ECLI:NL:RBGEL:2019:2372

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 april 2019
Publicatiedatum
29 mei 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 3968
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke geschillen over maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo 2015 door de gemeente Doetinchem

In deze uitspraak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 april 2019 geoordeeld over een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem. De zaak betreft de toekenning van maatwerkvoorzieningen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiser, die lijdt aan een Autisme Spectrum Stoornis (ASS) en andere gedragsstoornissen, had meerdere aanvragen ingediend voor maatwerkvoorzieningen, waaronder beschermd wonen en begeleiding. De rechtbank constateerde dat de gemeente niet het juiste stappenplan had gevolgd zoals uiteengezet door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in eerdere uitspraken. De rechtbank oordeelde dat de gemeente onvoldoende had aangetoond dat zij de volledige ondersteuningsbehoefte van eiser in kaart had gebracht en dat de toegekende maatwerkvoorzieningen niet adequaat waren gemotiveerd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de gemeente op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de juiste procedures en motiveringen in acht genomen moeten worden. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: 18/3968

uitspraak van de meervoudige kamer van 12 april 2019

in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.H.B. Averdijk),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchemte Doetinchem, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 juli 2016 (het primaire besluit I) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor de maatwerkvoorziening Beschermd Wonen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) afgewezen en een maatwerkvoorziening verleend voor Ondersteuning thuis – coachen voor 2 uur per week over de periode van 1 oktober 2016 tot 30 september 2017 in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb).
Bij besluit van 1 februari 2017 (het primaire besluit II) heeft verweerder aan eiser een maatwerkvoorziening verleend voor Wonen beschut ambulant over de periode van 1 maart 2017 tot en met 28 februari 2018 in de vorm van een pgb.
Bij besluit van 10 mei 2017 (het primaire besluit III) heeft verweerder, naast de al toegekende maatwerkvoorziening Wonen beschut ambulant, ook een maatwerkvoorziening verleend voor Begeleiding individueel – ontwikkelen en coachen bij, voor 4 uur per week over de periode van 1 maart 2017 tot en met 28 februari 2018 in de vorm van een pgb.
Bij besluit van 12 juni 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Verweerder heeft beslist dat aan eiser een maatwerkvoorziening wordt verleend voor Wonen Beschut Ambulant, voor Begeleiding individueel – ontwikkelen plus voor 2 uur per week en voor Begeleiding individueel – stabiliseren en helpen bij voor 2 uur per week over de periode van 24 juli 2018 tot en met 23 juli 2020 in de vorm van ondersteuning in natura.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2019. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens zijn aanwezig [directeur] van Autimaat B.V. (Autimaat), [coördiantor functioneel beheer] bij Autimaat en G.J. van Gelderen, psychiater bij Autimaat. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door T.I. Gerritsen en B.J. van Hees-Van der Klok en door [consulenten] .

