ECLI:NL:RBGEL:2019:2399

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 mei 2019
Publicatiedatum
31 mei 2019
Zaaknummer
NL17.10841
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake overeenkomst tot ontwerpen en bouwen van een huis met betrekking tot vergoeding van kosten aan de architect

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een geschil tussen twee eisers, gezamenlijk aangeduid als [gezamenlijke eisers], en een verweerster, aangeduid als [verweerster genaamd]. De zaak draait om een overeenkomst tot het ontwerpen en bouwen van een huis, waarbij de opdrachtgever de overeenkomst in de ontwerpfase heeft opgezegd. De eisers vorderen een vergoeding voor de door hen gemaakte kosten aan de architect, [verweerster genaamd]. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen, waaronder een tussenvonnis van 14 september 2018, vastgesteld dat er behoefte is aan deskundigenoordeel over de vraag hoeveel de eisers aan de architect verschuldigd zijn en welk honorarium redelijk is voor de verrichte werkzaamheden.

De rechtbank heeft besloten een deskundige te benoemen, de heer R.P. Moritz, om te onderzoeken welke resultaten [verweerster genaamd] in de ontwerpfase heeft bereikt en welk honorarium daarvoor in redelijkheid verschuldigd is. De rechtbank heeft de kosten van de deskundige vastgesteld op € 1.890,00, welke door de eisers als voorschot moeten worden gedeponeerd. De rechtbank heeft ook de verplichtingen van de partijen ten aanzien van de medewerking aan het deskundigenonderzoek uiteengezet.

De rechtbank heeft de zaak naar de rolzitting verwezen voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [gezamenlijke eisers]. Het vonnis is uitgesproken op 21 mei 2019 door mr. J.R. Veerman.

Uitspraak

vonnis

_________________________________________________________________ _

RECHTBANK GELDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer: NL17.10841
Vonnis van 21 mei 2019
in de zaak van

1.[naam eiser 1] ,2. [naam eiser 2] ,beiden wonende te [woonplaats eisers]eisers van de vordering,verweerders op de tegenvordering,hierna samen te noemen: [gezamenlijke eisers] ,advocaat mr. A. Visser te Wierden,

