ECLI:NL:RBGEL:2019:2389

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 mei 2019
Publicatiedatum
31 mei 2019
Zaaknummer
05/840786-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar in zorginstelling

Op 31 mei 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 21 september 2018 opzettelijk brand heeft gesticht in een kamer van een zorginstelling in Eefde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die lijdt aan een verstandelijke beperking en andere geestelijke stoornissen, wettig en overtuigend schuldig was aan brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen. De verdachte had een brandende sigaret in aanraking gebracht met een deken, waardoor brand ontstond en rook zich verspreidde over de afdeling. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte zich niet bewust was van de gevolgen van zijn handelen en dat er een hoog recidiverisico was. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, met aftrek van voorarrest, en daarnaast werd de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden opgelegd. De rechtbank achtte het noodzakelijk dat de verdachte behandeld zou worden in een forensisch psychiatrische instelling om het recidiverisico te beperken. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840786-18
Datum uitspraak : 31 mei 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [woonplaats]
thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum van de PI Zwolle te Zwolle
raadsvrouw: mr. M.J.R. Roethof, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 5 december 2018, 27 februari 2019 en 17 mei 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 september 2018 te Eefde, althans in de gemeente Lochem, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een kamer ( [kamernummer] ) van een gebouw/pand aan de [adres 2] en/of [adres 1] ) door een brandende sigaret, althans open vuur, in aanraking te brengen met een deken, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan die deken en/of muren/wanden/vloer van die kamer ( [kamernummer] ) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan en/of waarbij een behoorlijke rookontwikkeling is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor
- zich in die kamer ( [kamernummer] ) en/of dat gebouw/pand (aan de [adres 2] en/of [adres 1] ) bevindende kamers en/of goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in dat gebouw/pand (aan de [adres 2] en/of [adres 1] ) bevindende pers(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Verdachte verblijft in het kader van een aan hem opgelegde ISD-maatregel bij [instelling] aan de [adres 3] in Eefde, een afdeling voor cliënten met een verstandelijke beperking. [2] Verdachte woont op kamer [kamernummer] . [3] De kamer bevindt zich op de begane grond. Boven en naast verdachte zijn meerdere personen woonachtig. [4] Op 21 september 2018 is op verdachtes kamer brand ontstaan. [5] Tijdens de brand verspreidde zich rookwolken over de rest van de afdeling. De brand is door een medewerker van de afdeling geblust. De afdeling is door medewerkers ontruimd. Bij de ingang van de kamer lag vermoedelijk een deken zwart geblakerd op de grond. Ook de wand waar de brand had gewoed, was zwart geblakerd door de brand. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke brandstichting waarbij gevaar voor goederen en levensgevaar te duchten is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat het dossier onvoldoende bewijs biedt voor de bestanddelen gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen en zij verzoekt de rechtbank verdachte vrij te spreken van dit deel van de tenlastelegging. Niet wordt betwist dat er sprake was van open vuur houden bij een deken.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [naam] , begeleider op [instelling] , heeft verklaard dat zij na de lunch verdachte naar zijn kamer had gestuurd omdat zij had gezien dat zijn stemming was omgeslagen. Na ongeveer 5 minuten kwam verdachte zijn kamer af en had een grijns op zijn gezicht. Verdachte zei niets tegen haar. Vlak daarna ging het brandalarm af. In de kamer van verdachte zag zij vlammen en rook. [7]
Getuige-deskundige [getuige] , bevelvoerder van de brandweer, heeft verklaard dat wanneer het brandalarm niet was geactiveerd dit zeker gevaar voor personen en goederen had opgeleverd. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij boos was omdat hij na de ISD-maatregel drie jaar beschermd moest gaan wonen. Ook was hij boos omdat zijn laptop en telefoon waren afgepakt. [9] Hij is naar zijn kamer gegaan en heeft een handdoek en/of een jas aangestoken. Toen het begon te smeulen, is hij de kamer uitgelopen. Hij handelde uit frustratie. [10]
