ECLI:NL:RBGEL:2019:248

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 januari 2019
Publicatiedatum
24 januari 2019
Zaaknummer
05/720020-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf wegens valsheid in geschrift

Op 24 januari 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van valsheid in geschrift. De zaak betreft meerdere feiten die zich hebben voorgedaan tussen juni 2013 en augustus 2014, waarbij de verdachte valse werkgeversverklaringen en salarisspecificaties heeft opgemaakt en gebruikt om een hypotheek en betalingen uit een bouwdepot te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de werkgeversverklaring van 14 november 2013 valselijk heeft opgemaakt en dat hij de bijbehorende documenten heeft gebruikt met het oogmerk deze als echt en onvervalst te laten gebruiken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij onder dwang heeft gehandeld, en dat zijn handelen voornamelijk uit financieel gewin voortkwam. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging wegens onvoldoende bewijs.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720020-17
Datum uitspraak : 24 januari 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1966 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats] ,
raadsman: mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 januari 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
a. 1 juni 2013 tot en met 1 december 2013 te Overasselt, gemeente Heumen en/of in de gemeente Amsterdam en/of Eindhoven, in ieder geval in Nederland en/of
b. 1 juli 2014 tot en met 15 augustus 2014 te Overasselt, gemeente Heumen en/of in de gemeente Amsterdam en/of Eindhoven, in ieder geval in Nederland ,
meermalen, althans eenmaal, (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
a. 2 werkgeversverklaringen en/of 2 salarisspecificaties en/of
b. 2 facturen van [naam 1] en/of 2 declaratieformulieren bouwdepot,
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen door
a. voornoemde werkgeversverklaringen en/of salarisspecificaties op te stellen/in te vullen en/of te ondertekenen en/of
b. voornoemde facturen en/of declaratieformulieren bouwdepot op te stellen/in te vullen en/of te ondertekenen, met het oogmerk om voornoemd(e) geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
a. 1 juni 2013 tot en met 1 december 2013 te Overasselt, gemeente Heumen en/of in de gemeente Amsterdam en/of Eindhoven, in ieder geval in Nederland en/of
b. 1 juli 2014 tot en met 15 augustus 2014 te Overasselt, gemeente Heumen en/of in de gemeente Amsterdam en/of Amersfoort en/of Eindhoven, in ieder geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door
a. ter verkrijging van een hypotheek meerdere, in ieder geval één (vervalste) werkgeversverklaring(en) en salarisspecificatie(s) bij de [naam 2]
en/of [naam 3] , in te dienen en/of
b. ter verkrijging van betalingen uit het bouwdepot, meerdere, in ieder geval één (vervalste) factu(u)r(en) van [naam 1] en/of declaratieformulier(en) bouwdepot bij [naam 2] en/of [naam 3] , in te dienen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft aangegeven de documenten te hebben vervalst en ondertekend, om een hypotheek te verkrijgen, evenals betalingen uit het bouwdepot.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman de vraag opgeworpen of het plaatsen van een handtekening voldoende is voor het valselijk opmaken dan wel vervalsen van een geschrift.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Namens [naam 4] is aangifte gedaan. [2] Op 30 juli 2013 is een aanvraag ingediend voor een hypothecaire geldlening, inclusief bouwdepot, voor [verdachte] . Daartoe heeft aangever van [verdachte] twee werkgeversverklaringen ontvangen. De eerste werkgeversverklaring dateert van 24 juni 2013 en is ondertekend door [naam 5] . De tweede werkgeversverklaring is eveneens ondertekend door [naam 5] en dateert van 14 november 2013 [3] . Volgens die verklaringen is [verdachte] sinds 1 februari 2011 werkzaam bij [naam 6] te Eindhoven. [verdachte] heeft ook twee salarisstroken, over juni en over oktober 2013, overhandigd. Uit onderzoek van de bank is gebleken dat het nettosalaris van juni 2013 niet op de rekening van [verdachte] bij [naam 4] is bijgeschreven. Uit contact met een medewerker van [naam 6] bleek dat de werkgeversverklaringen en salarisstroken niet door hen zijn afgegeven en dat zowel [verdachte] als [naam 5] niet bekend is bij [naam 6] . [verdachte] heeft op 19 juli 2014 een declaratieformulier [4] opgemaakt en met een factuur ingezonden ter betaling uit het bouwdepot. Op 2 augustus 2014 is een volgend declaratieformulier [5] opgemaakt en met een factuur ingezonden ter betaling uit het bouwdepot. De facturen leken afkomstig van [naam 1] , maar de eigenaar van dat bedrijf verklaarde dat de facturen niet door het bedrijf zijn opgemaakt.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij een schuld had naar aanleiding van een eerder opgerolde hennepkwekerij. Van de personen bij wie zijn schuld uitstond, ontving hij de loonstroken en werkgeversverklaringen. Hij moest de formulieren indienen om een hypotheek te krijgen. De formulieren heeft hij niet gemaakt, hij heeft de papieren alleen ondertekend. Verdachte heeft de werkgeversverklaring van 14 november 2013 [6] ondertekend, terwijl hij wist dat die verklaring vals was. De handtekening onder de werkgeversverklaring van 24 juni 2013 is niet zijn handtekening. Verdachte heeft verklaard dat hij de factuur bouwdepot van 22 juli 2014 [7] zelf heeft ingevuld, terwijl hij wist dat die vals was. De factuur 2014.00781 van 15 juli 2014 heeft hij niet gemaakt. Hij heeft ook het bij factuur 2014.00803 behorende declaratieformulier [8] getekend.
