ECLI:NL:RBGEL:2019:2388

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 mei 2019
Publicatiedatum
31 mei 2019
Zaaknummer
05/930092-05
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van tbs-maatregel naar tbs met dwangverpleging na schending van voorwaarden

Op 31 mei 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak van een 48-jarige man die onder voorwaarden ter beschikking was gesteld (tbs). De rechtbank heeft de tbs-maatregel omgezet naar tbs met dwangverpleging, omdat de man zijn voorwaarden heeft geschonden. Een van de voorwaarden was dat hij onder toezicht van de reclassering stond, maar hij was niet open over zijn financiële situatie en had grensoverschrijdend contact met zijn 12-jarige achternichtje. De rechtbank heeft de maatregel met twee jaar verlengd en bepaald dat de man in een kliniek moet worden opgenomen.

De procedure begon met een vonnis van de rechtbank Arnhem op 10 augustus 2005, waarin de man werd veroordeeld tot tbs met verpleging van overheidswege wegens ernstige seksuele delicten. De tbs-maatregel was voorwaardelijk beëindigd, maar de officier van justitie vorderde op 9 juli 2018 een verlenging van de maatregel. De rechtbank heeft de zaak meerdere keren behandeld, waarbij deskundigen en de reclassering zijn gehoord. De deskundigen gaven aan dat er sprake was van een hoog recidiverisico en dat de man niet voldoende openheid van zaken had gegeven aan de reclassering.

Tijdens de zitting op 17 mei 2019 werd de vordering tot hervatting van de dwangverpleging besproken. De officier van justitie en de deskundigen benadrukten het risico dat de man vormde voor de samenleving, vooral gezien zijn gedrag ten opzichte van zijn achternichtje. De rechtbank oordeelde dat de man zich niet voldoende controleerbaar had opgesteld en dat de veiligheid van anderen in het geding was. Daarom werd besloten tot hervatting van de verpleging van overheidswege en verlenging van de tbs-maatregel met twee jaar.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/930092-05
Datum uitspraak: 31 mei 2019
Beslissing van de meervoudige kamer op de vordering ingevolge artikel 509jvan het Wetboek van Strafvordering jo artikel 38k van het Wetboek van Strafrecht
in de zaak van

de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland

tegen

[betrokkene] ,

geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in HvB te Arnhem.
raadsvrouw: mr. A.L. Louwerse, advocaat te Haarlem.