Verdachte heeft voorts verklaard dat iedereen aan het lunchen was tijdens de brand en dat niemand op zijn of haar kamer was. De rechtbank overweegt dat uit de verklaring van [naam] volgt dat zij verdachte pas na de lunch naar zijn kamer heeft gestuurd. De kamer van verdachte is gelegen op de begane grond aan een gang met nog vijf andere woningen. Boven deze gang bevindt zich nog een woonlaag met meerdere kamers. Verdachte heeft niet gecontroleerd of de kamers naast hem én op de bovenverdieping leeg waren. Het aangestoken vuur had zich naar de naburige kamers kunnen uitbreiden. [naam] was op de afdeling aanwezig toen zij verdachte van zijn kamer zag afkomen. Verdachte stelde haar niet op de hoogte van de door hem gestichte brand. De door de brand ontstane rook heeft zich verspreid over de afdeling. De afdeling is vanwege de brand ontruimd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er bewoners in hun kamers hadden kunnen zijn en dat in elk geval vast staat dat de begeleiding op de afdeling rond liep. Het is een feit van algemene bekendheid dat mensen kunnen stikken bij de inademing van rook. Door de optrekkende rook en de inwerking van het vuur was levensgevaar voor personen te duchten.
De rechtbank acht, gelet op de hiervoor vermelde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat door het in brand steken van de deken/handdoek gemeen gevaar goederen en voor personen te duchten is geweest.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks21 september 2018 te Eefde,
althans in de gemeente Lochem,opzettelijk brand heeft gesticht in
/aan eenkamer
([kamernummer]
)van een gebouw
/pandaan de [adres 2]
en/of [adres 1]) door
een brandende sigaret, althansopen vuur, in aanraking te brengen met een deken
, althans met een brandbare stoften gevolge waarvan die deken en
/of muren/wand
en/vloervan die kamer ( [kamernummer] ) geheel of gedeeltelijk
is/zijn verbrand
, in elk geval brand is ontstaanen
/ofwaarbij een behoorlijke rookontwikkeling is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor
- zich in die kamer ( [kamernummer] ) en
/ofdat gebouw
/pand(aan de [adres 2]
en/of [adres 1]) bevindende kamers en
/ofgoederen
, in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en
/of
- levensgevaar
en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letselvoor de zich in dat gebouw
/pand(aan de [adres 2]
en/of [adres 1]) bevindende pers
(o
)n
(en
), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 25 februari 2019, opgesteld door GZ-psycholoog drs. G.J.W. Pol.
Dit rapport houdt onder meer als conclusie in dat betrokkene lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een verstandelijke beperking. Daarnaast is betrokkene lijdende aan ziekelijke stoornissen van de geestvermogens in de zin van een stoornis in het gebruik van cannabis (in remissie), een stoornis in het gebruik van alcohol (in remissie) en een stoornis in het gebruik van een hypnoticum of een anxiolyticum.
Volgens rapporteur kan worden gesproken van een duidelijk verband tussen het plegen van het ten laste gelegde feit (indien bewezen geacht) en de bij betrokkene bestaande stoornis.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van een psychiatrisch rapport d.d. 26 februari 2019, opgesteld door psychiater dr. T.W.D.P. van Os. Dit rapport houdt onder meer in dat bij betrokkene sprake is van een neurocognitieve stoornis met een niet geheel duidelijke etiologie maar die waarschijnlijk gebaseerd is op de problemen van ziekte (malaria) en uitdroging (cholera) met een noodzaak tot reanimatie en mogelijk op de val van de trap op tweejarige leeftijd, die lange tijd werd verzwegen. Deze stoornis heeft geleid tot een verstandelijke ontwikkelingsstoornis en problemen in het sociaal verkeer en een gebrekkige coping zoals verslavingsgedrag om onrust te dempen gepaard met een beperkte impulscontrole. Mogelijk is er sprake van PTSS, gezien zijn nachtmerries en zijn terugkerende neiging om zijn onrust te willen dempen. Daarnaast is er sprake van een stoornis in gebruik van cannabis en van benzodiazepinen en was er sprake van onthoudingsverschijnselen in verband met afbouw van benzodiazepinen en gebrek aan cannabis.
