ECLI:NL:RBGEL:2019:2302

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 mei 2019
Publicatiedatum
24 mei 2019
Zaaknummer
05/840589-18 en 05/840852-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor diefstal (met geweld), mishandeling, vernieling en overtreding van een huisverbod

Op 24 mei 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, mishandeling, vernieling en overtreding van een huisverbod. De zaak betreft twee parketnummers: 05/840589-18 en 05/840852-18. De verdachte, geboren in 1998 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R.M. Bissumbhar. De rechtbank heeft de feiten beoordeeld op basis van getuigenverklaringen en proces-verbaal van de politie.

De tenlastelegging omvatte onder andere de diefstal van een mountainbike op 22 juli 2018, waarbij de verdachte door de eigenaar werd achtervolgd en uiteindelijk werd aangehouden. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het overtreden van een huisverbod dat hem was opgelegd door de burgemeester, en van mishandeling van zijn jongere zusjes. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstal en de mishandeling, maar sprak hem vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten wegens gebrek aan bewijs.

De rechtbank legde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op van negen maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een klinische opname en toezicht door de reclassering. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn psychische kwetsbaarheid, maar vond de gepleegde feiten ernstig genoeg om een straf op te leggen die de veiligheid van de slachtoffers moest waarborgen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van behandeling en begeleiding voor de verdachte, gezien zijn verleden en de impact van zijn daden op zijn omgeving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840589-18 en 05/840852-18 (gevoegd)
Datum uitspraak : 24 mei 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1998 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd in het PPC te Zwolle.
Raadsvrouw: mr. R.M. Bissumbhar, advocaat te Barneveld.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 februari 2019, 12 april 2019 en 10 mei 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Onder parketnummer 05/840589-18
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 juli 2018 in de gemeente Ede, een fiets (mountainbike), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 22 juli 2018 in de gemeente Ede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een fiets (mountainbike), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, naar die fiets is gelopen en/of (vervolgens) die fiets heeft vastgepakt en/of (vervolgens) met die fiets (aan de hand) is weggelopen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 22 september 2017 te Ede opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 21 september 2017 gegeven door de officier van justitie te Oost-Nederland, immers heef hij, verdachte, zich opzettelijk opgehouden in het gebied van de woning gelegen aan de [adres 2] en/of op de voordeur van die woning geklopt;
3.
hij als degene aan wie door of namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, op of omstreeks 22 september 2017 te Ede in strijd met dat huisverbod de in dit verbod genoemde woning, gelegen aan [adres 2] , heeft betreden en/of zich in en/of in nabijheid van die woning heeft opgehouden en/of contact heeft opgenomen met één of meer van de in dat huisverbod genoemde personen;
4.
hij op of omstreeks 19 september 2017 te Ede (zijn zusjes) [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (met kracht) meermalen, althans eenmaal,
- in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- aan de haren te trekken;
5.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 november 2016 tot en met 19 september 2017 te Ede (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een of meer tablets en/of een televisie en/of een of meer deuren en/of (overige) inboedel en/of huisraad, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 4] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Onder parketnummer 05/840852-18
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 september 2018 te Ede
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
vier, althans een of meer blikjes Energy drank en/of drie, althans een of meer flesjes cola en/of zes, althans een of meer croissanten ham/kaas, in elk geval enig(e) (winkel)goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan supermarkt Lidl (locatie [locatie] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] (medewerker van supermarkt Lidl) en/of [slachtoffer 6] (medewerker van supermarkt Lidl), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren door die [slachtoffer 5] tegen een wang, althans het hoofd te stompen en/of te slaan en/of door met een pen, althans met een scherp en/of puntig voorwerp (op korte afstand) meermalen, althans eenmaal stekende bewegingen richting die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] te maken;
en/of
hij op of omstreeks 27 september 2018 te Ede
E. [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een pen, althans met een scherp en/of puntig voorwerp (op korte afstand) meermalen, althans eenmaal, stekende bewegingen richting die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] te maken;
2.