Procedure

Betrokkene is bij vonnis van de rechtbank Arnhem van 10 augustus 2005 veroordeeld tot (onder meer) terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege ter zake van verkrachting meermalen gepleegd, met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd, en een poging tot misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht tot een minderjarige, wiens minderjarigheid betrokkene kent, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen van hem te dulden.
Deze maatregel is ingegaan op 14 augustus 2006. De maatregel is het laatst verlengd bij beslissing van de rechtbank Gelderland van 6 oktober 2017 en de dwangverpleging is voorwaardelijk beëindigd bij beslissing van deze rechtbank van 8 december 2017 onder de voorwaarden dat:
betrokkene zich niet schuldig zal maken aan het plegen van strafbare feiten;
betrokkene in een door hem te bepalen frequentie contact onderhoudt met de reclassering, dat hij zich daarbij zal houden aan de aanwijzingen, dat hij meewerkt aan huisbezoeken en dat hij zich begeleidbaar opstelt;
betrokkene woont op het adres [adres] in [woonplaats] en dat hij niet zonder toestemming van de reclassering zal verhuizen;
betrokkene meewerkt aan relatiegesprekken door De Waag, locatie Groningen, waarbij hij zich houdt aan de afspraken en aanwijzingen van de behandelaar;
betrokkene inzage geeft in zijn seksualiteitsbeleving. Op indicatie heeft hij een gesprek met een psychiater ter beoordeling van eventueel medicatiegebruik, zoals antidepressiva;
betrokkene meewerkt aan huisbezoeken door het transmuraal team van het FPC. Dit ter overbrugging naar een andere instantie die de huisbezoeken kan overnemen, bv. het forensisch factteam van de AfPN (Ambulante forensische Psychiatrie Noord Nederland), of soortgelijke instelling;
betrokkene toestemming heeft om in het weekend 2 eenheden alcohol te gebruiken. Op indicatie van de reclassering werkt hij mee aan urine-/bloedcontroles;
betrokkene inzage geeft in zijn financiën en dat hij indien geïndiceerd meewerkt aan beschermingsbewind;
betrokkene inzage geeft in zijn sociaal netwerk;
betrokkene toestemming geeft voor het onderling uitwisselen van informatie tussen trajectrelevante personen, onder wie zijn partner en/of instellingen;
betrokkene meewerkt, ook op eigen verzoek, aan een time-out opname in FPC Dr. S. van Mesdag indien hij mocht afglijden in een risicovolle situatie, indien de reclassering en of andere betrokkenen dat geïndiceerd achten.
Op 9 juli 2018 heeft de officier van justitie gevorderd dat de maatregel verlengd wordt met de duur van één jaar. Naar aanleiding van de zitting op 14 september 2018 heeft de rechtbank bij tussenbeslissing van 28 september 2018 het onderzoek heropend voor wat betreft de verlenging van de maatregel en geschorst tot een nader te bepalen zitting na 8 december 2018. Tevens zijn de voorwaarden gewijzigd in die zin dat deze per 28 september 2018 luiden dat:
1. betrokkene zich niet schuldig zal maken aan het plegen van strafbare feiten;
2. betrokkene meewerkt aan een reclasseringstoezicht waaronder huisbezoeken;
3. betrokkene medewerking verleent aan de vaststelling van zijn identiteit.
Op 21 december 2018 zou door de rechtbank de verlenging van de maatregel worden behandeld. De rechtbank heeft de behandeling hiervan op verzoek van de raadsvrouw
mr. A.L. Louwerse aangehouden voor onbepaalde tijd omdat zij zich als raadsvrouw had onttrokken. Daarnaast heeft de rechtbank de oproeping van de psychiater en reclasseringswerker bevolen voor de volgende zitting.
Bij vordering van 21 december 2018, bij de griffie van de rechtbank ingekomen op dezelfde datum, heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank de hervatting van de verpleging van overheidswege zal bevelen.
Bij beschikking van 24 december 2018 heeft de rechter-commissaris de voorlopige hervatting van de verpleging bevolen.
Bij tussenbeslissing van 25 januari 2019 is naar aanleiding van de zitting op 11 januari 2019 over de vordering van de hervatting van de dwangverpleging het onderzoek heropend teneinde de vordering tot hervatting van de dwangverpleging en de vordering tot verlenging gelijktijdig op een nader te bepalen zitting te kunnen behandelen. De beslissing ten aanzien van de hervatting van de dwangverpleging is, na heropening daartoe, aangehouden voor de duur van maximaal drie maanden. De rechtbank heeft daarnaast de officier van justitie opdracht gegeven om de deskundige van het NIFP, de heer I. Maksimovic, psychiater, advies te vragen betreffende de hervatting van de dwangverpleging, waarna de reclassering aanvullend moet rapporteren.
Bij de rechtbank is vervolgens zijn bericht van 14 februari 2019 binnengekomen dat rapporteur I. Maksimovic, psychiater, de opdracht tot het opmaken van een psychiatrische rapportage heeft geretourneerd. Gelet op de ontwikkelingen in de zaak na het uitbrengen van zijn laatste rapport, acht de rapporteur het zuiver dat een onderzoek wordt gedaan door deskundigen die niet eerder bij de zaak betrokken zijn geweest. Rapporteur adviseert daarnaast dat een dubbelrapportage wordt opgemaakt. Het Openbaar Ministerie heeft in dat kader een dubbelrapportage en aanvullend reclasseringsadvies aangevraagd. De rechtbank heeft op 15 maart 2019 het onderzoek op basis van het voorgaande geschorst tot de behandeling van de zaak op 17 mei 2019.