Er is volgens rapporteur sprake van een gelijktijdigheidsverband tussen de stoornissen en brandstichting. Gezien het chronische karakter van de stoornissen is het waarschijnlijk dat deze ook aanwezig waren ten tijde hetgeen betrokkene ten laste wordt gelegd. De stoornissen werken door in de hem ten laste gelegde brandstichting. Rapporteur acht het niet waarschijnlijk dat de medicatie afbouw doorslaggevend was in het op onvrede gebaseerde tenlastegelegde.
De psycholoog en de psychiater adviseren om betrokkene het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank verenigt zich met voormelde conclusies van de psychiater en de psycholoog en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot terbeschikkingstelling met voorwaarden, zoals geadviseerd door reclassering Tactus in haar rapport van 7 mei 2019, en daarnaast een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie vordert tevens dat de rechtbank zal bepalen dat de terbeschikkingstelling een termijn van 4 jaren te boven mag gaan nu het hier een misdrijf betreft dat gericht is of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer anderen en dat voornoemde terbeschikkingstelling met voorwaarden uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden. Volgens de verdediging vereist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen niet het opleggen van de tbs-maatregel. De verdediging heeft gesteld dat aan verdachte ten onrechte in het ISD-traject een hoge dosis diazepam is toegediend over een zeer lange periode. De verdediging heeft hierbij verwezen naar een verslag van psycholoog mw. E. Leusink van 13 mei 2019. Volgens de verdediging valt niet uit te sluiten dat het tenlastegelegde een gevolg is geweest van een te snelle afbouw van de medicatie vlak voor het tenlastegelegde. De verdediging is van mening dat het medicatiegebruik wel degelijk het gemoed en het handelen van verdachte heeft beïnvloed.
De verdediging heeft daarnaast gesteld dat een tbs met voorwaarden mogelijk niet de 1-op-1 begeleiding oplevert die verdachte nodig heeft. De vader van verdachte heeft aangegeven verdachte op te willen vangen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 28 maart 2019;
- een trajectconsult van het NIFP, gedateerd 12 oktober 2018;
- een reclasseringsadvies van reclassering Tactus, gedateerd 22 februari 2019;
- een reclasseringsadvies van reclassering Tactus, gedateerd 7 mei 2019;
- een Pro Justitia rapportage, opgesteld door drs. G.J.W. Pol, GZ-psycholoog BIG, gedateerd 25 februari 2019;
- een Pro Justitia rapportage, opgesteld door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psycho-analyticus, gedateerd 26 februari 2019;
- een psychologisch verslag, opgesteld door drs. E. Leusink, ontwikkelingspsycholoog, GZ-psycholoog, Registerpsycholoog NIP.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting bij een zorginstelling voor verstandelijk beperkten. De rechtbank overweegt dat het bewezen verklaarde feit een ernstig feit betreft dat op zich een gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigt. Door te handelen zoals verdachte heeft gedaan, had hij er ernstig rekening mee moeten houden dat hij hierbij anderen in gevaar bracht. Er kon niet alleen grote schade worden toegebracht aan de kamers van de bewoners, ook is er levensgevaar voor de op de woongroep aanwezige medewerkers en andere bewoners geweest.
Bij het bepalen van de strafmaat zal de rechtbank ook rekening houden met de omstandigheden en achtergronden van de verdachte zoals omschreven in het reclasseringsadviezen van Tactus van 22 februari 2019 en 7 mei 2019, alsook in het psychologisch rapport van 25 februari 2019 en het psychiatrisch rapport van 26 februari 2019.
De reclassering en de gedragsdeskundigen hebben in hun afzonderlijke rapportages geadviseerd aan verdachte de maatregel tbs met voorwaarden op te leggen.
