In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 20 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een Wajong-uitkering. Eiser, geboren op 11 september 1997, had op 15 november 2017 een aanvraag ingediend voor een beoordeling van zijn arbeidsvermogen. De aanvraag werd op 19 december 2017 door verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), ontvangen. Eiser betoogde dat hij recht had op een Wajong-uitkering met terugwerkende kracht vanaf zijn achttiende verjaardag, op basis van de hardheidsclausule in artikel 1a:11, vierde lid, van de Wajong 2015. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat deze hardheidsclausule niet de mogelijkheid biedt om een uitkering toe te kennen met een ingangsdatum die eerder ligt dan de aanvraagdatum. De rechtbank concludeerde dat de wetgever geen ruimte heeft gelaten voor een dergelijke afwijking van de ingangsdatum, die volgens de wet op de dag van de aanvraag ligt. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.024,-, en diende het griffierecht van € 46,- aan eiser te worden vergoed.