Het onderzoek ter terechtzitting

Tijdens de openbare zitting van 17 mei 2019 zijn gehoord:
  • betrokkene;
  • de raadsvrouw mr. A.L. Louwerse;
  • de deskundige, H.F.A. Fontijn, reclasseringswerker;
  • de deskundige, B. van Giessen, klinisch psycholoog;
  • de deskundige, L.H.W.M. Kaiser, psychiater; en
  • de officier van justitie, mr. A.C.J. Nettenbreijers.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting de vordering tot hervatting van de dwangverpleging en de vordering tot verlenging van de tbs met twee jaar toegelicht en daarin volhard.
Meer in het bijzonder heeft de officier van justitie aangevoerd dat betrokkene niet heeft meegewerkt aan het toezicht door de reclassering. Betrokkene is niet open geweest over zijn financiën en over het contact met zijn 12-jarig achternichtje. In de WhatsApp-berichten zijn zaken te lezen als: het niet kunnen kussen, roosjes, hartjes, schatje etc. Betrokkene heeft hiermee predelict gedrag vertoond. Tegen betrokkene zal op basis van de ingediende aangifte en het onderzoek door de politie verder geen strafrechtelijke vervolging plaatsvinden. Het gedrag van betrokkene valt niet anders te typeren dan als grooming, hoewel dit in de strikt juridische zin niet aan de orde is.. Het hoge recidiverisico kan niet anders ingeperkt worden dan via de maatregel tbs met dwangverpleging. Aangezien betrokkene nog moet beginnen met het erkennen van zijn problemen, zal de maatregel met twee jaar verlengd moeten worden.

Het standpunt van betrokkene

De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering hervatting van de dwangverpleging af te wijzen, de voorwaardelijke beëindiging voort te zetten met wijziging en aanvulling van de voorwaarden en de maatregel met twee jaren te verlengen.
Zij verzoekt de voorwaarden die zijn vastgesteld bij beslissing van de rechtbank van 8 december 2017 te laten herleven. Daarbij dient voorwaarde 3 gewijzigd te worden in die zin dat betrokkene zal verblijven in een forensisch psychiatrische kliniek.
De voorwaarde met betrekking tot medicatie moet blijven staan.
Daarnaast moeten de volgende voorwaarden opgenomen worden:
  • Als de reclassering het nodig acht werkt betrokkene mee aan telefoon en computer toezicht;
  • Betrokkene bevindt zich niet alleen in een vertrek met een minderjarige;
  • Betrokkene is verplicht mee te werken aan een na-traject, zoals een FPA en daarop volgend begeleid wonen.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat hervatting van de dwangverpleging gezien moet worden als een ultimum remedium. Na de beslissing van de rechtbank van 28 september 2018 is betrokkenes achternichtje bij hem en zijn vrouw komen logeren. Op dat moment was alleen de voorwaarde van het reclasseringstoezicht van toepassing. De raadsvrouw is van mening dat betrokkene daaraan mee heeft gewerkt. Betrokkene is daarnaast ook open geweest over zijn financiën, hij heeft hierover veelvuldig met stichting Terwille gesproken. De specifieke voorwaarden met betrekking tot openheid over seksualiteit en financiën zijn bij beslissing van de rechtbank van 28 september 2018 komen te vervallen.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht, indien de dwangverpleging wordt hervat, de maatregel met niet meer dan een jaar te verlengen, zodat er een eerder toetsmoment plaatsvindt om de voortgang te bewaken. Daarbij heeft de raadsvrouw verzocht om de maatregel uit te voeren binnen een forensisch psychiatrische kliniek in plaats van een forensisch psychiatrisch centrum.

