ECLI:NL:RBGEL:2019:2428

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 juni 2019
Publicatiedatum
3 juni 2019
Zaaknummer
05/740410-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontuchtige handelingen met een minderjarige

Op 4 juni 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 27-jarige man uit Apeldoorn, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met het 9-jarige broertje van zijn vriend. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar, met een proeftijd van 5 jaar, en een taakstraf van 240 uur. De zaak kwam aan het licht na een aangifte door het slachtoffer, die verklaarde dat de verdachte hem had betast. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, wat wettelijk is vastgelegd in artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychologische toestand van de verdachte, die lijdt aan pedofilie en andere stoornissen. De verdachte heeft zelf het misbruik aan het licht gebracht en heeft sindsdien hulp gezocht. De rechtbank oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet in het belang van de verdachte of de maatschappij zou zijn, gezien zijn bereidheid tot behandeling en de risico's van recidive. De bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke straf zijn verbonden, omvatten onder andere het vermijden van contact met minderjarigen en het volgen van behandeling bij een forensische polikliniek. De rechtbank heeft de zaak zorgvuldig gewogen en de beslissing is genomen met het oog op de bescherming van de samenleving en de rehabilitatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740410-18
Datum uitspraak : 4 juni 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats] ,
raadsman: mr. M. Bakhuis, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 mei 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 maart 2015 tot en met
1 september 2016 te Apeldoorn, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de penis van die [slachtoffer] .
art 247 Wetboek van Strafrecht
Ad informadum gevoegd: gewoonte maken van het bezit van kinderporno in de periode 1 januari 2016 tot en met 19 april 2018
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] namens [slachtoffer] , p. 20-21;
- het proces-verbaal van het verhoor van [slachtoffer] , p. 36-49;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 mei 2019.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
één of meertijdstippen in of omstreeks de periode van 21 maart 2015 tot en met
1 september 2016 te Apeldoorn, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de penis van die [slachtoffer] .
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaar. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden gekoppeld te worden zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van 5 april 2019. Ten aanzien van de bijzondere voorwaarde ‘Vermijden contact met minderjarigen’ heeft de officier van justitie gevorderd dat de leeftijdsgrens op 16 jaar wordt bepaald om aansluiting te zoeken bij de wettelijke leeftijdsgrens. De officier van justitie heeft verder gevorderd dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
In verband met artikel 22b eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht vordert de officier van justitie daarnaast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) dag. Verder heeft de officier van justitie een taakstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis gevorderd.
Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie het ad informandum gevoegde
feit ook meegenomen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in de eis van de officier van justitie. Echter, gelet op het feit dat dit al een wat ouder feit betreft, heeft de raadsman verzocht de proeftijd vast te stellen op drie jaar in plaats van vijf jaar. Voorts heeft de raadsman bepleit de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden integraal te volgen, inclusief de bijzondere voorwaarde dat verdachte geen actief contact mag zoeken met minderjarigen onder de
15 jaar.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft daarbij mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 9 april 2019;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 5 april 2019;
- een psychologisch rapport van drs. [naam 2] , psycholoog, gedateerd 12 februari 2019.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van ontuchtige handelingen
met het destijds 9-jarige broertje van zijn vriend door het betasten van zijn penis. Verdachte
heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de geestelijke en de lichamelijke integriteit van
deze minderjarige jongen. Verdachte heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen lustgevoelens
en heeft de gevoelens van en gevolgen voor deze kwetsbare jongen daaraan ondergeschikt
gemaakt. Dat dit feit veel impact heeft gehad op het slachtoffer blijkt ook uit de schriftelijke
slachtofferverklaring, waarin onder meer naar voren komt dat het voor het slachtoffer heel
vreemd was dat de vriend van zijn broer aan hem zat. Thuis moest hij er vaak aan denken en dan
werd hij angstig. Hij durfde het ook niet aan zijn ouders te vertellen omdat hij bang was dat ze
boos op hem zouden worden. Toen verdachte het aan zijn ouders had verteld, wist hij dat het
zou stoppen en daar was hij blij om.
