto voor de auto.
(…)
M: oke laat maar horen. Ik rij nu naar een plek eh waar ik bijna al 5
minuten kan ik effe wat “vijgen” FON ophalen. En dan rij ik door naar die plek want eh op 10 kilometer aflegt (…) Dan haal ik even wat olie op en dan knal ik hem k*nkerhard naar Zutphen NG.
(…)
M: Ja weet ik ook wel. Zijn hoe? KOHOS/KOHLS FON. En ETHANOL? FON
Ja ze zeggen hoezo..ntv..
..ntv.. van BRAMS (fon) is..is hij dan kloppen he? Ik ga… je kunt die shit niet verbranden he het is olie maat.
Ja maar kijk kijk dat toen toen kon het echt niet kloppen. En toen werd het mij wijs gemaakt dat het klop is. Nu kan ik zelf kloppen dat is de grootste bullshit ever. Echt de grootste bullshit ever. Weet je wat er vaak gebeurt (…ntv…) dat kan niet, je moet niet bang zijn dat er iets in gaat/vergaat FON…als je er zoveel zwavel in k*nkert alles wat “doodslaat” FON (…ntv…) Maar hij verkleurt toch niet? ..ntv… Maar niet snel in ieder geval, maar dat heeft ook..absoluut.. ja zeker precies.. dat heb ik ook wel aangehouden ..73 procent, 73 procent he. Eerder 10 minuten ongeveer. (…)”. [7]
Verder heeft de Koninklijke Marechaussee via de politie Oost-Nederland inzage gekregen in een Whatsapp gesprek tussen [naam] en verdachte in de periode van 18 februari 2018 tot en met 20 februari 2018. In dit gesprek heeft [naam] aan verdachte gevraagd: ‘en voor snel wat zijn jouw prijzen’, waarop verdachte heeft geantwoord: ‘snelle voor 1 k’, ‘68 tot 73 procent’, ‘1200 voor 1’, ‘kom je vaker voor 1 wordt het bij de 3de x 1100’. [naam] heeft vervolgens aan verdachte gevraagd: ‘ph getest en alles’, waarop verdachte antwoordt: ‘aceton’, ‘alles bleef achter gewassen’. [8] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat ‘kloppen’ ziet op speed maken. [9]
Gelet op de inhoud van de hiervoor aangehaalde gesprekken, namelijk dat verdachte op zoek is naar ‘loodgieterontstopper’ ‘vijgen’, ‘zwavel’ en ‘olie’ en dat verdachte spreekt over ‘kloppen’, ‘dat hij nu zelf kan kloppen’, ‘doodslaan’, ‘niet verkleuren’ en ‘73 procent’ is de militaire kamer van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich wel degelijk opzettelijk heeft beziggehouden met het bereiden, verwerken en bewerken van amfetamine. Het standpunt van verdachte dat hij slechts vervoerder is geweest acht de militaire kamer, gelet op het vorenstaande, dan ook ongeloofwaardig en wordt daarom ter zijde geschoven. Het onder 1 ten laste gelegde acht de militaire kamer gezien het voorgaande bewezen.
Feiten 2, 3 en 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
De militaire kamer gebruikt voor het bewijs van feit 2 de volgende bewijsmiddelen:
- de bevindingen van de verbalisanten; [10]
- de resultaten van het onderzoek verdovende middelen; [11]
- de bekennende verklaring van verdachte. [12]
De militaire kamer gebruikt voor het bewijs van feit 3 de volgende bewijsmiddelen:
- de bevindingen van de verbalisanten; [13]
- de resultaten van het onderzoek verdovende middelen; [14]
- de bekennende verklaring van verdachte. [15]
De militaire kamer gebruikt voor het bewijs van feit 4 de volgende bewijsmiddelen:
- de bevindingen van de verbalisanten; [16]
- de resultaten van onderzoek naar het wapen; [17]
- de bekennende verklaring van verdachte. [18]

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
één of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 01 januari
2018 tot en met 25 april 2018 te 's-Heerenberg, gemeente Montferland, althans
in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen,meermalen,
althans eenmaal, (telkens)opzettelijk heeft
geteeld en/ofbereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval
(telkens)opzettelijk
aanwezig heeft gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) amfetamine, zijnde amfetamine
(telkens)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks25 april 2018 te 's-Heerenberg, gemeente Montferland,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleenopzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 290,23 gram
, in elk
geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende amfetamine, zijnde
amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op
of omstreeks25 april 2018 te 's-Heerenberg, gemeente Montferland,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,aanwezig heeft gehad ongeveer 21,31 gram,
in elk geval een
hoeveelheid van niet meer dan 30 gramvan een gebruikelijk vast mengsel van
hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hennep en/of hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
4.
hij op
of omstreeks25 april 2018 te 's-Heerenberg, gemeente Montferland, een (doorgeladen) wapen van categorie III, te weten - een pistool (merk Astra FT, model GT28, kaliber 6.35/.25), en
/of -een patroonmagazijn (bestemd voor het vuurwapen van het merk Astra) en
/of
munitie van categorie III, te weten zes bij het vuurwapen behorende
(kogel)patronen van het kaliber .25, voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 3:
Het opzettelijk handelen in strijd met een artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 4:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van elf maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Verder heeft de officier van justitie geëist dat de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden opgelegd en dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van 240 uren werkstraf, te vervangen door 120 dagen hechtenis (met aftrek).
