ECLI:NL:RBGEL:2019:2138

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 april 2019
Publicatiedatum
16 mei 2019
Zaaknummer
05/840050-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting en diefstal met braak in meerdere zaken

Op 29 april 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere strafbare feiten, waaronder brandstichting en diefstal met braak. De verdachte, geboren in 1982 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. W. Hendrickx. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 15 april 2019. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk brand stichten in een (vakantie)woning en de daarbij behorende schuur, met gemeen gevaar voor goederen, en diefstal van diverse goederen uit een schuur en een bedrijfsbus. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de verklaringen van getuigen en medeverdachten als bewijs dienden. De rechtbank achtte de verklaringen van de medeverdachte geloofwaardig en betrouwbaar, en concludeerde dat de verdachte samen met anderen had ingebroken en brand had gesticht om sporen uit te wissen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder een bedrag van € 901,62 aan materiële schade aan de benadeelde partij [benadeelde] en € 600,00 aan de benadeelde partij [bedrijfsnaam]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 57, 157 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/840050-19, 05/881882-18 (gev. ttz.) en 99/000400-16 (herr. VI)
Datum uitspraak : 29 april 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] thans gedetineerd te [detentieadres] .
Raadsman: mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 april 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Parketnummer 05/840050-19:
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 december 2018 te Arnhem opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 9,51 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Parketnummer 05/881882-18:
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 02 januari 2019 te Lievelde, gemeente Oost Gelre, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk in een (vakantie)woning en/of in de daarbij behorende schuur gelegen aan de [adres 2] brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met jerrycan(s) gevuld met benzine en/of met benzine, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan de (vakantie)woning en/of de daarbij behorende schuur met zich daarin bevindende:
- graszitmaaier (merk [merk 1] ) en/of
- duwgrasmaaier (merk [merk 2] ) en/of
- tuintrekker met tuinfrees en/of
- drie, althans een aantal kruiwagens en/of
- één steenkruiwagen en/of
- honderd, althans een aantal, weidepalen en/of
- een aanhangwagen (met kenteken [kenteken 1] )
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor deze (vakantie)woning en/of de zich daarin bevindende goederen en/of de daarbij behorende schuur en/of de zich daarin bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 december 2018 tot en met 02 januari 2019 te Lievelde, gemeente Oost Gelre, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit een (vakantie)woning en/of de daarbij behorende schuur gelegen aan de [adres 2] een heggenschaar/takkenschaar, althans tuingereedschap, en/of goederen van hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 november 2018 tot en met 27 november 2018 in de gemeente Winterswijk bij een bedrijf [bedrijfsnaam] gevestigd aan de [adres 3] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, acht, althans een aantal, H1 Europallets, althans pallets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] en/of [bedrijfsnaam] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 november 2018 tot en met 30 november 2018 te Beek, gemeente Montferland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, vanaf een bedrijfsbus (merk [merk 3] , type [type] ) twee, althans een aantal, kentekenpla(a)t(en) met kentekennummer [kenteken 2] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
Hij op of omstreeks 30 november 2018 te Zelhem, gemeente Bronckhorst, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een plastic bak/container, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Parketnummer 05/840050-19 [1] :
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 34 e.v.;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 april 2019.