Verdachte heeft uiteindelijk zelf de keuze gemaakt om over het misbruik te vertellen aan de ouders van [slachtoffer] en daarmee is het misbruik ook gestopt. Verdachte heeft vervolgens zelf contact gelegd met een psycholoog, daar sinds 2016 behandeling gevolgd en is daarna in de zomer van 2018 overgestapt naar [naam 3] , voor een intensievere behandeling op vrijwillige basis. Binnen die behandeling zijn veiligheidsafspraken gemaakt. Verdachte zorgt ervoor dat hij nooit alleen is met kinderen onder de 15 jaar, omdat hij zich aangetrokken voelt tot kinderen tot 12 jaar. Zijn sociale omgeving heeft hij van zijn pedofilie op de hoogte gebracht. Hij geeft alleen nog [muzieklessen] aan kinderen ouder dan 15 jaar, alleen nog in een open ruimte en niet meer bij hem thuis. Zijn werkcomputer staat ook in een open ruimte en hij heeft op zijn mobiele telefoon geen toegang tot het internet. Ook is hij gestopt met blowen. Volgens de behandelaar van [naam 3] is verdachte erg gemotiveerd, komt hij trouw op afspraken, is hij erg open, ook wanneer het minder goed gaat, en volgt hij aanwijzingen goed op. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij voor zichzelf heeft erkend dat hij pedofiel is en dat ook zo benoemt. Hij was verliefd op [slachtoffer] en was daarom blind voor de gevolgen voor [slachtoffer] maar hij heeft nu geleerd wat de gevolgen voor de kinderen kunnen zijn wanneer hij toegeeft aan zijn pedofiele gevoelens. Hij accepteert daarom nog steeds iedere vorm van hulpverlening want hij wil dat hij nooit meer iemand aandoet wat hij [slachtoffer] heeft aangedaan.
Verdachte is door een psycholoog onderzocht, met name om te bepalen of er bij hem
sprake is van verminderde toerekeningvatbaarheid.
De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologisch rapport. Uit het rapport komt naar
voren dat bij verdachte sprake is van drie ziekelijke stoornissen: pedofilie exclusieve type,
chronische aanpassingsstoornis met angst en depressie en een stoornis is het gebruik van
cannabis met tijdens het onderzoek een cannabis onttrekkingssyndroom. Verdachte worstelde
langere tijd met zijn pedofiele geaardheid, die hij wel rationeel erkende maar emotioneel en
moreel verwierp. Van daaruit heeft hij een aanpassingsstoornis ontwikkeld met angst en
depressie. Die angst en depressie dempt hij als het ware door het gebruiken van cannabis en het
kijken van kinderporno. De psycholoog adviseert verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te
achten. Als juridisch behandelkader wordt een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd met als
een van de voorwaarden, een reclasseringstoezicht om de reeds gestarte behandeling door
verdachte te laten voltooien. Het huidige hulpaanbod lijkt toereikend om gevaar voor herhaling
terug te dringen. Er is sprake van een fragiel persoonlijk evenwicht en het advies is dit
evenwicht niet in gevaar te brengen door een klinische opname of detentie.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van het rapport van de reclassering. Uit het rapport komt naar voren dat verdachte niet vaker met justitie in aanraking is gekomen en er geen sprake is van een delictpatroon. Hij heeft wel vaker toenadering gezocht tot jonge jongens, maar van eerdere strafbare feiten is geen sprake. Bij verdachte komt een gemiddeld recidiverisico naar voren; een algemene recidivekans. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag. Sinds de zomer van 2018 is betrokkene inderdaad vrijwillig in behandeling bij [naam 3] en is hij therapie- en medicatietrouw. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, die in het rapport zijn geformuleerd.
De rechtbank verenigt zich wat de toerekeningsvatbaarheid betreft met de conclusie van de psycholoog en neemt die over. De rechtbank houdt hiermee rekening bij het opleggen van de straf.
De vraag is vervolgens wat voor straf passend is. In beginsel rechtvaardigt de ernst van het
feit en de jonge leeftijd van het slachtoffer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Kijkend naar wat de psycholoog en de reclassering hebben gerapporteerd, kan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen ook maatschappelijk gezien onaanvaardbare gevolgen hebben.
Verdachte verliest dan woning en baan en raakt alle structuur kwijt en dat heeft tot gevolg dat
het gevaar op herhaling aanzienlijk stijgt, met mogelijk andere slachtoffers tot gevolg.