De beoordeling

Adviezen

De rechtbank heeft kennis genomen van de processtukken, waaronder het Pro Justitia rapport van L.H.W.M. Kaiser, psychiater, gedateerd 2 april 2019 en het Pro Justitia rapport van B. van Giessen, klinisch psycholoog, gedateerd 29 maart 2019. Voorts heeft zij kennisgenomen van het adviesrapport van de reclassering van 19 april 2019. In deze Pro Justitia rapportages en het adviesrapport van de reclassering wordt geadviseerd de voorwaardelijk beëindigde terbeschikkingstelling om te zetten naar terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
In bovengenoemd Pro Justitia rapport van L.H.W.M. Kaiser van 2 april 2019 staat – onder meer – het volgende:

(..)Er is sprake van een pedofiele stoornis van het niet exclusieve type, hebefilie. Deze parafiele stoornis moet nader onderzocht worden, indien mogelijk, met name de seksuele behoeftes en fantasieën van betrokkene aan de hand van een analyse van het laatste incident. Er is een borderline persoonlijkheidsstoornis waarbij hij antisociale trekken heeft.
(..)De kans op herhaling blijkt ook hoog te zijn binnen de tbs met voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging en zelfstandig wonen, daar hij binnen dat kader een predelictsituatie gecreëerd heeft en al grooming vertoonde naar een twaalf jarig meisje. (..)
Betrokkene heeft zich echter onvoldoende betrouwbaar en oncontroleerbaar opgesteld tijdens de huidige voorwaardelijke beëindiging. Hij gaf eerder al een incident in de voorafgaande klinische behandeling in 2013. Hij heeft daarna wel meegewerkt zelfs dusdanig dat door de externe rapporteur in 2017 gedacht werd aan beëindiging van de tbs. Ondanks dat volgde er een predelictsituatie, die hij zelf in stand gehouden heeft en verzwegen heeft naar de reclassering. Dat betekent dat er een hoog recidivegevaar is en onderzoeker adviseert om hem een tamelijk hoog beveiligingsniveau (3 tot 4) te bieden en hem vanwege de veiligheid van personen van overheidswege te verplegen.
Als er besloten wordt tot omzetting naar dwangverpleging, dan zou het wenselijk zijn dat hij in de kliniek spoedig weer verloven zou kunnen krijgen; hij heeft immers in de vorige resocialisatie op zich geen problemen gegeven tot aan het recente ‘incident’ en hij is niet gericht op willekeurige jonge personen maar wel op jongeren waar hij een band mee heeft. Daarmee is hij controleerbaar”.
Ter zitting heeft de deskundige haar advies toegelicht. Er is sprake van predelictgedrag bij betrokkene en betrokkene heeft aangegeven zijn behoefte aan knuffelen gezocht te hebben bij het 12-jarige meisje. Dit ligt in de lijn van het delictscenario. Problematisch is dat betrokkene niet inziet dat hij grensoverschrijdend naar dit meisje is geweest. Het gevaar wat ontstaan is door het meisje in huis te laten logeren en het niet transparant zijn, zijn zwaarwegende factoren. De deskundige blijft bij haar standpunt om de tbs met dwangverpleging te hervatten ook al hoort zij thans van de officier van justitie dat betrokkene niet verder strafrechtelijk vervolgd zal worden. Betrokkene onderkent niet zijn problematiek in relatie tot zijn indexdelict. Daarom kan niet worden volstaan met een behandeling in het kader van een voorwaardelijk traject. De deskundige adviseert de maatregel te verlengen met twee jaar omdat betrokkene zeker twee jaar nodig heeft. Verlenging met één jaar is wel een optie om te toetsen hoe het gesteld is met de voortgang in het traject.
In bovengenoemd Pro Justitia rapport van B. van Giessen van 29 maart 2019 staat – onder meer – het volgende:
“(..) bij betrokkene is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. Daarnaast is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een pedofiele stoornis en een stoornis in het gebruik van anxiolytica (in remissie).
Door psychiater Maksimovic werd het recidivegevaar als laag ingeschat. De kliniek (tot mei 2018) kwam tot een matig risico en ondergetekende (in 2017) kwam tot een matig-hoog risico. Nu is gebleken dat allen het recidiverisico hebben onderschat.