Parketnummer 05/881882-18 [2] :
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft de verdediging naar voren gebracht dat enkel de belastende verklaring van [medeverdachte 1] zich in het dossier bevindt, maar dat deze niet wordt ondersteund door ander bewijs. Verdachte kan alleen worden gelinkt aan de auto die ter plaatse is gezien, maar op basis daarvan kan niet worden bewezen dat hij de inbraak heeft gepleegd dan wel dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting. Om die reden moet verdachte van deze feiten te worden vrijgesproken.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de feiten 3, 4 en 5 op het standpunt gesteld dat naast de belastende verklaring van [medeverdachte 2] , steunbewijs waaruit het aandeel van verdachte kan worden afgeleid, ontbreekt. Om die reden moet verdachte ook van deze tenlastegelegde feiten worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [benadeelde] heeft verklaard dat hij op 31 december 2018 bij het vakantiehuisje aan de [adres 2] te Lievelde is weggegaan. Hij had alles opgeruimd en afgesloten. Op 2 januari 2019 werd hij omstreeks 16:00 uur gebeld door een buurman dat zijn schuur in de brand stond In de rechterschuur stonden alle kasten open, die dicht zaten op het moment dat [benadeelde] op 31 december 2018 vertrok. Op een stoel lag een oranje jerrycan, 2 takt benzine met olie, zonder dop erop. Deze jerrycan had daar eerder niet gelegen. De deur van de schuur was geforceerd/opengebroken. [benadeelde] mist een dikke takkenschaar, kleur grijs en ingegraveerd ‘ [x 1] ’. [3] Ook mist [benadeelde] twee schroevendraaiers, een moker, een klauwhamer en een doppendoos. [4]
In de linker schuur, die in de brand stond, stonden een grasmaaier van het merk [merk 1] rood 2 takt, grasmaaier duw merk [merk 2] , tuintrekker met tuinfrees diesel 10pk, drie kruiwagens twee metalen en een plastic bak, één stenenkruiwagen en 100 weidepalen van 250 cm lang. Deze goederen zijn verbrand. Tegen de schuur stond een aanhangwagen, met kenteken [kenteken 3] waarvan de achterzijde verbrand is. Deze aanhangwagen was van de zoon van [benadeelde] . [5] Door de schade-expert is geconstateerd dat de aanhangwagen totaal is vernield. De aanhangwagen was bedolven door het puin. [6]
Tijdens het forensisch onderzoek is geconstateerd dat de toegangsdeur van de recreatiewoning braakschade vertoonde, kennelijk veroorzaakt tijdens het wrikken met een breekvoorwerp. In de recreatiewoning had brand gewoed. In de woning hing een sterke geur, die rook naar een ontbrandbare vloeistof, zoals dieselolie. In het schuurtje lag op een stoel een kunststof een jerrycan Aspen-benzine. Een technische oorzaak voor de brand wordt uitgesloten. Buiten de woning lag in de tuin een nagenoeg lege metalen jerrycan, waarin zich dieselolie (had) bevond(en). In de woning was een sterke, naar diesel ruikende geur waarneembaar. Zowel in de schuur als in de recreatiewoning was er sprake van gemeen gevaar voor goederen. [7]
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 2 januari 2019 omstreeks 15:05 uur een grijze [automerk] , met kenteken [kenteken 4] op de [adres 2] te Lievelde, ter hoogte van de inrit naar het huis van [benadeelde] zag staan. Deze auto stond stil op het fietspad naar de zandberg. Ongeveer tien minuten later zag zij de [automerk] met een hoge snelheid wegrijden. [8]
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat op 2 januari 2019 omstreeks 17:00 uur bij zijn woning aan de [adres 4] te Harreveld werd aangebeld. Een gedeelte van de woning verhuurt hij aan [huurder] . [getuige 2] opende de deur, liep naar buiten en zag de dikke vrouw ‘ [naam 1] ’ staan. [getuige 2] vroeg aan [naam 1] waarom zij bij hem aanbelde omdat zij bij [huurder] moest zijn. Op dat moment zag [getuige 2] achter zijn woning een jonge man vandaan komen. Hij ging vervolgens bij [naam 1] staan. Deze man was blank, begin 20, donker kleurige jas en kort, donkerkleurig haar. [getuige 2] weet zeker dat de [automerk] met kenteken [kenteken 4] , die achter hen stond, de auto was waar zij mee waren gekomen. [9]