tegen
[naam verweerster],
wonende te [woonplaats verweerster] ,
verweerster op de vordering,
eiseres van de tegenvordering,
hierna te noemen: [verweerster genaamd] ,
advocaat mr. F.B.M. van Aanhold te Zutphen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 december 2018,
- de akte van [verweerster genaamd] van 18 januari 2019.
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.
1.3.
[verweerster genaamd] heeft in haar akte van 18 januari 2019 bezwaar gemaakt tegen de weergave van de procedure in het tussenvonnis van 21 december 2018 omdat de partijen na de akte houdende bezwaar van 15 oktober 2018 nog door middel van berichten van 17 oktober 2018 hebben gediscussieerd over de toelaatbaarheid van de akte van [verweerster genaamd] van 12 oktober 2018 en van daartegen bij akte gemaakte bezwaar. De griffier heeft op 19 oktober 2018 aan de partijen bericht dat de zaaksrechter over de toelaatbaarheid van de akten zal oordelen. De zaaksrechter ziet geen aanleiding enige akte te weigeren en evenmin om de berichten waarin de partijen daarover discussiëren, naast het algemene opgenomen bezwaar van [gezamenlijke eisers] tegen de akte, op te nemen in het procesverloop.
2. De verdere beoordeling van de vordering
2.1.
In het tussenvonnis van 14 september 2018 heeft de rechtbank onder 3.11 als volgt overwogen:
Om te kunnen beoordelen hoeveel [gezamenlijke eisers] aan [verweerster genaamd] verschuldigd is, en hoeveel [verweerster genaamd] dus aan hem moet terugbetalen, heeft de rechtbank behoefte aan voorlichting door een deskundige. De rechtbank zal aan de deskundige vragen welke resultaten [gezamenlijke eisers] [kennelijke verschrijving voor: [verweerster genaamd] ; rechtbank] in de ontwerpfase heeft bereikt en welk honorarium daarvoor in redelijkheid verschuldigd is op grond van het uitgangspunt dat [verweerster genaamd] het ontwerp (de fasen A tot en met F) voor een bedrag van € 46.800,00 heeft willen maken.
2.2.
In zijn akte van 12 oktober 2018 heeft [gezamenlijke eisers] onder 4 betoogd dat dit uitgangspunt niet juist is omdat onder het bedrag van € 46.800,00 ook architectenwerkzaamheden vielen die in fase G nog door [verweerster genaamd] zouden worden verricht indien het tot daadwerkelijke bouw zou komen, meer in het bijzonder het toezicht op de bouw. Hij heeft daartoe gewezen op productie 3 bij de procesinleiding (bijlage 1A artikel 8), in het bijzonder op de volgende passage (niet opgenomen in het tussenvonnis van 14 september 2018 onder 2.3):
Het honorarium beslaat alle werkzaamheden van reken- en tekenwerk, planning en bouwkostenbeheersing, aanbesteding en toezicht op onderaannemers die tijdens de uitvoering van de bouw zullen worden ingeschakeld conform de algemene voorwaarden DNR 2013 en de onderdelen van de taakbeschrijving.
2.3.
[verweerster genaamd] betoogt dat [gezamenlijke eisers] zorgt voor een opeenstapeling van misvattingen doordat hij de term ‘fase’ onjuist definieert, de overeengekomen werkzaamheden, producten en bouwfasen in strijd met de overeenkomst rubriceert in de volgorde van de letters A tot en met G en doordat hij stelt dat de bouwfase voorwaardelijk is overeengekomen, waarmee hij het karakter van de overeenkomst miskent. De standpunten van [gezamenlijke eisers] leiden volgens [verweerster genaamd] tot verwarring, waardoor de rechtbank bij haar beoordeling een onjuist uitgangspunt heeft gekozen met onjuiste beoordelingen tot gevolg. Een te benoemen deskundige zal dat volgens [verweerster genaamd] kunnen uitleggen.
2.4.
[verweerster genaamd] vecht hiermee in wezen het gehele oordeel aan dat de rechtbank heeft gegeven in het vonnis van 14 september 2018. De rechtbank ziet evenwel in hetgeen [verweerster genaamd] aanvoert geen aanleiding om van dat oordeel terug te komen of om iets toe te voegen aan de motivering daarvan, in het bijzonder onder 3.7, 3.8 en 3.16 in dat vonnis. Voor het stellen van vragen hieromtrent aan een te benoemen deskundige is dus evenmin aanleiding.
2.5.
In reactie op het beroep van [gezamenlijke eisers] op artikel 8 van bijlage 1A (zie onder 2.2) brengt [verweerster genaamd] naar voren dat dit artikel gaat over het betalingsschema van de voorbereiding en dat artikel 9, dat gaat over bouwkosten, laat zien dat toezichtkosten niet worden berekend. Zij doelt daarmee kennelijk op de eerste alinea van artikel 9 die luidt als volgt (niet volledig opgenomen in het tussenvonnis van 14 september 2018 onder 2.3):
[handelsnaam verweerster] zal na de ontwerpfase zorgdragen voor de uitvoering van het ontwerp. De toezichtskosten tijdens de uitvoering door onderaannemers wordt daarom niet afgerekend op basis van een vast bedrag van aanneemsom. Over werkzaamheden die door [handelsnaam verweerster] worden uitgevoerd, worden geen toezichtskosten berekend.
2.6.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. In artikel 8 van bijlage 1A staat met zoveel woorden dat het honorarium voor het ontwerp en bouwvoorbereidingswerk van € 46.800,00 (als opgenomen in artikel 7 van bijlage 1A) mede ziet op toezicht op onderaannemers die tijdens de uitvoering van de bouw zullen worden ingeschakeld. Artikel 9 doet daaraan niet af. De tweede zin als hierboven geciteerd geeft slechts een verklaring over de gekozen wijze van afrekening van de toezichtskosten tijdens de uitvoering door onderaannemers. De derde zin gaat niet over kosten van toezicht op onderaannemers die tijdens de uitvoering van de bouw zullen worden ingeschakeld, waarover artikel 8 een bepaling bevat, maar over kosten van toezicht op werkzaamheden die door [handelsnaam verweerster] zelf worden uitgevoerd.
2.7.
De conclusie is dat de rechtbank een deskundige zal benoemen en deze zal vragen welke resultaten [verweerster genaamd] in de ontwerpfase heeft bereikt en welk honorarium daarvoor in redelijkheid verschuldigd is op grond van het uitgangspunt dat [verweerster genaamd] voor het bedrag van € 46.800,00 het ontwerp heeft willen maken (de fasen A tot en met F) en het toezicht heeft willen uitoefenen op onderaannemers die tijdens de uitvoering van de bouw zullen worden ingeschakeld (fase G).
2.8.
[gezamenlijke eisers] heeft vier deskundigen voorgesteld onder wie de heer R.P. Moritz, werkzaam bij Moritz Bouwarbitrage te Zwolle. [verweerster genaamd] kan zich vinden in de benoeming van de heer Moritz als deskundige. De heer Moritz heeft de rechtbank desgevraagd bericht dat hij bereid en in staat is om op te treden als deskundige en dat hij vrijstaat ten opzichte van de partijen en hun advocaten. De rechtbank zal hem als deskundige benoemen.
2.9.
De heer Moritz schat de kosten voor zijn werkzaamheden op € 1.890,00 inclusief btw. Het voorschot op de kosten van de deskundige ter hoogte van dit bedrag zal door [gezamenlijke eisers] als eisende partij onder de rechtbank moeten worden gedeponeerd (artikel 195 Rv).
2.10.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.11.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