Voormeld rapport van de GZ-psycholoog drs. G.J.W. Pol houdt – zakelijk weergegeven – onder meer ook nog het volgende in.
De kans op herhaling van agressief gedrag wordt op grond van de HKT-R ingeschat als hoog. Ook op klinische basis wordt het recidiverisico ingeschat als hoog, met name ook omdat het verdachte ontbreekt aan zelfreflecterend vermogen en in het verlengde daarvan ook aan gevoelens van spijt. Om het recidiverisico zo klein mogelijk te maken, is het van belang dat verdachte een langer durende behandeling ondergaat, waarin - uiteraard rekening houdend met zijn verstandelijke beperking - aandacht besteed wordt aan het adequaat leren omgaan met c.q. beheersen van negatieve gedachten/gevoelens en agressieve impulsen, alsmede aan psycho-educatie en sociale en communicatieve vaardigheden. Vanzelfsprekend zal de behandeling zich tevens dienen te richten op verdachtes (hang naar) middelengebruik.
De desbetreffende setting behoeft, gezien de ernst en complexiteit van de stoornis, niet alleen een hoog zorgniveau, maar, gezien de kans op risicovol gedrag van verdachte, ook een voldoende hoog niveau van beveiliging. Rapporteur adviseert daarom een klinische behandeling in een forensisch-psychiatrische instelling.
Een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden (bij een deels voorwaardelijke straf) lijkt - aangezien verdachte bij gebrek aan zelfreflecterend vermogen onvoldoende intrinsiek gemotiveerd is - niet haalbaar. Daar een langer durende klinische behandeling binnen een stevig gestructureerd kader vanuit gedragsdeskundig oogpunt noodzakelijk wordt beschouwd om het recidive-risico tot aanvaardbare proporties terug te brengen, wordt geadviseerd aan verdachte de maatregel TBS met voorwaarden op te leggen. Ofschoon verdachte niet intrinsiek is gemotiveerd, is hij in dat geval wel sterk extrinsiek gemotiveerd. De indruk bestaat dat de dreiging van een mogelijke omzetting in een TBS met dwangverpleging van overheidswege voor hem een goede stok achter de deur zou kunnen zijn, dat deze dreiging ervoor zou kunnen zorgen dat hij voldoende draagkracht kan vinden zich aan de voorwaarden te houden.
Voormeld rappoort van de psychiater dr. T.W.D.P. van Os houdt – zakelijk weergegeven – onder meer ook nog het volgende in.
Er is sprake van een hoog risico op een recidive in algemene zin. Verdachte heeft onvoldoende inzicht in oorzaak en gevolgen en reikwijdte van zijn handelen en onvoldoende controle over zijn impulsen. Hij wordt te weinig afgeremd vanwege zijn gebrek aan mentaliserend vermogen (wat betekent mijn gedrag voor een ander) en zijn onrijpe geweten (wat kan ik maken, wat is aanvaardbaar, waar ligt de grens).
Specifiek ten aanzien van een verhoogd gevaar voor recidive van brandstichting kan rapporteur geen inschatting maken. Hieraan ligt ten grondslag dat verdachte nooit eerder brand heeft gesticht en dat hij zelf niet weet waarom hij tot deze uitingsvorm kwam. Verdachte had doorgaans andere mogelijkheden om zijn frustraties te uiten zoals negatieve opmerkingen maken naar anderen en pesten. De brandstichting is gebaseerd op zowel expressief/ impulsief gedrag (boos, gefrustreerd) als ook instrumenteel gedrag (ik ga ze dwingen). Verdachte is onvoldoende in staat om zijn leven te leiden waarin hij zelfstandig de juiste keuzes maakt. Hij is erg afhankelijk van de omgeving maar heeft die afhankelijkheid onvoldoende in beeld. Verdachte overschat zijn mogelijkheden en komt daardoor in conflict met de personen van wie hij afhankelijk is.