In de visie van ondergetekende is een hervatting van de dwangverpleging aangewezen, omdat behandeling van de risicofactoren noodzakelijk is om de kans op recidive te verminderen. Basis voor de behandeling is een analyse van de periode maart 2017 tot december 2018, op grond waarvan een behandelplan kan worden opgesteld en alsnog een resocialisatieplan kan worden opgesteld.
Geadviseerd wordt om de maatregel tbs met twee jaar te verlengen. Het is niet reëel om te veronderstellen dat de behandeling van de risicofactoren binnen een jaar afgerond kan zijn.
Ter zitting heeft de deskundige, in reactie op de mededeling van de officier van justitie dat er geen verdere vervolging van betrokkene zal plaatvinden in verband met de contacten met zijn nichtje, aangevoerd dat dit zijn advies niet anders maakt. Het gedrag van betrokkene is te kwalificeren als delictgerelateerd en dus zorgelijk. Of het gedrag ook strafbaar is, is een andere vraag. De deskundige blijft aldus bij zijn advies tot hervatting van de dwangverpleging. De deskundige heeft ter zitting benadrukt dat er bij betrokkene sprake is van onvermogen om hulp te vragen en dat betrokkene behoefte aan intimiteit heeft. Deze behoefte richt zich niet tot volwassen, maar tot kinderen. Hier vervalt betrokkene telkens in. De risico’s kunnen onvoldoende ingeperkt worden in een voorwaardelijk tbs-traject. Het advies is om betrokkene te plaatsen in een forensisch psychiatrisch centrum. Betrokkene is in staat gebleken om zaken achter te houden en dat kan beter in de gaten gehouden worden in een forensisch psychiatrisch centrum dan in een forensisch psychiatrische kliniek.
In bovengenoemd adviesrapport van de reclassering van 19 april 2019 staat – onder meer – het volgende:
“(..) Wij kunnen niet anders dan concluderen dat betrokkene bewust relevante zaken en informatie over zijn financiële situatie maar vooral de contacten met zijn achternichtje voor ons heeft achtergehouden. Terwijl hij in een vergevorderd stadium van zijn tbs-maatregel was en de logeerpartijen van zijn achternichtje prominent onderwerp van gesprek waren en door ons geproblematiseerd werden, onderhield hij grensoverschrijdend app-verkeer met haar.
Betrokkene had o.i. moeten en kunnen weten dat hij ons correct en tijdig had moeten informeren en betrekken bij bovengenoemde zaken (het logeren, de financiële problemen, de thuissituatie, zijn overige contacten met het achternichtje). (..)
Wij constateren dat een gebrek aan openheid welke noodzakelijk en fundamenteel is voor een voorwaardelijke beëindigingstraject. Hierdoor was betrokkene feitelijk onbegeleidbaar. Toegenomen risico’s konden door ons niet adequaat worden ingeschat en de benodigde interventies konden daardoor niet worden overwogen en worden ingezet.(..)
Wij zijn daarom de mening toegedaan dat er sprake is van een zodanige situatie dat een voortzetting van, de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, niet langer verantwoord is gebleken. Derhalve adviseren wij een hervatting van de dwangverpleging.
Gelet het verloop van het toezicht en het (predelict)gedrag van betrokkene en daaraan gekoppelde recidive-risico’s adviseren wij de maatregel te verlengen. Het is o.i. niet reëel om te verwachten dat betrokkene binnen een jaar zodanig van een (vervolg)behandeling heeft kunnen profiteren dat een beëindiging van de tbs-maatregel aan de orde zal kunnen zijn. Derhalve adviseren wij om de tbs-maatregel met twee jaar te verlengen.”
Ter zitting heeft de deskundige het volgende benadrukt. Betrokkene is niet alleen niet open geweest, maar hij heeft op enig moment ook besloten niet eerlijk te zijn. Betrokkene is gevraagd naar zijn financiën, waarop hij aangaf dat zijn financiën onder controle waren. Achteraf bleek de financiële situatie zorgelijker te zijn dan al bekend. Betrokkene heeft niet met de reclassering gedeeld dat hij contact onderhield met een 12-jarig meisje. Dit is erg zorgelijk. Nu betrokkene relevante zaken achterhoudt, is de reclassering niet in staat om het toezicht uit te voeren.