Uit het proces-verbaal van bevindingen volgt dat op de achterbank van de [automerk] een dopsleutel set in een blauwe koffer is aangetroffen. In de kofferruimte van het voertuig werd een takkenschaar aangetroffen waar de naam van [benadeelde] in gegraveerd was. Ook lag er een tas van de [supermarkt] met twee hamers waarvan één gegraveerd met naam [benadeelde] . Daarnaast werd inbrekerswerktuig, waaronder een breekijzer cq. koevoet rood van kleur met een zwart handvatgedeelte, een zwart breekijzer (hierna bandenlichter) en een rode jerrycan aangetroffen. De jerrycan was tot ongeveer de helft gevuld met een vloeistof. Het vloeistof rook naar benzine of een andere brandbare vloeistof. [10]
Uit het proces verbaal betreffende een werktuigsporenonderzoek komt naar voren dat de afgevormde werktuigsporen, behorend bij perceel [adres 2] te Lievelde zeer waarschijnlijk zijn veroorzaakt met een bandenlichter die in de auto van verdachte is aangetroffen. [11]
De broek (SIN: [x 2] ) en schoenen (SIN: [x 3] ) van verdachte zijn voor nader onderzoek naar het NFI toegezonden. Van dit onderzoek werd een ‘verkorte rapportage over het onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen’ opgemaakt. Hieruit komt als conclusie naar voren:
  • In het monster (SIN: [x 2] ) zijn vluchtige stoffen aangetoond, waarvan een deel afkomstig is van een zeer geringe hoeveelheid motorbenzine en een deel afkomstig van een aardoliedestillaat. De aangetoonde combinatie van deze stoffen wijst op een product van subklasse gasolie.
  • In het monster (SIN: [x 3] ) zijn vluchtige stoffen aangetoond, waarvan een deel afkomstig is van motorbenzine en een deel afkomstig is van een aardoliedestillaat. De aangetoonde combinatie van deze stoffen wijst op een product van subklasse gasolie.
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij en [verdachte] op 2 januari 2019 in een grijze [automerk] aan het rijden waren. Zij stopten in Lievelde en zagen toen een schuurtje in het bos. Het vakantiehuisje was op slot. [verdachte] heeft de schuur opengemaakt met gereedschap en [medeverdachte 1] heeft op de uitkijk gestaan. [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn toen naar binnengegaan. Zij hebben vervolgens een grote schaar en wat gereedschap meegenomen. De spullen hebben zij in de tas van [medeverdachte 1] gedaan en in hun handen gehouden. Vervolgens hebben zij de spullen in de auto gelegd. [medeverdachte 1] is toen in de auto gaan zitten. [medeverdachte 1] zag dat [verdachte] terug liep naar het schuurtje. Hij was ongeveer 15 minuten weg. Hij heeft toen niets meegenomen. [verdachte] stapte vervolgens in de auto. [medeverdachte 1] vroeg wat hij had gedaan. Zij hoorde hem zeggen dat zij daar wel achter zou komen. [verdachte] begon te rijden, maar [medeverdachte 1] wilde toch wel weten wat hij had gedaan. [verdachte] zei dat hij de boel in de fik had gestoken, om sporen en vingerafdrukken uit te wissen. [medeverdachte 1] geloofde [verdachte] direct. [13]
De rechtbank is van oordeel – in tegenstelling tot hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht – dat de verklaring van [medeverdachte 1] geloofwaardig en betrouwbaar is en tot het bewijs kan worden gebezigd. Zij heeft een gedetailleerde verklaring afgelegd en daarnaast vindt haar verklaring steun in diverse bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank ziet daarom geen reden om die verklaring ter zijde te schuiven, zoals is betoogd.
Op basis van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en [medeverdachte 1] naar Lievelde zijn gereden en zij samen bij een schuurtje hebben ingebroken en diverse goederen hebben weggenomen, die later in de [automerk] zijn aangetroffen.
Verder acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] terug is gegaan naar de schuur en daar brand heeft gesticht.
Ten aanzien van feit 1:
Gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting in een vakantiewoning en in de daarbij behorende schuur, met gemeen gevaar voor goederen. Niet kan worden bewezen dat hij dit samen met een ander heeft gedaan, hiervan zal hij partieel worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2:
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak in een schuur.