Verdachte wordt - kort gezegd - verweten dat hij geschriften, bestaande uit werkgeversverklaringen, salarisstroken, facturen en declaratieformulieren, valselijk heeft opgemaakt dan wel heeft vervalst of doen vervalsen.
Loonstroken
Verdachte heeft verklaard dat hij de loonstroken van onbekend gebleven personen heeft ontvangen. Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij deze loonstroken heeft ondertekend, heeft de rechtbank geconstateerd dat de loonstroken in het dossier geen handtekening bevatten. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het ook niet gebruikelijk is om loonstroken te ondertekenen. Nu het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte de loonstroken zelf heeft opgemaakt of daartoe opdracht heeft gegeven, zal de rechtbank verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Werkgeversverklaringen
Verdachte heeft verklaard dat hij de werkgeversverklaring van 14 november 2013 heeft ondertekend. Met betrekking tot de werkgeversverklaring van 24 juni 2013 heeft verdachte verklaard dat de handtekening onder het formulier niet zijn handtekening is. Zowel op de werkgeversverklaring van 14 november 2013 als op die van 24 juni 2013 is de naam van
[naam 5] als ondergetekende ingevuld. De rechtbank heeft geconstateerd dat de handtekening op de verklaring van 14 november 2013 niet gelijkend is op de handtekening op de verklaring van 23 juni 2013, hetgeen steun biedt aan de verklaring van verdachte dat hij laatstgenoemd document niet heeft ondertekend. Nu het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte degene is geweest die de werkgeversverklaring van 24 juni 2013 zelf heeft opgemaakt of ondertekend dan wel daartoe opdracht heeft gegeven, zal de rechtbank verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat wel bewezen kan worden dat verdachte de werkgeversverklaring van 14 november 2013 valselijk heeft opgemaakt. Het zetten van een gefingeerde of nagebootste handtekening is daarvoor voldoende, nu de valsheid zit in het voorwenden dat het geschrift door een ander is ondertekend. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte het document vervolgens heeft gebruikt ter verkrijging van een hypothecaire geldlening, terwijl hij wist dat de inhoud van het document niet strookte met de werkelijkheid. De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte het oogmerk had dit geschrift als echt en onvervalst te gebruiken.
Facturen en declaratieformulieren
Verdachte heeft verklaard dat hij de factuur bouwdepot van 22 juli 2014 zelf heeft ingevuld. De rechtbank begrijpt dat verdachte hier heeft bedoeld dat hij het bijbehorend declaratieformulier heeft ingevuld, nu laatstgenoemd formulier een datumstempel van 22 juli 2014 bevat en bijbehorende factuur van 15 juli 2014 dateert. Verdachte heeft bovendien verklaard dat hij de bijbehorende factuur (met nummer 2014.00781) niet heeft gemaakt, maar alleen heeft ondertekend. Ten aanzien van factuur 2014.00803 heeft verdachte verklaard dat hij het bijbehorende declaratieformulier heeft getekend. Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij de facturen heeft ondertekend, heeft de rechtbank geconstateerd dat de facturen in het dossier geen handtekening bevatten. Nu het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte de facturen zelf heeft opgemaakt of daartoe de opdracht heeft gegeven, zal de rechtbank verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat wel bewezen kan worden dat verdachte de declaratieformulieren valselijk heeft ingevuld en ondertekend. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte de formulieren vervolgens heeft gebruikt om een betaling uit het bouwdepot te verkrijgen, terwijl hij wist dat de inhoud van het document niet strookte met de werkelijkheid. De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte het oogmerk had deze geschriften als echt en onvervalst te gebruiken.