3.De beslissing

De rechtbank
op de vordering
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
a. a) welke resultaten heeft [verweerster genaamd] in de ontwerpfase bereikt?
b) welk honorarium is [gezamenlijke eisers] daarvoor in redelijkheid verschuldigd, gegeven het uitgangspunt dat [verweerster genaamd] voor het bedrag van € 46.800,00 het ontwerp heeft willen maken (de fasen A tot en met F) en het toezicht heeft willen uitoefenen op onderaannemers die tijdens de uitvoering van de bouw zullen worden ingeschakeld (fase G)?
3.2.
benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:
de heer R.P. Moritz
werkzaam bij Moritz Bouwarbitrage
Herfterlaan 65
8026 RD Zwolle
postbus 19
8000 AA Zwolle
telefoon 038 – 4228244 / 06-51356644
3.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
3.4.
bepaalt dat [gezamenlijke eisers] binnen twee weken na datum van dit vonnis (kopieën van) de overige processtukken aan de rechtbank Gelderland, Team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Arnhem, civiele roladministratie, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem zal doen toekomen,
3.5.
bepaalt dat [gezamenlijke eisers] binnen twee weken na datum van dit vonnis als voorschot op de kosten inclusief omzetbelasting van de deskundige € 1.890,00 ter griffie van deze rechtbank dient te deponeren door voldoening van de nota die het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal toesturen,
3.6.
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van dit voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige binnen twee weken nadat hij bericht heeft gekregen dat het voorschot is gedeponeerd met de partijen een afspraak moet hebben gemaakt voor een datum en tijdstip waarop het onderzoek zal plaatsvinden en die datum aan de rechtbank moet hebben doorgegeven, tenzij een dergelijke afspraak vanwege de aard van het onderzoek naar het oordeel van de deskundige niet nodig is,
3.8.
bepaalt dat indien een partij of de deskundige de aldus afgesproken datum voor het onderzoek wil wijzigen, die partij of de deskundige daartoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek moet doen aan de griffie van de rechtbank, met afschrift aan de andere betrokkenen,
3.9.
bepaalt dat de deskundige zich met vragen over het onderzoek kan wenden tot de rechter mr. J.R. Veerman,
3.10.
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht moet doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
3.11.
bepaalt dat de deskundige een schriftelijk en ondertekend conceptrapport zal inleveren ter griffie van deze rechtbank voor 18 juni 2019, waarna schriftelijk nadere instructies van de rechtbank zullen volgen over de indiening van het definitieve rapport en de declaratie van de deskundige,
3.12.
verwijst de zaak naar de rolzitting van vier weken na de datum waarop het definitieve rapport ter griffie is ingeleverd voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [gezamenlijke eisers] ,
3.13.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2019.