Ten aanzien van feit 3:
[benadeelde] heeft verklaard dat hij op 27 november 2018 bij zijn bedrijf, [bedrijfsnaam] , gelegen aan de [adres 5] te Winterswijk kwam en zag dat op het middenterrein van zijn bedrijf een palletwagen staan. Normaliter staat deze binnen in zijn bedrijf. [benadeelde] wilde rond 7:30 uur een pallet pakken en zag op de plek waar normaal altijd de pallets stonden, geen enkele pallet meer staan. . [14]
De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij op 26 november 2018 rond 23:35 en 23:40 uur een witte bestelbus voorbij heeft zien rijden. De bestelbus reed doelbewust, met snelheid en [getuige 3] had het vermoeden dat de bestuurder hier bekend was. Zij hoorde het inladen van pallets, dit maakte een hard geluid. [15]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij deze pallets samen met verdachte heeft weggenomen. [16]
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 4:
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan van diefstal in de periode van 23 november 2018 tot 30 november 2018 van twee kentekenplaten van een bedrijfsbus, [merk 3] [type] met het kenteken [kenteken 2] . De bedrijfsbus stond op de [adres 6] te Beek geparkeerd. [17]
Op 30 november 2018 heeft verdachte samen met [medeverdachte 2] gereden in een bus voorzien van deze gestolen kentekenplaten. [18]
De telefoon, [merk/type] , van [medeverdachte 2] is onderzocht. In de telefoon van [medeverdachte 2] stond een contact ‘ [naam 2] ’ met het nummer [telefoonnummer] . [19] Verdachte heeft verklaard dat dit zijn telefoonnummer is. [20]
Op 28 november 2018 om 09:36 uur heeft [medeverdachte 2] aan “ [naam 2] .” een bericht gestuurd via WhatsApp. In dat bericht schrijft [medeverdachte 2] : “trek ff erges een paar platen Aub zonder dat je iemand in ds bus ziet stappen”.
Op 30 november 2018 om 07:49/ 07:55 uur wordt door [naam 2] . naar [medeverdachte 2] een spraakbericht gestuurd met als tekst: “Ik was al onderweg naar Wehl, enneuh voor plaatjes aan het kijken natuurlijk. Wat denk je, dat ik stil zat? Ik stond net bij een paar mooie palletekies te kijken, maarja daar staan teveel mensen bij.””
Op diezelfde dag wordt om 08:12 uur door [medeverdachte 2] een spraakbericht naar [naam 2] met als tekst: “Had ik maar eerder geweten dat je wakker was. Bij mij in de buurt, bij mij achter om precies te zijn richting het bos die weg. Daar stond een trilplaatje binnen in een bak van de kraan, die kunnen we er met zijn beiden er zo even uittrekken.”
Om 08:14 / 08:22 uur op diezelfde dag stuurt [naam 2] . naar [medeverdachte 2] een spraakbericht met de tekst: “Dat klopt maar ik ga hier plaatjes ophalen. Ik heb weer plaatjes.” [21]
De rechtbank acht het onder 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft met [medeverdachte 2] via WhatsApp contact gehad over het wegnemen van kentekenplaten. Hieruit volgt dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte ten aanzien van de gestolen kentekenplaten.