Overwegingen

1. Eiser heeft een Autisme Spectrum Stoornis (ASS), een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit, gecombineerde type en een gedragsstoornis Niet Anders Omschreven (NAO). Hij heeft problemen op meerdere levensgebieden. Aan eiser is door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) over de periode van 20 augustus 2013 tot en met 19 augustus 2015 een indicatie afgegeven ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor beschermd wonen inclusief dagbesteding (GGZ 5C) in de vorm van een pgb. Met dit pgb betaalt eiser de begeleiding die hij ontvangt van Autimaat. Eiser heeft 24 uur bereikbaarheid van een professionele organisatie nodig. Hij woont in een accommodatie van Autimaat. Deze indicatie is verlengd tot en met 30 april 2016. Vanwege het aflopen van de indicatie heeft eiser opnieuw een aanvraag gedaan voor een maatwerkvoorziening voor beschermd wonen. Naar aanleiding hiervan heeft een gesprek plaatsgevonden op 13 november 2015 tussen, in ieder geval, eiser en de consulent van verweerder. Hierna is het primaire besluit genomen. Bij besluit van 20 september 2016 heeft verweerder dit primaire besluit opgeschort en heeft de eerdere indicatie voor beschermd wonen verlengd tot 6 weken nadat een beslissing op bezwaar wordt gegeven. Hierna is de besluitvorming gevolgd zoals weergegeven onder het procesverloop.
2. Verweerder is bij het bestreden besluit uitgegaan van de regelgeving uit 2018 en de Beleidsregels Beschermd Wonen gemeente Doetinchem 2018 (Beleidsregels). Volgens verweerder volgt uit het adviesrapport van psycholoog Arbeid en Organisatie van Argonaut Advies B.V. (Argonaut), M.W.B. Schuit, van 31 januari 2018, uit het gespreksverslag van 7 december 2016 en uit het begeleidingsplan van 7 oktober 2016 dat er bij eiser sprake is van complexe psychische problematiek waarbij eiser begeleiding nodig heeft op meerdere levensgebieden en dat de begeleiding die hij op dat moment ontvangt, goed blijkt te werken. Deze ondersteuning bestaat uit één keer per week een vast begeleidings- en behandelingsmoment en één keer per week ondersteuning bij zijn activiteiten. De begeleiding kan op verschillende niveaus van deskundigheid worden uitgevoerd. Daarom heeft verweerder de bij het bestreden besluit toegekende maatwerkvoorziening passend geacht voor eiser.
(On)zorgvuldige voorbereiding/(on)deugdelijke motivering
3.1.
Eiser stelt ten eerste dat verweerder onzorgvuldig onderzoek heeft verricht naar de problematiek van eiser. Eiser acht de rapportages van Argonaut onvolledig omdat die tot stand zijn gekomen zonder dat eiser (zijn vader en de begeleiding van Autimaat) de gelegenheid heeft gehad om op de vraagstelling van verweerder te reageren dan wel die vragen aan te vullen.
3.2.
De rechtbank stelt vast dat verweerder in eerste instantie aan arts P. Tiehatten van Argonaut verzocht heeft een medisch advies uit te brengen en daarbij drie vragen heeft gesteld. Deze vraagstelling is niet voorgelegd aan eiser maar eiser heeft daar, via Autimaat, wel op gereageerd. Nadat Tiehatten – die gereageerd heeft op de vraagstelling zoals door verweerder voorgelegd – in zijn rapport van 23 oktober 2017 heeft geadviseerd een psychodiagnostisch onderzoek te laten verrichten, heeft verweerder M.W.B. Schuit verzocht dit onderzoek te verrichten. Daarbij is een veel uitgebreidere vraagstelling geformuleerd waaronder de vraag die eiser met name gesteld wilde zien, namelijk of de benodigde ondersteuning uitsluitend kan worden geboden door (een) gespecialiseerde deskundige(n) en welke deskundigheid dit dan moet zijn en op welk niveau. Eiser heeft ook niet aangegeven het niet eens te zijn met deze vraagstelling. De rechtbank ziet ook geen onvolledigheden in de vraagstelling en heeft voor het overige ook geen aanleiding om aan te nemen dat de rapporten onzorgvuldig tot stand zijn gekomen en aan de conclusies getwijfeld moet worden. Bovendien is eiser in de gelegenheid gesteld om op de rapporten te reageren.
3.3.
De rechtbank overweegt verder dat in geschil is of het aantal toegekende uren begeleiding individueel allemaal ‘plus’-uren hadden moeten zijn (en of dit dan ‘stabiliseren plus’ in plaats van ‘ontwikkelen plus’ moet zijn) in plaats van ook ‘stabiliseren en helpen bij’-uren. Beoordeeld moet worden of de door verweerder toegekende maatwerkvoorzieningen een passende bijdrage leveren om de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie van eiser, dan wel om de problemen van eiser bij het zich handhaven in de samenleving, te compenseren.
3.4.
De rechtbank stelt voorop dat de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in de uitspraak van 21 maart 2018 [1] over de door het college van burgemeester en wethouders te volgen stappen in het kader van een te nemen besluit over maatschappelijke ondersteuning, het volgende heeft overwogen:

Uit artikel 3:2 van de Awb in samenhang met de artikelen 2.3.2 en 2.3.5 van de Wmo 2015 vloeit voort dat het college voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over maatschappelijke ondersteuning van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen. Dit brengt met zich dat wanneer bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning het college allereerst moet vaststellen wat de hulpvraag is. Vervolgens zal het college moeten vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving. Eerst wanneer die problemen voldoende concreet in kaart zijn gebracht, kan worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de ondersteuningsvrager, onderscheidenlijk het zich kunnen handhaven in de samenleving. Uit artikel 2.3.2, vierde lid, aanhef en onder b, c en f, van de Wmo 2015 in samenhang met het derde en vierde lid van artikel 2.3.5 vloeit voort dat het onderzoek er vervolgens op gericht moet zijn of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden. Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een maatwerkvoorziening te verlenen. Voor zover het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid vereist zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet kunnen ontbreken”.
3.5.
Uit de besluitvorming van verweerder en het daaraan ten grondslag gelegde adviesrapport van Schuit, het begeleidingsplan van 7 oktober 2016 en het gespreksverslag van 7 december 2016 kan de rechtbank niet afleiden dat verweerder het door de CRvB uiteengezette stappenplan heeft gevolgd. Verweerder heeft in de besluitvorming wel aangegeven op welke gebieden eiser nog ondersteuning nodig heeft en hoeveel contactmomenten eiser heeft met zijn begeleiding. Maar niet blijkt dat verweerder de omvang van de volledige ondersteuningsbehoefte van eiser in kaart heeft gebracht, nu een geconcretiseerd overzicht van zijn ondersteuningsbehoefte per afzonderlijke hulpvraag (in uren, intensiteit en frequentie) ontbreekt. Daarnaast blijkt onvoldoende hoe de ondersteuningsbehoefte van eiser is vertaald naar de geïndiceerde maatwerkvoorziening. Daarbij acht de rechtbank van belang dat vast staat dat de indicatie Wonen Beschut Ambulant ook zes uren individuele begeleiding per week omvat (gedingstuk B.17). Naast deze indicatie zijn nog twee ondersteuningsvormen toegekend voor individuele begeleiding. In de stukken staat dat de toegekende maatwerkvoorziening voldoende en passend is, omdat er ook een stuk begeleiding zit in de indicatie Wonen Beschut Ambulant. Tevens zijn de contactmomenten die eiser verder nog heeft in aanmerking genomen. Door de consulenten van verweerder is ter zitting aangegeven dat in de praktijk eerst bekeken wordt of volstaan kan worden met de basisuren begeleiding die zijn opgenomen in de indicatie Wonen Beschut Ambulant. Als hier niet mee kan worden volstaan, worden er ook nog ‘ontwikkelen en coachen bij’-uren of ‘stabiliseren en helpen bij’-uren toegekend. Vervolgens wordt gekeken of er complexe problemen zijn, zoals agressie, waarvoor dan ‘plus’-uren worden toegekend. De vertegenwoordigers van verweerder hebben ter zitting aangegeven dat verweerder bij de indicatiestelling uitgaat van de kennis en kunde van de consulenten. Naar het oordeel van de rechtbank mag van verweerder echter worden verwacht dat hij aan de hand van objectieve criteria inzichtelijk maakt hoe hij de benodigde ondersteuningsbehoefte heeft vertaald in de (omvang van de) geïndiceerde maatwerkvoorzieningen. Pas dan kan beoordeeld worden of de door verweerder geïndiceerde maatwerkvoorzieningen, ook qua omvang, een passende bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van eiser. Op dit moment is onduidelijk wat de aard en de inhoud is van de begeleidingsuren die besloten liggen in de indicatie Wonen Beschut Ambulant. Als gevolg daarvan is ook onduidelijk wat eiser daarnaast nog nodig heeft aan begeleiding, qua aard, inhoud en omvang. Verweerder heeft dit niet inzichtelijk gemaakt.
4. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het beroep van eiser gegrond is. Het bestreden besluit is niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
5. Gelet op het nog te verrichten onderzoek kan de rechtbank niet zelf in de zaak voorzien en zal zij verweerder opdragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Daarbij dient verweerder het in 3.4 weergegeven stappenplan te volgen en een geconcretiseerd overzicht te geven van de ondersteuningsbehoefte van eiser per afzonderlijke hulpvraag (in uren, intensiteit en frequentie). Daarna moet verweerder aan de hand van objectieve criteria inzichtelijk maken hoe het de benodigde ondersteuningsbehoefte vertaald heeft in de (omvang van de) te indiceren maatwerkvoorziening. Daarbij dient verweerder helder te maken wat de aard, inhoud en omvang is van de begeleiding die wordt geboden bij de indicatie Wonen Beschut Ambulant en in welke mate deze begeleiding al voorziet in de door eiser benodigde ondersteuningsbehoefte, wat er dan nog over blijft en welke ondersteuningsvorm daarin voorziet en in welke omvang en zwaarte.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512, - en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht groot € 46,- aan hem vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 1.024,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, voorzitter, mr. H.J. Klein Egelink en mr. C.W.C.A. Bruggeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 12 april 2019
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.