Uiteindelijk is, zeker bij zedenzaken, ook het voorkomen van herhaling een belangrijk strafdoel
en dit doel wordt hier uiteindelijk het meest gediend met het niet-doorkruizen van de
behandeling met detentie. In deze specifieke situatie ziet de rechtbank ruimte om geen
onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daarbij is voor de rechtbank doorslaggevend
dat verdachte, anders dan veel andere zedendaders, zelf het misbruik aan het licht heeft
gebracht, volledig openheid van zaken geeft en zijn eigen handelen niet bagatelliseert of
minimaliseert, volledig probleembesef en acceptatie lijkt te hebben en al gedurende drie jaar
vrijwillig intensieve hulpverlening volgt, waarbij hij ook vergaande maatregelen ter voorkoming
van recidive vrijwillig heeft geaccepteerd en ook accepteert dat hij nog gedurende langere
periode behandeling zal moeten ondergaan. Onder die omstandigheden zal de rechtbank 1 dag
onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen (gezien 22b Wetboek van Strafrecht) en daarnaast
een taakstraf opleggen. Dat is wel een taakstraf van maximale duur van 240 uren subsidiair 120
dagen hechtenis. Het feit is te ernstig voor een lagere taakstraf.
Teneinde te voorkomen dat verdachte opnieuw een dergelijk strafbaar feit begaat, zal de
rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) jaar opleggen. Gelet op
de aard van het delict, de problematiek van verdachte en het feit dat hij nog (een) langdurige
behandeling(en) zal moeten ondergaan, is voldaan aan het wettelijk criterium voor een proeftijd
langer dan drie jaren, namelijk dat ernstig rekening moet worden gehouden dat veroordeelde
opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de
onaantastbaarheid van het lichaam van een of meerdere personen. De rechtbank zal daarom een
proeftijd opleggen van 5 (vijf) jaar. De rechtbank zal hieraan de bijzondere voorwaarden
verbinden zoals geadviseerd door de reclassering inclusief de bijzondere voorwaarde ‘geen
actief contact zoeken met minderjarigen onder de
15 jaar.’De rechtbank heeft ten aanzien van
de leeftijdsgrens aansluiting gezocht bij de risicotaxatie die is uitgevoerd door [naam 3] . De
rechtbank acht het van belang dat verdachte indien nodig libidoremmende medicijnen inneemt
en
voegtaan de bijzondere voorwaarde ‘veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de
aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling,
toe, ‘ook als dit inhoudt inname
van (mede) libido remmende medicatie.’
De rechtbank zal, gelet op het feit dat ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat veroordeelde opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meerdere personen bevelen dat deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting verder rekening gehouden met het ad informandum gevoegde feit. Verdachte heeft erkend dit strafbare feit te hebben gepleegd.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 22b, 22c, 22d, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
366 (driehonderd zes en zestig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
365(
driehonderd vijf en zestig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op 5 (vijf) jaren wordt bepaald;
 stelt als
algemenevoorwaarden dat veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 stelt als
bijzonderevoorwaarden dat veroordeelde:
- zich binnen drie werkdagen na de uitspraak bij de Reclassering Nederland in
Apeldoorn moet melden. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent
en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die
veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze
instelling dit noodzakelijk oordeelt;
- zich laat behandelen bij forensische polikliniek [naam 3] of een soortgelijke
zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele
proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde zal zich
houden aan de huisregels en de aanwijzingen die hem in het kader van die
behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, ook
als dit inhoudt inname van (mede) libidoremmende medicatie;
- als sprake is van risicovolle situaties en een kortdurende klinische opname door de
reclassering is geïndiceerd (crisisbehandeling en stabilisatie), zich laat opnemen in
een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is
voor plaatsing. Deze kortdurende klinische behandeling duurt maximaal zeven
weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- op geen enkele wijze actief contact zoekt met minderjarigen jonger dan 15 jaar en
dat hij deze contacten zoveel mogelijk vermijdt. Als contacten onvermijdelijk zijn,
zorgt betrokkene dat volwassenen hierbij aanwezig zijn;
- zich op welke wijze dan ook onthoudt van
* het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
* gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch
materiaal kan worden verkregen. Veroordeelde bespreekt tijdens de gesprekken
met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen. Veroordeelde zal
meewerken aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede
lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 bepaalt dat de bijzondere voorwaarden
dadelijk uitvoerbaar zijn;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstrafgedurende
240 (tweehonderd en veertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderd en twintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.A.M. Janssen (voorzitter), mr. J.M.J.M. Doon en mr. C.J.M. van Apeldoorn, rechters, in tegenwoordigheid van E.T. Vriezekolk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 juni 2019.
Mr. van Apeldoorn is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant van de politie Oost Nederland, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018050392, gesloten op 2 augustus 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.