Ten aanzien van feit 5:
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij de eigenaar is van een stuk weiland aan de [adres 7] te Zelhem. Hij heeft zijn weiland met drie plastic bakken/containers gebarricadeerd. Op 30 november 2018 werd hij aangesproken door zijn buurman [getuige 4] . Hij had gezien dat twee mannen met een witte [automerk/type] , met kenteken [kenteken 2] , één van de drie bakken hadden opgepakt en in de bus hadden neergelegd. [22]
De getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij op 30 november 2018 omstreeks 7:30 uur ging wandelen met zijn twee honden en liep in de richting van perceel [nummer] op de [adres 7] te Zelhem. Hij zag een witte [automerk/type] in de berm staan. Een gedeelte van het kenteken was, [kenteken 5] . Toen [getuige 4] op de [automerk/type] af liep, reed hij plots met hoge snelheid weg. Omstreeks 11:00 uur zag [getuige 4] wederom dezelfde bus met redelijke snelheid voorbij komen. De bus was ongeveer 70 meter verderop gestopt bij de wei van de buurman. De bijrijder was uitgestapt en had de schuifdeur van de bus opengedaan. Een plastic bak van de buurman werd gepakt en in de bus gegooid. Hierop is [getuige 4] naar buiten gerend in de richting van de bus. Hij zag dat ze de tweede bak vast hadden, maar loslieten. De mannen sprongen in de bus en reden met slippende banden weg. Het kenteken van de bus was [kenteken 2] . [23]
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat hij samen met verdachte op 30 november 2018 die plastic bakken uit een weiland in Zelhem heeft weggenomen. [medeverdachte 2] was op dat moment samen met verdachte. Verdachte zat op dat moment in de bus. [medeverdachte 2] heeft de bakken gepakt en in de bus gezet. Het gaat om twee bakken. [24]
De rechtbank acht op basis van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 5 tenlastegelegde.
De rechtbank ziet geen reden te twijfelen aan de belastende verklaringen van [medeverdachte 2] nu deze zichzelf eveneens belast en zijn verklaring steun vindt in de andere bewijsmiddelen.

3. Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/840050-19:
hij op
of omstreeks22 december 2018 te Arnhem opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 9,51 gram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattendeamfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Parketnummer 05/881882-18:
1.
hij op
of omstreeks2 januari 2019 te Lievelde, gemeente Oost Gelre,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk in een (vakantie)woning en
/ofin de daarbij behorende schuur gelegen aan de [adres 2] brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met jerrycan(s) gevuld met benzine en/of met benzine,
althans met een brandbare stoften gevolge waarvan de (vakantie)woning en
/ofde daarbij behorende schuur met zich daarin bevindende:
- graszitmaaier (merk [merk 1] ) en/of
- duwgrasmaaier (merk [merk 2] ) en/of
- tuintrekker met tuinfrees en/of
- drie, althans een aantal kruiwagens en/of
- één steenkruiwagen en/of
- honderd, althans een aantal, weidepalen en/of
- een aanhangwagen (met kenteken [kenteken 1] )
geheel of gedeeltelijk
is/zijn verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,en daarvan gemeen gevaar voor deze (vakantie)woning en
/ofde zich daarin bevindende goederen en
/of de daarbij behorende schuur en
/ofde zich daarin bevindende goederen,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2.
hij op
één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 december 2018 tot en met2 januari 2019 te Lievelde, gemeente Oost Gelre, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen, uit een
(vakantie)woning en/of de daarbij behorendeschuur gelegen aan de [adres 2] een heggenschaar/takkenschaar,
althans tuingereedschap,en
/ofgoederen van hun gading,
in elk geval enig goed,die
geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorden,
te wetenaan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en
/ofdie
/datweg te nemen
goed/goederen onder
zijn/haar/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak
en/of verbreking;
3.
hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 26 november 2018 tot en met 27 november 2018 in de gemeente Winterswijk bij een bedrijf [bedrijfsnaam] gevestigd aan de [adres 3] tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen, acht,
althans een aantal,H1 Europallets,
althans pallets, in elk geval enig goed,die
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorden,
te wetenaan [benadeelde] en/of [bedrijfsnaam] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij
op één of meer tijdstip(pen)in of omstreeks de periode van 23 november 2018 tot en met 30 november 2018 te Beek, gemeente Montferland, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,vanaf een bedrijfsbus (merk [merk 3] , type [type] ) twee,
althans een aantal,kentekenpla
(a)t
(en
)met kentekennummer [kenteken 2] ,
in elk geval enig goed, die
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorden,
te wetenaan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op
of omstreeks30 november 2018 te Zelhem, gemeente Bronckhorst, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,een plastic bak/container,
in elk geval enig goed,die
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
, te wetenaan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Ten aanzien van feiten 3, 4 en 5, telkens:
Diefstal door twee of meer verenigde personen

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, wanneer tot een bewezenverklaring zal worden gekomen, bij de brandstichting geen sprake was van een woning en bij de diefstallen geen sprake was van persoonlijke spullen. Met deze omstandigheden dienen bij het bepalen van de hoogte van de strafmaat rekening te worden gehouden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 26 februari 2019, een reclasseringsadvies opgemaakt door het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gedateerd 23 januari 2019 en een reclasseringsadvies opgemaakt door Reclassering Nederland, gedateerd van 4 januari 2019.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting en samen met anderen aan een hoeveelheid diefstallen. Waaronder een diefstal uit een schuur waarbij diverse goederen zijn meegenomen.