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat de behandeling van deze zaak enige tijd op zich heeft laten wachten, heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte een werkstraf van 240 uren dient te worden opgelegd. Indien de rechtbank van oordeel is dat ook een gevangenisstraf moet worden opgelegd, heeft de verdediging verzocht om deze geheel voorwaardelijk op te leggen, dan wel te beperken tot de dagen die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht
Beoordeling door de rechtbank
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 28 maart 2019;
- het advies van de Reclassering, gedateerd d.d. 8 mei 2019.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte is op 1 september 2018 oneervol ontslagen als militair. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bereiden van en handelen in amfetamine. Daarnaast heeft verdachte een grote hoeveelheid amfetamine, een doorgeladen wapen en munitie in zijn woning voorhanden gehad. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs zoals amfetamine een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid. Daarnaast berokkenen harddrugs de maatschappij veel schade, omdat de mensen die afhankelijk zijn van drugs veel overlast en schade veroorzaken om het gebruik van de drugs te bekostigen. De militaire kamer rekent het verdachte dan ook zwaar aan dat hij zich met deze handelspraktijken heeft beziggehouden, terwijl hij ten tijde van de overtredingen van de Opiumwet militair was en wist dat het ministerie van Defensie een zero-tolerance beleid voert ten aanzien van verdovende middelen. Dat verdachte daarnaast een wapen en munitie in zijn bezit heeft gehad, is naar het oordeel van de militaire kamer eveneens een strafverzwarende omstandigheid. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie kan immers het risico op geweldsdelicten verhogen, hetgeen zeker het geval kan zijn als dit gepaard gaat met de handel in verdovende middelen. Verdachte heeft ter terechtzitting ook verklaard dat hij het wapen twee keer mee naar buiten heeft genomen. Meer specifiek overweegt de militaire kamer hierover dat uit het dossier volgt dat verdachte het wapen op enig moment op straat heeft doorgeladen, omdat sprake was van een dreigende situatie en hij meende te horen dat in zijn nabijheid een ander wapen werd doorgeladen. Verdachte is getraind in het omgaan met wapens en met name ook de daarbij behorende veiligheidsprocedures. Door op de openbare weg met een doorgeladen wapen rond te lopen heeft verdachte laten blijken weinig op te hebben met veiligheid. De militaire kamer neemt hem dit kwalijk.
De militaire kamer overweegt dat de ernst van de feiten het opleggen van een gevangenisstraf rechtvaardigt. Het opleggen van een geheel voorwaardelijke straf, zoals door de verdediging is verzocht, is niet aan de orde. Wel ziet de militaire kamer aanleiding om de bevindingen van de reclassering ten gunste van verdachte mee te wegen. Uit de reclasseringsrapportage volgt de verdachte zichtbaar last heeft van de tijdens zijn militaire tijd opgelopen trauma’s en het feit dat hij na zijn terugkeer van een militaire missie uit Afghanistan in maart 2017 met een opeenstapeling van (relationele) problemen is geconfronteerd. De reclassering heeft opgemerkt dat verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis, die op de commune strafzaak betrekking heeft, gemotiveerd heeft meegewerkt aan de reclasseringstoezicht en de begeleiding en psychologische behandeling door het Veteranenloket.
Alles in aanmerking nemend acht de militaire kamer een gevangenisstraf van 11 maanden passend en geboden. De militaire kamer zal daarvan 8 maanden voorwaardelijk opleggen teneinde te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt. De proeftijd zal, overeenkomstig de eis van de officier van justitie worden gesteld op drie jaren. Daarnaast zal de militaire kamer een werkstraf opleggen van 240 uren.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 8 (acht) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op 3 (drie) jaren wordt bepaald:
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
 de bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij de Reclassering, gevestigd aan de Houtwal 16d te Zutphen, bereikbaar op telefoonnummer 088-8041404, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
- zich gedurende de proeftijd ambulant maatschappelijk zal laten begeleiden door het Veteranenloket of soortgelijke instelling, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor die begeleiding;
- gedurende de proeftijd geen drugs zal gebruiken en zal meewerken aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek.
 geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde voorts tot een
werkstrafgedurende
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof, rechter en Kol mr. C.E.W. van de Sande, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. C.B.J.P. Leuverink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 mei 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door wachtmeester der 1ste klasse [verbalisant] van de Brigade Recherche van de Koninklijke Marechaussee, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 1804260700.BEV.0864, gesloten op 26 april 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 71; het proces-verbaal sporenonderzoek, p. 389; het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 423; het rapport identificatie van veelvoorkomende drugs, p. 428.
3.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 mei 2019.
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 182.
5.Tapgesprek, productnummer 5282 d.d. 14 april 2018 tussen verdachte en [telefoonnummer 2] , p. 259.
6.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 mei 2019.
7.Tapgesprek, productnummer 6758 d.d. 17 april 2018 tussen verdachte en [medeverdachte] , p. 269-270.
8.Het Whatsapp gesprek tussen verdachte en [naam] van 18 februari 2018 tot en met 20 februari 2018, p. 188.
9.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 mei 2019.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 71; het proces-verbaal sporenonderzoek, p. 389.
11.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 423; het rapport identificatie van veelvoorkomende drugs, p. 428.
12.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 mei 2019.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 71; het proces-verbaal sporenonderzoek, p. 389.
14.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 422.
15.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 mei 2019.
16.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 71; het proces-verbaal sporenonderzoek, p. 389.
17.Het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 738 en p. 739.
18.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 mei 2019.