In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 14 mei 2019 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die betrokken was bij de productie van amfetamine. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 254.758,40. De rechtbank heeft de zaak op 30 april 2019 behandeld, waarbij de verdachte en zijn raadsman, mr. A.H.J.G. van Voorthuizen, aanwezig waren. De officier van justitie, mr. G. Steeghs, heeft de vordering toegelicht en de verdediging heeft gepleit voor afwijzing van de ontnemingsvordering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten uit de productie van amfetamine. Dit is gebaseerd op een rapport van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) en bevindingen van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). De rechtbank heeft de opbrengst van de amfetamineproductie berekend op € 512.000, met kosten van € 117.241,60, wat resulteert in een netto voordeel van € 394.758,40. De rechtbank heeft vervolgens het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 197.379,20, waarbij de verdachte de verplichting is opgelegd dit bedrag aan de Staat te betalen.
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte geen inzicht heeft gegeven in de betrokkenheid van anderen bij de productie, waardoor het voordeel pondspondsgewijs is toebedeeld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Gelderland, met de voorzitter mr. C.H.M. Pastoors en de rechters mr. D.S.M. Bak en mr. T. Bertens.