Dergelijke strafbare feiten veroorzaken niet alleen gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving, maar ook hinder en vooral, aanzienlijke schade bij gedupeerden. Uit het dossier komt een beeld naar voren van een verdachte die samen met anderen bewust op rooftocht is gegaan, enkel uit financieel gewin.
De rechtbank rekent verdachte in het bijzonder aan dat hij brand heeft gesticht in een vakantiewoning en schuur om, na daar te hebben ingebroken, zijn sporen uit te wissen. Deze handelwijze duidt op een kille berekening waarbij hij zich geen enkele rekenschap heeft gegeven wat brandstichting betekent voor zijn slachtoffer(s). Brandstichting is bovendien een ernstig straf baar feit, dat niet alleen materiële schade veroorzaakt, maar ook leidt tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Ten slotte had verdachte ook nog een hoeveelheid amfetamine in zijn bezit.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het uittreksel justitiële documentatie van 26 februari 2019, waaruit blijkt dat verdachte reeds meerdere malen eerder ter zake van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld en verdachte nog in een voorwaardelijk invrijheidstelling liep.
Gelet op de hoeveelheid feiten, de justitiële documentatie van verdachte, het gemak waarmee verdachte kort na zijn voorwaardelijke in vrijheidstelling weer overgaat tot het plegen van strafbare feiten en het feit dat verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen, ziet de rechtbank geen andere mogelijkheid dan om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Zij zal dan ook de eis van de officier van justitie volgen.
Voor het beslag:
Het standpunt van de officier van justitie
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen goederen, te weten de kentekenplaten en de personenauto worden onttrokken aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen kentekenplaten aan verdachte dienen te worden geretourneerd. De inbeslaggenomen personenauto dient aan de te naam gestelde te worden geretourneerd.
Beoordeling door de rechtbank
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen, volgens opgave van verdachte aan verdachte toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan bewezenverklaarde feiten zijn begaan.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding. De benadeelde partij [benadeelde] heeft (ten aanzien van feit 1 met parketnummer 06/881882-18) een bedrag aan € 1.187,20 aan materiële schade gevorderd en een bedrag van € 70,38 aan proceskosten. De benadeelde partij [bedrijfsnaam] heeft (ten aanzien van feit 3 met parketnummer 05/881882-18) een bedrag van € 600,00 aan materiële schade gevorderd. Met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toewijzing van de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] moet worden toegewezen, met uitzondering van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt omdat hij één dag niet heeft kunnen werken. Zij vraagt de rechtbank deze kosten te schatten.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] meent de officier van justitie dat in de aangifte een bedrag van € 320,00 wordt vermeld en dat de vordering tot dat bedrag moet worden toegewezen.
Ten aanzien van beide vorderingen dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd en de wettelijke rente te worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] moet worden afgewezen, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] is de verdediging primair van mening dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair is de verdediging van mening dat de vordering moet worden gematigd tot een bedrag van € 320,00 conform het bedrag dat in de aangifte is vermeld.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het (onder feit 1 met parketnummer 05/881882-18) bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Voor wat betreft de schade ten aanzien aan de aanhangers ( € 450,00 en
€ 200,00) en de weidepalen ( € 150,00) is de rechtbank van oordeel dat deze kunnen worden toegewezen, nu deze voldoende zijn onderbouwd.
