ECLI:NL:RBGEL:2019:217

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 januari 2019
Publicatiedatum
22 januari 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 4260
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag vergoeding kosten training hulphond onder Jeugdwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een meisje met een autisme spectrum stoornis, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldebroek. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een vergoeding van de kosten van de training van een hulphond in het kader van de Jeugdwet. De aanvraag werd door verweerder afgewezen, waarna eiseres beroep instelde tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten.

De rechtbank oordeelde dat de hulphond, en de opleiding daarvan, als hulpmiddel moet worden beschouwd. Dit valt onder de hulpmiddelenzorg die bekostigd wordt op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw). De rechtbank stelde vast dat de Zvw voorligt op de Jeugdwet, waardoor er geen ruimte is voor verstrekking van een voorziening op basis van de Jeugdwet. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet gehouden was om de gevraagde voorziening toe te kennen op grond van de Jeugdwet, ook al viel de hulphond nog niet onder het pakket van de Regeling zorgverzekering.

De rechtbank heeft verder bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt en verweerder in de proceskosten van eiseres veroordeelt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 18/4260

uitspraak van de meervoudige kamer van 22 januari 2019

in de zaak tussen

[naam 1] te [woonplaats 1] , eiseres,

wettelijk vertegenwoordigd door haar moeder [naam 2] te [woonplaats 2]
(gemachtigde: mr. R. Imkamp),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldebroekte Oldebroek, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 november 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres in het kader van de Jeugdwet voor een vergoeding van de kosten van de training van een hulphond afgewezen.
Bij besluit van 21 juni 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2018. De moeder van eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en [naam 3] van Bultersmekke Assistancedogs. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door T.L. van Noorloos, D. Sneller en F.J. Peters.

Overwegingen

1.1.
Eiseres, geboren op [geboortedatum 1] 2009, is bekend met een autisme spectrum stoornis, een verstandelijke beperking en een ontwikkelingsachterstand. Daarnaast is er vermoedelijk sprake van ADHD. Eiseres ontvangt al enkele jaren jeugdhulp in de vorm van zorg in natura van Zorgboerderij ME Kids en zorgaanbieder Accare.
1.2.
Eind juni 2017 heeft de moeder van eiseres het Sociaal Wijkteam (SWT) van de gemeente Oldebroek verzocht de kosten te vergoeden van een training door Bultersmekke Assitancedogs van een hulphond voor eiseres. Naar aanleiding van dit verzoek heeft op 3 juli 2017 een telefonisch gesprek plaatsgevonden tussen moeder en jeugdzorgwerker [naam 4] van Stichting Jeugd Noord-Veluwe (SJNV). [naam 4] heeft tijdens het gesprek aangegeven dat er op grond van de Jeugdwet geen mogelijkheden zijn voor een vergoeding. Tijdens een telefonisch contact op 19 oktober 2017 heeft moeder verzocht om een schriftelijke bevestiging van het afwijzende besluit. Bij het primaire besluit heeft verweerder aan dit verzoek voldaan.
2. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Ter zitting is namens verweerder nader toegelicht dat, voor zover onduidelijk, het advies van de commissie bezwaarschriften ten grondslag is gelegd aan het bestreden besluit. Volgens de commissie valt het opleiden van een hulphond niet onder de werkingssfeer van de Jeugdwet. Het opleiden op zichzelf kan niet als ondersteuning van en hulp en zorg aan jeugdigen en hun ouders worden gezien. Ook wordt daarmee de deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren van eiseres niet bevorderd. Aan de vraag of jeugdhulp nodig is wordt daarom niet toegekomen.
3.1.
Eiseres stelt dat de gevraagde voorziening wel onder de definitie van jeugdhulp als omschreven in artikel 1.1 van de Jeugdwet valt. Zij voert hiertoe aan dat de gevraagde voorziening een coachingstraject van Bultersmekke betreft, waarbij een gespecialiseerde trainer de hond opleidt op een manier die aansluit bij de individuele behoeften van eiseres in het licht van haar problematiek. Eiseres wordt actief betrokken bij deze opleiding. Dit coachingstraject moet worden beschouwd als een vorm van begeleiding. Ter zitting heeft Mourits nader toegelicht dat er in feite sprake is van twee vormen van begeleiding: 1) de hond begeleidt eiseres en 2) de instructeur begeleidt eiseres en haar ouders bij het zelf trainen van de hond. Eiseres en haar ouders worden feitelijk opgeleid tot instructeur van hun eigen hond.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de gevraagde voorziening niet onder de definitie van jeugdhulp valt. Verweerder heeft enkel gesteld dat het opleiden van een hond tot hulphond op zichzelf niet als ondersteuning van en hulp en zorg aan jeugdigen en hun ouders wordt gezien. Verweerder heeft hierbij de vergelijking gemaakt met het opleiden van mensen tot begeleider. Ook de kosten van de opleiding van mensen tot begeleider vallen niet onder de definitie van jeugdhulp.
4. Het vorenstaande onder 3.2 leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit geen stand kan houden. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit komt dan ook voor vernietiging in aanmerking. De overige beroepsgronden behoeven hiermee geen bespreking meer.
5.1.
De rechtbank ziet aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
5.2.
Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat de hulphond bedoeld is om eiseres in het dagelijks leven binnen en buitenshuis te ondersteunen. Eiseres kan steun zoeken bij de hond als zij het moeilijk heeft, onzeker is, driftbuien heeft en de hond kan haar begeleiden bij het naar buiten gaan.
5.3.
Uit vorenstaande onder 5.2 leidt de rechtbank af dat in het geval van eiseres de inzet van de hulphond er primair op is gericht eiseres te ondersteunen in haar functiebeperking. De hulphond, en hiermee ook de opleiding van de hulphond, dient naar het oordeel van de rechtbank dan ook te worden beschouwd als een hulpmiddel. Hulpmiddelenzorg is gelet op artikel 2.9 van het Besluit zorgverzekering een vorm van zorg die wordt bekostigd op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Artikel 1.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Jeugdwet bepaalt dat de Zvw voorliggend op de Jeugdwet zodat er geen ruimte is tot verstrekking van een voorziening op grond van de Jeugdwet. Reeds op grond hiervan is verweerder niet gehouden tot toekenning van de gevraagde voorziening op grond van de Jeugdwet. De omstandigheid dat een autismehulphond (nog) niet in het pakket van de Regeling zorgverzekering valt, leidt niet tot een ander oordeel. Uitgangspunt is immers dat alle hulpmiddelenzorg onder de reikwijdte van de Zvw valt. Het is vervolgens aan de wetgever om te bepalen welke van die hulpmiddelen voor een (gedeeltelijke) vergoeding in aanmerking komen.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank veroordeelt verweerder tevens in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 46,- aan haar vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.024,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr.dr.drs. E.L. de Jongh, voorzitter, mr. H.J. Klein Egelink en mr. J.A. van Schagen, (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.B. Wichman, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 22 januari 2019
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.