hij op of omstreeks 10 oktober 2018 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, en/of te Ede, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten (in totaal) euro 1.550, althans enig geldbedrag door:
  • die [slachtoffer 7] met een of meer (per mobiele telefoon) whatsapp-berichten te sturen, en/of
  • daarin/daarbij zich voor te doen als de zoon ( [naam 1] ) van die [slachtoffer 7] , en/of
  • daarbij aan te geven, dat hij met een ander (telefoon)nummer die [slachtoffer 7] heeft benaderd omdat zijn oude telefoon eruit lag en hij, verdachte nog niet kon bellen, omdat zijn simkaart nog niet was geactiveerd, en/of
  • die [slachtoffer 7] om geld te vragen, omdat hij door een storing niet kan bankieren en/of waardoor hij zijn rekeningen niet kan betalen en/of
  • daarbij om euro 1.550 althans enig geldbedrag te vragen en/of daarbij zijn, verdachtes bankrekeningnummer op te geven;
althans indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 oktober 2018 tot en met 30 oktober 2018 te Ede, in ieder geval in Nederland, (telkens) opzettelijk (in totaal) euro 1.550, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als (bank)rekeninghouder van [rekeningnummer] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/840589-18
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 primair, 2, 3, 4 en 5.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van feit 1, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte de mountainbike heeft gestolen. Daarnaast is er sprake van ontlastend bewijs, namelijk de ontkennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 heeft de verdediging verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, nu verdachte zich niet bewust was van de inhoud en de gevolgen van de gedragsaanwijzing en het huisverbod en hij ten tijde van de feiten ontoerekeningsvatbaar was.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van feit 4. De verklaring van verdachte en zijn moeder (aangeefster) staan haaks op elkaar.
Ook ten aanzien van feit 5 heeft de verdediging vrijspraak bepleit, omdat het dossier onvoldoende bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen. Hiertoe is aangevoerd dat onduidelijk is wanneer de schade is ontstaan, niet duidelijk is of sprake is van een causaal verband tussen het handelen van verdachte en de schade en er een alternatief scenario is, namelijk de verklaring van verdachte dat de schade in de woning al aanwezig was.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 [1]
Op 22 juli 2018 zag aangever [slachtoffer 1] dat een man zijn mountainbike weg nam van de oprit van zijn woning aan de [straat] te Ede. Aangever is er achteraan gerend en verderop liet de man de mountainbike vallen. Aangever is vervolgens achter de man aan gefietst. Het signalement van de man luidde als volgt:
  • ongeveer 20 jaar;
  • ongeveer 1.75 tot 1.80 meter lang;
  • slank postuur;
  • licht getinte huidskleur;
  • zwart kort stijl haar;
  • wit/beige gekleurd trainingsjack met rode
- donker gekleurde broek. [2]
Naar aanleiding van de melding van een fietsendiefstal ging een verbalisant ter plaatse. De verbalisant zag een man op zijn hurken op de stoep achter de struiken zitten. De man droeg een wit trainingsjack met rode strepen. De man voldeed aan het opgegeven signalement. Hij had zweetdruppels op zijn hoofd. De man is aangehouden. [3]
Een verbalisant hoorde aangever [slachtoffer 1] zeggen dat het de goede persoon was. De man bleek verdachte [verdachte] te zijn. [4]
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen twijfel dat verdachte de persoon is die de mountainbike heeft weggenomen. Verdachte heeft – al was het van korte duur – feitelijke heerschappij gehad over de fiets. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een voltooide diefstal.
Ten aanzien van de feiten 2 tot en met 5 [5]
Feit 2
De rechtbank stelt vast dat het dossier geen informatie bevat over een door de officier van justitie gegeven gedragsaanwijzing als bedoeld in artikel 509hh, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering. De gedragsaanwijzing zelf bevindt zich namelijk niet in het dossier en ook uit de overige bewijsmiddelen kan niet worden opgemaakt wat de inhoud van deze gedragsaanwijzing was en voor welke periode deze gold.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en zal zij verdachte hiervan vrijspreken.
