ECLI:NL:RBGEL:2019:2135

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 mei 2019
Publicatiedatum
16 mei 2019
Zaaknummer
05/880097-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding van moord door 77-jarige man met vuurwapen en stroomstootwapen

Op 16 mei 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 77-jarige man uit Harderwijk, die werd beschuldigd van het voorbereiden van een moord op de nieuwe partner van zijn ex-echtgenote. De rechtbank legde de man een gevangenisstraf van 7 jaar op. De zaak kwam aan het licht na een melding van een getuige, die aangaf dat de verdachte zijn ex-vriendin wilde vermoorden. De politie startte een onderzoek, waarbij geluidsopnamen van gesprekken tussen de verdachte en zijn broer werden gebruikt als bewijs. In deze gesprekken sprak de verdachte over het verwerven van een vuurwapen en het doden van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk middelen had verworven, waaronder een vuurwapen en een stroomstootwapen, en dat hij een plan had om het misdrijf te plegen. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet in staat was om de moord te plegen vanwege zijn medische toestand, maar de rechtbank verwierp dit argument. De rechtbank concludeerde dat de verdachte voldoende intentie had om het misdrijf te plegen en dat zijn voorbereidingshandelingen strafbaar waren. De rechtbank hield rekening met de leeftijd van de verdachte bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/880097-19
Datum uitspraak : 16 mei 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1941 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te P.I. Overijssel - HvB Zwolle te Zwolle.
Raadsman: mr. C.J.B. Rijser, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 mei 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2018 tot en met 31 januari 2019 te Harderwijk en/of te Amersfoort en/of te Putten en/of/althans elders in Nederland, ter voorbereiding van het misdrijf moord (als bedoeld in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht) op de partner van zijn ex-echtgenote, te weten [slachtoffer] , opzettelijk een vuurwapen en munitie bestemd tot het begaan van dat misdrijf heeft verworven en/of een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad en/althans in zijn woning heeft bewaard ten behoeve van het begaan van dat misdrijf;
2.
hij op of omstreeks 31 januari 2019 te Harderwijk, in een woning gelegen op of aan de [adres] , een (vuur)wapen van categorie III, te weten een gaspistool (merk [naam 4] , model
[naam 5] , kaliber 8mm) en/of munitie van categorie III, te weten 5 gaspatronen (merk [naam 6] , kaliber 8mm) voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op 16 januari 2019 heeft [getuige] (hierna: [getuige] ) contact opgenomen met de politie Oost-Nederland. Hij vertelde dat zijn broer, verdachte, de nieuwe partner van zijn ex-vriendin wilde vermoorden en dat verdachte hem had gevraagd een wapen te regelen. Naar aanleiding van deze melding is de politie een onderzoek gestart.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft ter terechtzitting de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat feit 2 kan worden bewezen, gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman primair vrijspraak bepleit. Verdachte is door zijn broer [getuige] en de politie uitgelokt om het wapen te kopen. Verder is verdachte niet in staat om zijn handen met kracht te gebruiken. Hij kan evenmin een stroomstootwapen hanteren. Als hij niet in staat is om een vuurwapen te gebruiken, is hij ook niet in staat om een moord te plegen. In het verlengde van de ondeugdelijke poging, is sprake van een ondeugdelijke voorbereiding. Subsidiair heeft de raadsman verzocht een medisch deskundige te benoemen om te beoordelen wat verdachte nog kan met (de kracht in) zijn handen.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
[getuige] heeft geluidsopnamen gemaakt van de gesprekken waarin verdachte vertelt over zijn plannen om de nieuwe partner van zijn ex-partner te doden. De USB-stick met deze geluidsopnamen heeft hij ter beschikking gesteld aan de politie. [2] Ter terechtzitting heeft verdachte bevestigd dat hij diverse gesprekken met zijn broer heeft gevoerd met betrekking tot een vuurwapen. [3] Om die reden merkt de rechtbank verdachte en zijn broer aan als de betreffende deelnemer aan de hieronder beschreven gesprekken.
