6.1.Het standpunt van eiseres dat verweerder de Veldnorm in het geheel niet heeft betrokken bij het bestreden besluit volgt de rechtbank niet. Bij het formuleren van de eis tot naleving van artikel 3.2, eerste lid, Arbobesluit heeft verweerder de in de Veldnorm neergelegde voorschriften als uitgangspunt genomen en heeft hier in het bestreden besluit ook naar verwezen. Maar het gaat hier niet om het handhaven van de Veldnorm. Verweerder stelt een eis op grond van de wet- en regelgeving over arbeidsomstandigheden. Daarbij gaat het om de bescherming van de belangen van de werknemers van eiseres en niet ook die van de cliënten van eiseres. Dat in de Veldnorm een hoofdstuk is opgenomen dat onder andere ziet op ‘Arbowetgeving’ maakt dat niet anders. Dat hoofdstuk beschrijft slechts de geldende randvoorwaarden op basis van de Arbowet en het -besluit. Dat maakt de Veldnorm geen zelfstandige norm voor de veiligheid van werknemers.
7. Verder begrijpt de rechtbank het standpunt van eiseres zo, dat haar bezwaren zich uitsluitend richten tegen de eis dat er geen trap in de route mag zijn opgenomen en de eis dat de afzonderings- en separeerruimte zich moet bevinden in de directe nabijheid van de verpleegafdeling en in hetzelfde gebouw.
8. Verweerder stelt in het verweerschrift dat tijdens het begeleiden van cliënten op de trap het risico voor het gevaar en de gezondheid van degenen die de cliënt begeleiden veel groter is, dan wanneer zich geen trap op de route bevindt. Iedere keer dat werknemers van eiseres een cliënt begeleiden naar een afzonderings- en separeerruimte kan, ondanks het correct volgen van alle protocollen, een worsteling ontstaan en is de kans op een valpartij reëel. De potentiële gevolgen van een val vanaf een trap zijn naar het oordeel van de rechtbank zodanig groot dat verweerder in redelijkheid de eis heeft gesteld dat er geen trap in de route mag zijn opgenomen. De beroepsgrond voor zover deze ziet op dit deel van de eis slaagt niet.
9. Dat de afzonderings- en separeerruimte zich moet bevinden in de directe nabijheid van de verpleegafdeling en in hetzelfde gebouw (de laatste volzin van de gestelde eis) heeft verweerder niet voldoende onderbouwd. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat dit gedeelte van de eis is opgenomen, om een zo kort mogelijke afstand te creëren, zodat het risico op verzet van cliënten tegen separatie of afzondering wordt voorkomen dan wel zo klein mogelijk gemaakt. Deze onderbouwing overtuigt niet, alleen al omdat het begrip “in de directe nabijheid” onvoldoende duidelijk is, terwijl de loopafstand bij een inpandige separeer- of afzonderingsruimte niet per definitie geringer zal zijn dan in de huidige situatie bij eiseres het geval is. Dat betekent dat dit deel van de eis in strijd is met het in artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde motiveringsvereiste. Deze beroepsgrond slaagt.
10. Anders dan eiseres betoogt is geen sprake van strijd met het evenredigheidsbeginsel. Eiseres stelt in dit verband dat zij als gevolg van de eis in al haar gebouwen ingrijpende verbouwingen moet uitvoeren en dat hiermee enorme bedragen gemoeid zijn die niet in verhouding staan tot het (geringe) risico voor de werknemers van eiseres. Maar eiseres onderbouwt de omvang van de kosten onvoldoende. Ter zitting is namens eiseres verklaard dat zij 1100 gebouwen heeft en dat ‘een stuk of 12 gebouwen’ een separeer- of afzonderingsruimte hebben. Gelet op dit relatief geringe aantal moet het voor eiseres mogelijk zijn om een (voorlopige) inschatting te maken van de kosten die gemoeid zijn met de aanpassingen aan die gebouwen. Dat de door verweerder gestelde eis landelijke implicaties heeft en dat alle instellingen hiermee te maken krijgen speelt geen rol, omdat de eis uitsluitend gericht is aan eiseres. Anders dan eiseres stelt hoeft verweerder bij zijn besluit de belangen van de cliënten niet mee te wegen, omdat de eis alleen betrekking heeft op de veiligheid van de werknemers van eiseres. De beroepsgrond slaagt niet.
11. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt, gelet op overweging 9, het bestreden besluit voorzover het ziet op het volgende element van de gestelde eis:
Een afzondering- en separeerruimte moet zich in de directe nabijheid bevinden van de verpleegafdeling van de cliënten en moet zich in hetzelfde gebouw bevinden.
12. De rechtbank ziet verder aanleiding om op grond van het bepaalde in artikel 8:72, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht met ingang van de dag van verzending van deze uitspraak een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank schorst het bestreden besluit totdat dat besluit onherroepelijk is, omdat navolging van de eis voor eiseres verstrekkende (financiële) gevolgen heeft. Dit kan redelijkerwijs van haar niet gevergd worden, zo lang het besluit niet onherroepelijk is.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank veroordeelt verweerder ten slotte in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1024 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512 en een wegingsfactor 1).