Feit 3
Op 20 september 2017 was aan verdachte door de locoburgemeester van Ede een huisverbod gegeven voor de woning gelegen aan de [adres 2] te Ede voor de periode van 20 september 2017, 14.46 uur tot 30 september 2017, 14.46 uur. Gedurende dit huisverbod was het verdachte niet toegestaan deze woning te betreden, daarin aanwezig te zijn of zich bij de woning op te houden. [6]
Op 22 september 2017 kregen verbalisanten een melding om naar de [adres 2] te Ede te gaan. Verdachte zou, ondanks het huisverbod, voor de deur staan. In het trappenhuis van het flatgebouw werd verdachte staande gehouden. [7]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij weet dat hij iets fout heeft gedaan. Hij wilde de gestolen fiets van zijn moeder terugbrengen, zijn documenten ophalen en thuis douchen om naar de moskee te gaan. Hij heeft verklaard dat hij weet dat het niet mag en hij niet van plan was naar de woning te gaan. Hij is die dag twee keer langs het huis van zijn moeder geweest. [8]
Uit deze verklaring volgt dat verdachte op de hoogte was van de inhoud van het huisverbod en wist dat hij niet in de nabijheid van de woning van zijn moeder mocht komen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4
Aangeefster [naam 2] , de moeder van verdachte, heeft verklaard dat verdachte zijn zusjes [slachtoffer 2] (7 jaar) en [slachtoffer 3] (11 jaar) zeker één keer per week met de vlakke hand in hun gezicht slaat. De meisjes hebben hierdoor pijn en ze moeten ervan huilen. Op 19 september 2017 heeft verdachte beide meisjes opnieuw hard geslagen. [9]
Naar aanleiding van een melding van een mishandeling ging een verbalisant naar de [adres 2] te Ede. Hij zag een rode vlek op de rechterwang van [slachtoffer 3] en heeft hier foto’s van gemaakt. [slachtoffer 3] verklaarde tegen de verbalisant dat verdachte dat die middag had gedaan met zijn platte hand. Het deed veel pijn op het moment dat hij haar sloeg. De vriend van aangeefster, [naam 3] , verklaarde tegenover de verbalisant dat verdachte [naam 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] vaak slaat. [10]
De verklaring van moeder wordt ten aanzien van [slachtoffer 3] ondersteund door de observatie van de verbalisant. Ten aanzien van [slachtoffer 2] ontbreekt die observatie met zoveel woorden. Gelet echter op de inhoud van de verklaring van de moeder en de verklaring van getuige [naam 3] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 19 september 2017 zijn beide zusjes heeft mishandeld door hen in hun gezicht te slaan.
Feit 5
De moeder van verdachte heeft verklaard dat verdachte de huisraad kort en klein slaat als zij hem geen geld geeft. Hij heeft drie tablets, de televisie en twee deuren kapot geslagen. [11]
Een verbalisant heeft gezien dat de televisie aan de bovenkant kapot was en er grote barsten in het scherm zaten. Ook zat er een gat in de deur van de slaapkamer en was de kamerdeur uit de sponning. [12]
De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van de moeder van verdachte. Het alternatieve scenario van verdachte, dat de schade in de woning al aanwezig was, acht de rechtbank onvoldoende aannemelijk.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tablets, de televisie en de deuren heeft vernield, dan wel beschadigd.
Ten aanzien van parketnummer 05/840852-18 [13]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 en 2 primair.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van feit 1. Hiertoe is aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal en ook de overtuiging ontbreekt, nu verdachte zichzelf gemeld heeft en hij dit niet gedaan zou hebben als hij iets te verbergen had. Er is bovendien geen sprake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, omdat de aangevers kennelijk niet onder de indruk waren van wat zij hadden waargenomen en het opsteken van een middelvinger geen dergelijke bedreiging oplevert.
Ook ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging vrijspraak bepleit. Hiertoe is het volgende aangevoerd. De voor oplichting benodigde sluwheid ontbreekt bij verdachte en het mobiele telefoonnummer waarmee de oplichting is gepleegd, is niet van hem. Verdachte is gebruikt als katvanger. Dit wordt ondersteund door de alternatieve verklaring van verdachte dat zijn bankpas is gestolen.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Aangever [slachtoffer 5] , werkzaam bij de Lidl aan de [locatie] , heeft verklaard dat hij op 27 september 2018 zag dat twee personen in de supermarkt goederen in een blauwe rugtas stopten. Het betrof een getinte jongeman en een blanke man. De mannen passeerden de kassa zonder te betalen. Toen de blanke man de kassa gepasseerd was, begon hij te rennen richting de uitgang. [slachtoffer 5] is er achteraan gegaan en heeft buiten de tas gepakt. De man viel hierdoor. [slachtoffer 5] voelde ineens een klap op zijn rechterwang. Hij voelde pijn en ging staan. Hij zag dat de getinte man de tas pakte. De twee mannen liepen richting het station met de blauwe rugzak. [slachtoffer 5] is samen met zijn collega [slachtoffer 6] richting het station gelopen. Toen [slachtoffer 6] foto’s van de man maakte, strekte de Marokkaanse