Conclusie
Gelet op het vorengaande acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen voor wat betreft de werkgeversverklaring van 14 november 2013 en de declaratieformulieren van 19 juli 2014 en 2 augustus 2014.
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 7] namens [naam 4] ,
p. 17-20 (inclusief bijlagen op p. 54-58, p. 92-93 en p. 100-101);
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 149-153.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van
a. 1 juni 2013 tot en met 1 december 2013 te Overasselt, gemeente Heumen
en/of in de gemeente Amsterdam en/of Eindhoven,in ieder geval in Nederland en
/of
b. 1 juli 2014 tot en met 15 augustus 2014 te Overasselt, gemeente Heumen
en/of in de gemeente Amsterdam en/of Eindhoven,in ieder geval in Nederland,
meermalen,
althans eenmaal, (een)geschrift
(en
) dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
a.
2een werkgeversverklaring
en en/of 2 salarisspecificatiesen
/of
b.
2 facturen van [naam 1] en/of2 declaratieformulieren bouwdepot,
valselijk heeft opgemaakt
en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsendoor
a. voornoemde werkgeversverklaring
en en/of salarisspecificaties op te stellen/in te vullen en/ofte ondertekenen en
/of
b. voornoemde
facturen en/ofdeclaratieformulieren bouwdepot
op te stellen/in te vullen en
/ofte ondertekenen, met het oogmerk om voornoemd
(e
)geschrift
(en
)als echt en onvervalst te gebruiken
of door anderen te doen gebruiken;
2.
hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van
a. 1 juni 2013 tot en met 1 december 2013 te Overasselt, gemeente Heumen en/of in de gemeente Amsterdam en/of Eindhoven, in ieder geval in Nederland en
/of
b. 1 juli 2014 tot en met 15 augustus 2014 te Overasselt, gemeente Heumen en/of in de gemeente Amsterdam en/of Amersfoort en/of Eindhoven, in ieder geval in Nederland, meermalen,
althans eenmaal,opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door
a. ter verkrijging van een hypotheek meerdere
, in ieder geval één (vervalste
)werkgeversverklaring
(en
)en salarisspecificatie
(s
)bij de [naam 2]
en/of [naam 3] , in te dienen en
/of
b. ter verkrijging van betalingen uit het bouwdepot, meerdere
, in ieder geval één (vervalste
)factu
(u)r
(en
)van [naam 1] en
/ofdeclaratieformulier
(en
)bouwdepot bij [naam 2] en/of [naam 3] , in te dienen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van psychische overmacht en heeft verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte onder dwang van buitenaf de documenten heeft ondertekend en ingediend. Verdachte werd bedreigd en dat leek uit de hoek te komen van personen die destijds een hennepkwekerij in zijn loods hadden. De hennepkwekerij werd opgerold en zij hielden verdachte daarvoor verantwoordelijk. Uit de overgelegde stukken blijkt dat verdachte in 2009-2010, de periode na het oprollen van de kwekerij, werd bedreigd. Ook is verdachte overvallen. Vervolgens hebben de ten laste gelegde feiten plaatsgevonden. Verdachte kon geen kant op en werd derhalve beperkt in zijn wilsvrijheid.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat onvoldoende is gebleken dat verdachte onder dwang heeft gehandeld. Onduidelijk is ook door wie de dwang zou zijn uitgeoefend.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat een beroep op psychische overmacht slechts kan slagen wanneer sprake is van een zodanige van buiten komende druk dat de wilsvrijheid van verdachte is aangetast en redelijkerwijze niet van verdachte gevergd kan worden weerstand te bieden aan die druk. Gelet op de overgelegde stukken en de geschetste historie wil de rechtbank wel aannemen dat gedurende een bepaalde periode bedreigingen zijn geuit in de richting van verdachte en dat sprake is geweest van een bedreigende situatie voor verdachte. De rechtbank wil eveneens aannemen dat verdachte een openstaande schuld had uitstaan bij de personen die hem verantwoordelijk hielden voor de opgerolde hennepkwekerij. Echter, de overgelegde stukken hebben deels betrekking op de periode 2009-2010. Het andere deel heeft, naar eigen zeggen van verdachte, betrekking op 2018, is niet gedateerd en bevat geen afzender. Dat verdachte gedurende de ten laste gelegde periode is bedreigd, is onvoldoende geconcretiseerd. De rechtbank merkt daarbij op dat verdachte bij de politie wisselend heeft verklaard over het al dan niet hebben betaald van de openstaande schuld. Nu verdachte ervoor heeft gekozen niet ter terechtzitting aanwezig te zijn blijft dat in het midden. Dat verdachte overigens dusdanig werd bedreigd dat zijn wilsvrijheid daardoor was aangetast, zodanig dat hij aan de aanwezige druk geen weerstand kon bieden, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk geworden. Het verweer wordt dan ook verworpen.