Zonder behandeling blijven de risicofactoren die van belang zijn in het hem ten laste gelegde feit, indien bewezen, onveranderd. Een behandeling en begeleiding is noodzakelijk om de kans op herhaling zoals het hem tenlastegelegde binnen aanvaardbare grenzen te krijgen. In het verleden is gebleken dat verdachte terugkerend voorwaarden heeft overtreden. Er wordt daarom geadviseerd aan verdachte een klinische behandeling op te leggen in het kader van een tbs maatregel, om te voorkomen dat verdachte zich kan onttrekken aan de behandeling. Met deze forse maatregel lukt het hem mogelijk wel om zich aan voorwaarden te houden en een behandeling gericht op zijn verslavingen (benzodiazepinen en cannabis) aan te pakken en ook werk te maken van de post traumatische stress stoornis.
Naar aanleiding van de conclusies en de adviezen van de gedragsdeskundigen heeft de reclassering voorwaarden geformuleerd. Uit het reclasseringsadvies van 7 mei 2019 blijkt dat een forensische klinische behandeling, gevolgd door een zeer gefaseerd en langdurig resocialisatietraject geïndiceerd is om in te spelen om het hoge recidiverisico. De reclassering ziet – net als de psychiater en de psycholoog – geen mogelijkheden om het beschreven traject te laten plaatsvinden in het kader van een voorwaardelijke veroordeling met bijzondere voorwaarden. Het risico, dat betrokkene zich niet langdurig aan de voorwaarden conformeert, zijn gevangenisstraf uitzit en vervolgens onbehandeld terugkeert in de maatschappij, is namelijk hoog te noemen. Ook voortzetting van de ISD-maatregel acht de reclassering niet wenselijk nu gebleken is dat betrokkene – ondanks herhaaldelijke waarschuwingen – afspraken blijft overtreden. De reclassering heeft geadviseerd aan betrokkene in het kader van de terbeschikkingstelling -kort gezegd- de navolgende voorwaarden op te leggen:
• geen strafbaar feit plegen;
• meewerken aan reclasseringstoezicht;
• meewerken aan time-out;
• niet naar het buitenland;
• opname in een zorginstelling bij FPK De Beuken, onderdeel van Trajectum (start met overbruggingszorg);
• ambulante behandeling;
• begeleid of beschermd wonen;
• drugsverbod;
• alcoholverbod;
• meewerken aan bewindvoering en schuldhulpverlening;
• dagbesteding.
Verdachte heeft zich bereid verklaard tot medewerking aan de genoemde voorwaarden.
De rechtbank is met de gedragsdeskundigen en de reclassering van oordeel dat een klinische behandeling noodzakelijk is om het recidiverisico te beperken. De rechtbank heeft een behandeling in het kader van een voorwaardelijk strafdeel overwogen. Zij is echter van oordeel dat dit niet afdoende is. Daarbij speelt een rol dat verdachte het feit heeft gepleegd ten tijde van de tenuitvoerlegging van de ISD maatregel. Deze forse maatregel, die al geruime tijd liep, heeft er dus niet toe geleid dat verdachte de goede weg heeft ingeslagen. Sterker nog, hij heeft een ernstig strafbaar feit gepleegd met grote risico’s voor anderen. Daarnaast is de kans dat verdachte de bijzondere voorwaarden zal overtreden aanzienlijk, zo blijkt uit de voorhanden zijnde stukken. Het gevolg zou dan zijn dat hij de gevangenisstraf zou moeten uitzitten. Het risico op recidive wanneer verdachte onbehandeld terugkomt in de maatschappij is naar het oordeel van de rechtbank te hoog. . De rechtbank vindt het belangrijk dat verdachte wordt behandeld. Het enige kader dat daadwerkelijk de zekerheid biedt dat verdachte wordt behandeld is dan ook de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. Het bewezenverklaarde feit is een misdrijf dat behoort tot een van de misdrijven genoemd in artikel 37a, eerste lid onder 1 van het Wetboek van Strafrecht, waarvoor de maatregel van terbeschikkingstelling mogelijk is. Nu is voldaan aan alle wettelijke voorwaarden daartoe en de rechtbank een klinische behandeling in een strak kader tezamen met andere voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte noodzakelijk acht zal aan verdachte de tbs-maatregel met voorwaarden worden opgelegd.