Voor wat betreft het gevorderde bedrag voor de dag dat niet gewerkt kon worden, is de rechtbank van oordeel dat deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd. De rechtbank zal deze kosten matigen waarbij zij redelijk acht dat het doen van aangifte vier uur in beslag neemt. De rechtbank hanteert een uurtarief van € 7,81, gebaseerd op de Wet Tarieven in Strafzaken.. Het bedrag dat zal worden toegewezen bedraagt € 31,24. Het overige wordt niet ontvankelijk verklaard.
De kosten die de benadeelde partij heeft opgevoerd als “proceskosten” zijn geen proceskosten in de zin van de wet, maar kunnen worden toegewezen op grond van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 2 januari 2019.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] [bedrijfsnaam]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het (onder feit 3 met parketnummer 05/881882-18) bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank acht het aannemelijk dat de benadeelde partij zich ten tijde van de aangifte ten aanzien van de hoogte van het geleden schadebedrag heeft vergist en gaat dan ook uit van het gevorderde bedrag. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 26 november 2018.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.
7a. De beoordeling van de vordering herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
Bij de stukken bevindt zich een vordering herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (VI-nummer 99-000400-16). Verdachte is veroordeeld bij arresten van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 oktober 2016 (met parketnummer 21/000964-16) tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden en op 7 augustus 2015 (met parketnummer (21/007766-13) tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Ten aanzien van deze straffen is op 15 april 2018 voorwaardelijke invrijheidstelling verleend. Deze beslissing is op 25 mei 2018 aan verdachte betekend. De duur van de v.i.-periode bedraagt 350 dagen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling geheel dient te worden toegewezen aangezien verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden gematigd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling op grond van overtreding van de algemene voorwaarde toegewezen dient te worden. Nu veroordeelde na zijn voorwaardelijke invrijheidstelling meerdere strafbare feiten heeft gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden voorwaarden niet heeft nageleefd. Gelet op het aantal feiten en de korte periode waarbinnen deze zijn gepleegd zal de rechtbank de vordering – waar de verdediging om heeft verzocht – niet matigen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 57, 157 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voor het beslag:

verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven goederen, te weten:
  • Kentekenplaten;
  • Personenauto, [automerk] .
Ten aanzien van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
(99-000400-16)
 Gelast dat van het gedeelte van de vrijheidsstraf, dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten 350 (driehonderdvijftig) dagen gevangenisstraf, moet worden ondergaan.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] .
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 met parketnummer 05/881882-18 tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [bedrijfsnaam] .
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 3 met parketnummer 05/881882-18 tot betaling van
  • verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.M. van Apeldoorn (voorzitter), mr. S.C.A.M. Janssen en
mr. I.C.E.. Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 april 2019.
mr. S.C.A.M. Janssen en mr. I.C.E. Draisma zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, basisteam Arnhem-Noord, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2018575538, gesloten op 23 december 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, basisteam Achterhoek-Oost, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2018493881, gesloten op 7 februari 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , p. 202.
4.Het proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde] , p. 206
5.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , p. 202 en 203.
6.Het proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde] , p. 206
7.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 213 tot en met 215.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 246.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 257.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 286.
11.Het proces-verbaal betreffende een vergelijkend werktuigsporenonderzoek, p. 300 e.v.
12.Proces-verbaal uitslag sporenonderzoek, d.d. 21 februari 2019 alsmede de verkorte rapportage over onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen van het NFI, d.d. 14 februari 2019.
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 337 en 338.
14.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , p. 139.
15.Het proces-verbaal van het verhoor getuige [getuige 3] , p. 142 en 143.
16.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 200.
17.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 183 en 184.
18.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 74 en proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] , p. 116.
19.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 84 en 85.
20.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 47.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 84.
22.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 74.
23.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , 78 en 79.
24.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 116