De rechtbank concludeert dat verdachte voor de verklaarde feiten strafbaar is. Er zijn geen omstandigheden gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen. De officier van justitie heeft aangevoerd dat een voorwaardelijke straf geen recht doet aan de ernst van de feiten. De officier van justitie heeft bij zijn vordering verder rekening gehouden met het tijdsverloop, de richtlijnen van het openbaar ministerie en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een geheel voorwaardelijke straf of een werkstraf aan verdachte op te leggen. Indien de rechtbank overweegt aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, heeft de raadsman verzocht om aanhouding, zodat nader onderzoek kan worden verricht naar de bedreigingen ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 21 november 2018;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 19 november 2018.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Dat verdachte daartoe werd gedwongen, vanwege een openstaande schuld, heeft de rechtbank niet aannemelijk geacht. Sterker nog, verdachte heeft zelf verklaard dat hij het geld van de hypotheek heeft gebruikt om alimentatie te betalen en rekeningen voor de verbouwing van zijn woning te betalen. Het lijkt er dan ook op dat verdachte uitsluitend heeft gehandeld uit financieel gewin. Door zo te handelen, heeft hij schade toegebracht aan het vertrouwen in het financiële verkeer en de zakelijke dienstverlening. De rechtbank weegt in positieve zin mee dat verdachte het gehele bedrag aan aangever heeft terugbetaald.
De rechtbank heeft verder gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister van 21 november 2018, waaruit blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op voornoemd advies van de reclassering van 19 november 2018. Daarin is beschreven dat uit het onderzoek naar de diverse leefgebieden weinig problemen naar voren zijn gekomen. Het psychosociaal functioneren levert een criminogene factor op. Verdachte heeft ten gevolge van een woningoverval last van stress en is gediagnosticeerd met een posttraumatische stressstoornis. Hiervoor is hij in de loop van de jaren behandeld en hij weet in tijden van bovenmatige stress de weg naar de hulpverlening te vinden. De reclassering ziet dan ook geen meerwaarde in het opleggen van een meldplicht. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. Geadviseerd wordt een voorwaardelijke sanctie op te leggen, zonder daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de oriëntatiepunten voor straftoemeting. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de ouderdom van de feiten en met de overschrijding van de redelijke termijn. Gelet op alle vorengenoemde omstandigheden komt de rechtbank tot een andere strafoplegging dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een werkstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen voor 60 dagen hechtenis, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 3 jaren.
Nu de rechtbank aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen, wordt het voorwaardelijke verzoek van de raadsman afgewezen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
  • veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde voorts tot een
  • bepaalt dat
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.W. van de Sande (voorzitter), mr. I.D. Jacobs en
mr. L.M. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 januari 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Dienst Regionale Recherche, Team Financiële Opsporing, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2017029601, onderzoek ONRDC16001 08LACRIMA, gesloten op 15 december 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [naam 7] namens [naam 4] , p. 17.
3.Proces-verbaal van aangifte [naam 7] namens [naam 4] , p. 18, met bijlage op p. 58.
4.Proces-verbaal van aangifte [naam 7] namens [naam 4] , p. 19, met bijlage op p. 93.
5.Proces-verbaal van aangifte [naam 7] namens [naam 4] , p. 19, met bijlage op 100.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 150.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 151.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 151.