[de rechtbank begrijpt: getinte]man zijn arm waarin hij een scherp voorwerp vasthield. Een mevrouw had een blauwe rugtas gevonden en gaf deze aan [slachtoffer 5] . In deze tas zaten vier blikjes energy, drie flesjes cola en zes ham-kaas croissants. [14]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij zag dat de blanke man richting de uitgang van de winkel rende en [slachtoffer 5] er achteraan rende. [slachtoffer 5] pakte de rugtas van de man vast en de man kwam ten val. De getuige zag dat een tweede, licht getinte, man uit de winkel kwam lopen of rennen en [slachtoffer 5] met kracht op zijn wang raakte. [15]
Aangever [slachtoffer 6] heeft verklaard dat hij werd geroepen door zijn collega [slachtoffer 5] en [slachtoffer 5] hem vertelde dat hij op zijn hoofd geslagen was. [slachtoffer 6] is samen met [slachtoffer 5] achter de mannen aan gegaan en heeft foto’s van de mannen gemaakt. De mannen werden boos en wilden wegrennen. [slachtoffer 6] rende er achteraan. De getinte man draaide zich om en haalde een pen tevoorschijn waarmee hij meerdere stekende bewegingen maakte in zijn richting. De afstand tussen [slachtoffer 6] en de getinte man was anderhalf tot twee meter. De mannen renden weg en een mevrouw greep de blanke man bij zijn tas waarop de man de tas los liet. [16]
De verbalisant die verdachte [verdachte] verhoort, herkent verdachte als de persoon die zichtbaar is op de camerabeelden van de Lidl en de foto’s van aangever [slachtoffer 6] . Hij herkent verdachte aan zijn Noord-Afrikaanse uiterlijk, zijn tengere postuur, zijn korte, zwarte haar, donkere baard en ingevallen gezicht. [17]
Op de foto’s van aangever [slachtoffer 6] is te zien dat verdachte een blauwe rugtas draagt met een wit opschrift ‘O’NEILL’. Deze rugtas lijkt erg op de rugtas waarin de gestolen goederen zijn aangetroffen. [18]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander goederen heeft weggenomen uit de Lidl. Met betrekking tot het medeplegen overweegt de rechtbank meer in het bijzonder dat er sprake was van een gezamenlijke uitvoering. Dit volgt onder meer uit het feit dat verdachte en zijn mededader steeds samen waren, verdachte zijn mededader te hulp schoot toen aangever [slachtoffer 5] de rugtas af wilde pakken, zij er vervolgens samen vandoor zijn gegaan en zowel de mededader als verdachte de beschikking hebben gehad over de rugtas waarin de gestolen goederen zijn aangetroffen.
De rechtbank acht tevens bewezen dat verdachte en zijn mededader geweld hebben gebruikt door aangever [slachtoffer 5] tegen zijn wang te slaan en zij aangever [slachtoffer 6] hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door met een pen meerdere malen stekende bewegingen in zijn richting te maken. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat zij dit deden om bij betrapping op heterdaad de vlucht mogelijk te maken, dan wel het bezit van het gestolene te verzekeren.
Feit 2
Vast staat dat aangeefster een sms heeft ontvangen van een voor haar onbekend nummer met daarin het verzoek om geld over te maken. Vast staat ook dat aangeefster [slachtoffer 7] , die er van uit ging dat deze sms afkomstig was van haar zoon, hierop een totaalbedrag van € 1.550,00 heeft overgemaakt naar de bankrekening van verdachte. Dit bedrag is later weer gestorneerd.
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde (medeplegen van) oplichting overweegt de rechtbank als volgt. Vast staat dat verdachte de Nederlandse taal niet goed beheerst. Daarom acht rechtbank het niet aannemelijk dat verdachte het sms-bericht naar aangeefster [slachtoffer 7] zelf heeft verstuurd. De rechtbank heeft dan ook niet de overtuiging dat verdachte aangeefster heeft opgelicht.
Daarnaast acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting. Om tot een bewezenverklaring van medeplegen te kunnen komen, is vereist dat voldoende vast komt te staan dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met een ander heeft gehandeld. Uit het dossier volgt niets over een dergelijke samenwerking.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich, al dan niet samen met een ander, schuldig heeft gemaakt aan oplichting. Zij spreekt verdachte daarom vrij van het primair tenlastegelegde.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat verdachte mogelijk wel verantwoordelijk kan worden gehouden voor medeplichtigheid aan oplichting, maar dat dit niet ten laste is gelegd.
Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde verduistering overweegt de rechtbank dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte opzet heeft gehad op het tenlastegelegde, nu onvoldoende vast is komen te staan dat verdachte daadwerkelijk gebruik maakte van de bankrekening en hierover ten tijde van het verweten feit kon beschikken. De rechtbank spreekt verdachte daarom ook vrij van het subsidiair ten laste gelegde.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 05/840589-18 onder 1 primair, 3, 4 en 5 en onder parketnummer 05/840852-18 onder 1 tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
Onder parketnummer 05/840589-18
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op
of omstreeks22 juli 2018 in de gemeente Ede, een fiets (mountainbike),
in elk geval enig goed,die
geheel of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij zich, als degene aan wie door of namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, op
of omstreeks22 september 2017 te Ede in strijd met dat huisverbod in de nabijheid van de in dit verbod genoemde woning, gelegen aan [adres 2] ,
heeft betreden en/of zich in en/of in nabijheid van die woningheeft opgehouden
en/of contact heeft opgenomen met één of meer van de in dat huisverbod genoemde personen;
4.
hij op
of omstreeks19 september 2017 te Ede
(zijn zusjes
)[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3]
(met kracht
) meermalen, althans eenmaal,
- in het gezicht,
althans op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaamte slaan
en/of te stompenen
/of
- aan de haren te trekken;
5.
hij op
een of meerderetijdstippen in of omstreeks de periode van 24 november 2016 tot en met 19 september 2017 te Ede
(telkens
)opzettelijk en wederrechtelijk
een of meertablets en
/ofeen televisie en
/of een of meerdeuren
en/of (overige) inboedel en/of huisraad, in elk geval enig goed,die
geheel of ten deleaan een ander, te weten aan [slachtoffer 4] toebehoorden, heeft vernield en/of beschadigd,
onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Onder parketnummer 05/840852-18
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op
of omstreeks27 september 2018 te Ede
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
vier,
althans een of meerblikjes Energy drank en
/ofdrie
, althans een of meerflesjes cola en
/ofzes,
althans een of meercroissants ham/kaas,
in elk geval enig(e) (winkel)goed(eren),die
dat geheel of ten deleaan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s)toebehoorden, te weten aan supermarkt Lidl (locatie Hoog Maanen nr. 42), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/ofgevolgd van geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] (medewerker van supermarkt Lidl) en
/of[slachtoffer 6] (medewerker van supermarkt Lidl), gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om,bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren door die [slachtoffer 5] tegen een wang
, althans het hoofd te stompen en/ofte slaan en
/ofdoor met een pen
, althans met een scherp en/of puntig voorwerp (op korte afstand
)meermalen
, althans eenmaalstekende bewegingen richting die
[slachtoffer 5] en/ofdie [slachtoffer 6] te maken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Onder parketnummer 05/840589-18
Ten aanzien van feit 1, primair:
Diefstal.
Ten aanzien van feit 3:
Handelen in strijd met een met toepassing van artikel 2, eerste lid van de Wet tijdelijk huisverbod, gegeven huisverbod.
Ten aanzien van feit 4:
Mishandeling, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 5:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen, meermalen gepleegd.
Onder parketnummer 05/840852-18
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of de andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder parketnummer 05/840589-19 onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 en onder parketnummer 05/84082-18 onder 1 en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 152 dagen voorwaardelijk met aftrek en een proeftijd van drie jaren. Hieraan dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd, alsmede een overbruggingsopname in afwachting van zijn plaatsing bij FPA de Boog en een contact- en locatieverbod. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, in geval van een bewezenverklaring, op het standpunt gesteld dat rekening dient te worden gehouden met de jeugdige leeftijd van verdachte en het feit dat verdachte door de oorlog in Syrië ernstig is beschadigd. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat het traject van hulpverlening, gelet op de rapportage van het NIFP, niet langer dient te duren van zes maanden en de proeftijd hierop afgestemd dient te worden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 20 februari 2019;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 7 april 2019;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 8 mei 2019;
- een multidisciplinair rapport van [naam 4] , psycholoog, gedateerd 9 april 2019 en van [naam 5] , psychiater, gedateerd 8 april 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft vijf strafbare feiten gepleegd in één jaar. Zo heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een fiets en diefstal gevolgd van (bedreiging met) geweld. Dit zijn ergerlijke en ernstige feiten, die naast financiële schade veel hinder veroorzaken voor gedupeerden.