Er moet tevens ernstig rekening worden gehouden met het feit dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, indien hij niet behandeld wordt. De rechtbank zal om die reden de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren op grond van artikel 38 lid 7 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank overweegt hierbij dat de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden bedoeld is voor het geval dat door verdachte hoger beroep wordt ingesteld. De rechtbank realiseert zich dat de voorlopige hechtenis dan in beginsel voortduurt, aangezien de duur van de onvoorwaardelijke vrijheidsstraf de reeds ondergane voorlopige hechtenis met meer dan 60 dagen overschrijdt (artikel 72, vierde lid Wetboek van Strafvordering). Wanneer gedurende de voorlopige hechtenis om wat voor reden dan ook gedurende het hoger beroep wordt opgeheven, is het volgens de rechtbank hoogst onwenselijk dat verdachte onbehandeld op straat terecht komt, gelet op het blijvende hoge recidiverisico zonder behandeling.
Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf op van 12 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 37a, 38, 38a, 38b en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de volgende
voorwaarden betreffende het gedrag van de veroordeelde:
- betrokkene maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
- betrokkene werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
 betrokkene meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
 betrokkene laat en of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van betrokkene vast te stellen;
 betrokkene houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om betrokkene te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
 betrokkene helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
 betrokkene werkt mee aan huisbezoeken;
 betrokkene geeft de reclassering inzicht in de voortgang van en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
 betrokkene vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
 betrokkene werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht;
- betrokkene werkt mee aan een time-out in een forensisch psychiatrisch centrum (fpc) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
- betrokkene gaat niet naar het buitenland of naar de Nederlandse Antillen, zonder toestemming van het openbaar ministerie;
- betrokkene laat zich opnemen in forensisch psychiatrische kliniek De Beuken, onderdeel van Trajectum, of soortgelijke instelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Tot dat die plaatsing mogelijk is, laat betrokkene zich opnemen in een overbruggingsplek, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiesteling en plaatsing.
- betrokkene laat zich -na afloop van de klinische behandeling- behandelen door een forensische polikliniek, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- betrokkene verblijft -na afloop van de klinische behandeling- in een instelling voor beschermd of begeleid wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- betrokkene gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
- betrokkene gebruikt geen alcohol en werk mee aan controle op dit alcoholverbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen zijn urineonderzoek wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest);
- betrokkene werkt mee aan bewindvoering, het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen. Betrokkene geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- betrokkene conformeert zich aan de afspraken die worden gemaakt met de reclassering met betrekking tot zijn dagprogramma en dagbesteding;
 geeft reclassering Tactus opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
 stelt vast dat de totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling een periode van vier jaar te boven mag gaan;

bepaaltdat de
tenuitvoerleggingvan de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Keijzer (voorzitter), mr. C.N. Dijkstra en mr. M.P. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 mei 2019.
mr. C.N. Dijkstra en mr. M.P. Bos zijn buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018426937, gesloten op 23 september 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [naam] namens [instelling] , p. 3.
3.Proces-verbaal van aangifte door [naam] namens [instelling] , p. 4.
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 13.
5.Proces-verbaal van aangifte door [naam] namens [instelling] , p. 4.
6.Proces-verbaal van aangifte door [naam] namens [instelling] , p. 4; proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 13.
7.Proces-verbaal van aangifte door [naam] namens [instelling] , p. 4.
8.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 14.
9.Verklaringen verdachte ter terechtzitting d.d. 17 mei 2019.
10.Verklaringen verdachte ter terechtzitting d.d. 17 mei 2019.