Overwegingen

Ten aanzien van het overtreden van de voorwaarden overweegt de rechtbank als volgt. Betrokkene is in het contact met zijn 12-jarige achternichtje grensoverschrijdend geweest. Het gedrag van betrokkene wordt door de deskundigen gezien als predelict gedrag en dat neemt de rechtbank over. Zijn schulden zijn aanzienlijk opgelopen. Hij erkent dat hij in die periode onder stress verkeerde. Hij heeft een en ander verzwegen voor de reclassering.
Dit betekent dat betrokkene de voorwaarde die aan de voorwaardelijke beëindiging was verbonden heeft overtreden, ook zoals deze luidde nadat de voorwaarden waren gewijzigd per 28 september 2018. Betrokkene kon en moest begrijpen dat zijn gedrag en de omstandigheden waarin hij verkeerde zozeer in het verlengde lagen van de feiten waarvoor hem tbs is opgelegd, dat hij deze met de reclassering had moeten bespreken. Door dat niet te doen, heeft de reclassering geen toezicht uit kunnen oefenen in relatie tot de risicofactoren van betrokkene.
Vervolgens ziet de rechtbank zich geplaatst voor de vraag welke consequenties moeten worden verbonden aan de overtreding. De officier van justitie heeft – in lijn met het advies van de deskundigen – verzocht om een hervatting van de dwangverpleging. Gezien de adviezen van de Pro Justitia rapporteurs overweegt de rechtbank dat er op dit moment sprake is van een hoog recidiverisico. Betrokkene had op basis van zijn signaleringsplan moeten weten dat hij zich in een risicosituatie bevond door de toegenomen stress inzake zijn financiën en het grensoverschrijdende contact met zijn 12-jarige achternichtje. Betrokkene ziet dit niet intrinsiek in. Het risico kan alleen, gelet op hetgeen zich ten tijde van de voorwaardelijke beëindiging heeft afgespeeld, worden ingeperkt met een tbs met dwangverpleging.
In het licht van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de overtreding door betrokkene van de aan hem opgelegde voorwaarde in dit geval moet leiden tot hervatting van de verpleging van overheidswege, omdat het belang van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dat eist. Juist in een situatie van voorwaardelijke beëindiging is het immers van belang dat er een goede samenwerking met de reclassering bestaat om het recidiverisico te kunnen indammen. Voormelde overtreding geeft aan dat betrokkene zich niet (voldoende) controleerbaar en begeleidbaar heeft opgesteld.
De Pro Justitia rapporteurs wijzen er naar het oordeel van de rechtbank terecht op dat betrokkene zelf niet intrinsiek in de gaten heeft gehad dat er sprake is geweest van predelict gedrag. Dit heeft gevolgen voor de behandeling van de risicofactoren en het risicomanagement. De rechtbank acht het daarom aannemelijk dat de verdere behandeling van betrokkene zeker twee jaar in beslag zal gaan nemen. Vandaar dat de rechtbank beslist de vordering tot verlenging van de tbs met de duur van twee jaar toe te wijzen.
De rechtbank is van oordeel dat het beveiligingsniveau niet door de rechtbank maar door de Divisie Individuele Zaken (onderdeel van DJI) vastgesteld moet worden. Deze Divisie Individuele Zaken voert de indicatiestelling uit voor de klinische zorg voor terbeschikkinggestelden met dwangverpleging. De rechtbank zal zich dus niet uitlaten over het beveiligingsniveau.

De beslissing

De rechtbank:
gelast de hervatting van de verpleging van overheidswegevan
[betrokkene];
verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene]met
2 (twee) jaar.
wijst afhet meer of anders verzochte.
Deze beslissing is gegeven door mr. W. Bruins, als voorzitter, mr. J.M. Hamaker en
mr. M.S. de Vries, als rechters in tegenwoordigheid van K.M. Rokette, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 mei 2019.
mr. M.S. de Vries en mr. W. Bruins zijn buiten staat om deze beslissing mede te ondertekenen.