Daarnaast heeft verdachte diverse goederen in de woning van zijn moeder vernield en zijn zusjes van zeven en elf jaar oud mishandeld door hen in hun gezicht te slaan. Door zijn handelen heeft verdachte een sfeer van angst gecreëerd binnen het gezin, waardoor zijn moeder geen uitweg meer zag en zich genoodzaakt voelde aangifte te doen tegen haar eigen zoon. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zijn jonge zusjes heeft mishandeld in hun eigen huis, de plek waar zij zich bij uitstek veilig zouden moeten kunnen voelen.
Als gevolg van deze mishandeling is door de burgemeester een tijdelijk huisverbod gegeven aan verdachte. Verdachte heeft dit huisverbod al na enkele dagen overtreden en heeft zich hier dus niks van aangetrokken, terwijl het huisverbod juist diende om de veiligheid van zijn moeder en zusjes te waarborgen. Ook dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Uit de justitiële documentatie van verdachte volgt dat hij in het verleden eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten.
Verdachte is onderzocht door een psychiater. Uit het rapport van de psychiater volgt dat verdachte een getraumatiseerde, psychotisch kwetsbare jonge man is. De psychiater kan geen uitspraken doen over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte, omdat verdachte de feiten ontkent. Zonder behandeling wordt het risico op delictgedrag als verhoogd ingeschat. Verdachte behoeft behandeling en begeleiding in de vorm van een klinische behandeling, waarbij toegewerkt wordt naar ambulante behandeling en begeleiding. De verwachte duur zal minimaal één tot twee jaar zijn.
De reclassering onderschrijft de conclusies van de psychiater en adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden. Verdachte kan mogelijk (waarschijnlijk) op korte termijn opgenomen worden in FPA de Boog.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk passend en geboden. Nu de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie, komt zij tot een lagere strafoplegging dan geëist.
Gelet op de rapporten van de psychiater en de reclassering acht de rechtbank het noodzakelijk dat aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd. Daarnaast zal de rechtbank een contact- en locatieverbod opleggen en bepalen dat verdachte zich, indien noodzakelijk in afwachting van zijn opname bij FPA de Boog, zal laten opnemen op een overbruggingsplek. Een proeftijd van drie jaren acht de rechtbank hierbij geboden.
Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van zijn [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] [verdachte] . Gelet op de inhoud van de rapporten van de psychiater en de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 184a, 300, 310, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Wet tijdelijk huisverbod.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder parketnummer 05/840589-18 onder 2 en de onder parketnummer 05/840852-18 onder 2 tenlastegelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 2 (twee) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 de bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
- zich binnen vijf werkdagen na zijn klinische opname meldt bij de afdeling toezicht van de Reclassering Nederland, [adres 3] en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich laat opnemen in FPA de Boog te Warnsveld of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich, indien nodig, zal laten opnemen op een overbruggingsplek in afwachting van de opname bij FPA de Boog te Warnsveld;
- aansluitend aan de klinische opname mee zal werken aan een ambulante behandeling en zich zal houden aan de aanwijzingen en huisregels van de behandelaar, ook als dit inhoudt de inname van medicijnen;
- gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, zal meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang, zulks te bepalen door de reclassering, alsmede aan de aanmelding daarvoor en de intake en zich zal houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- zal meewerken aan controle van het gebruik van harddrugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
o [naam 2] , geboren op [geboortedag 2] 1978;
o [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag 3] 2006;
o [slachtoffer 2] [verdachte] , geboren op [geboortedag 4] 2010;
zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich niet zal bevinden op het adres [adres 2] te Ede en in een straal van 500 meter daar omheen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Tegelaar (voorzitter), mr. H.C. Leemreize en mr. J.M. Graat, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 mei 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018328707, gesloten op 23 juli 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 15-16.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 19.
4.Proces-verbaal van aanhouding, p. 5.
5.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017446871, gesloten op 26 september 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
6.Beschikking van de burgemeester houdende het opleggen van een huisverbod, p. 48-52.
7.Proces-verbaal van aanhouding, p. 20-21.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 46.
9.Proces-verbaal van aangifte, p. 6-7; proces-verbaal ontvangst klacht, p. 9.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 28-31.
11.Proces-verbaal van aangifte, p. 6.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 28.
13.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018493172, gesloten op 1 november 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
14.Proces-verbaal van aangifte, p. 17-18, 21.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 23-24.
16.Proces-verbaal van aangifte, p. 45-51.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 44.
18.Rechterlijke waarneming ter terechtzitting van 10 mei 2019 van de foto op pagina 51.