In het proces-verbaal met de uitgewerkte geluidsopname van bestandsnaam 20181203 (naar de rechtbank begrijpt is dit de datum van 3 december 2018) 101150.m4a wordt de volgende letterlijke weergave beschreven (waarbij M1 [getuige] is en M2 verdachte): [4]
[getuige] : (…) over dat wapen van je, het is inderdaad zo’n ding, 9 millimeter, nieuw in de doos, 2 magazijnen 1 met hoe heet het, met hollow pointes erin, (…), ze vragen 1750. (…) je moet je ook realiseren [verdachte] (fonetisch) dat het voor mij wel lastig is. (…) Buiten dat ik niet wil dat je gaat doen wat je gaat doen. (…)
Verdachte: Als ik zo’n ding niet krijg dan doe ik het met een mes.
In het proces-verbaal met de uitgewerkte geluidsopname van bestandsnaam 20181218 (naar de rechtbank begrijpt is dit de datum van 18 december 2018) 100039.m4a wordt de volgende letterlijke weergave beschreven:
[getuige] : ik ben nog niet bij die mensen voor dat wapen geweest hè [verdachte] , ik heb nog geen tijd gehad
Verdachte: ja voor 17 koop ik het in …
[getuige] : nee precies ja
Verdachte: toch, dat is 3 keer over de prijs heen (…)
[getuige] : (…) maar dan moet je het wel mee de grens over nemen
Verdachte: Nou … eerst kijken of ie het eh … Eerst kijken of ie het vinden kan. En ik kan hem ook daar doodschieten, ik hoef hem niet speciaal in Nederland dood te schieten
[getuige] : je kan hem ook daar doodschieten?
Verdachte: ja, ik kan hem ook daar doodschieten hè?
[getuige] : maar dan moet je ook weten waar ie is en als .. of ie er is
Verdachte: ja maar dat eh, dat weet ik natuurlijk zo dat ie komt [5]
In het proces-verbaal met de uitgewerkte geluidsopname van bestandsnaam 20190118 (naar de rechtbank begrijpt is dit de datum van 18 januari 2019) 094639.m4a wordt de volgende letterlijke weergave beschreven:
[getuige] : dat met die dure prijs was omdat het helemaal nieuw was en in de doos maar ze hebben ook wel gebruiktere wapens, dus we gaan het effe zien, volgende week waarschijnlijk
Verdachte: ja graag (…)
[getuige] : anders moeten we overgaan op een kruisboog!
Verdachte: Nou…Ik heb wel wat anders bedacht. Ik heb een taser (…)
[getuige] : En is dat zo een die je tegen iemand aan moet houden of met draadjes
Verdachte: tegen iemand aan moet houden (….)
Verdachte: nou gaat ie ook tegen de vlakte of hij is helemaal verlamd, en steek ik hem gewoon met een mes door zijn keel heen.
[getuige] : ja
Verdachte: en ik haal van die poeier, als ik dat inneem
[getuige] : Ja
Verdachte: leef ik nog wel als de politie er is
[getuige] : ja ja ja
Verdachte: maar kunnen ze er niets meer aan doen
[getuige] : jaja … nou dat lijkt me in ieder geval, je keel doorsnijden lijkt me niet echt een goed idee
Verdachte: mijn keel doorsnijden? Nee dat doe ik niet. [6] .
In het proces-verbaal met de uitgewerkte geluidsopname van bestandsnaam 20190130 (naar de rechtbank begrijpt is dit de datum van 30 januari 2019) 100039.m4a wordt de volgende letterlijke weergave beschreven:
[getuige] : [verdachte] , morgen wordt het wapen geleverd. (…)
Verdachte: Als het maar een echte is, niet eentje met een uitgeboorde loop.
[getuige] heeft verklaard dat [slachtoffer] (rechtbank: [slachtoffer] ) de nieuwe partner van [naam 1] , de ex van verdachte, is. Verdachte wil hem doodschieten waar zijn ex bij is. En verdachte wil zichzelf ook van het leven beroven als het gebeurd is. [7] Hij heeft al een jaar het plan om hem te vermoorden. Verdachte heeft ook een taser in huis. Hij zal dan eerst [slachtoffer] met een taser bewerken en hem daarna in de keel steken. Verdachte heeft gezegd dat hij zichzelf niet de keel kan doorsnijden, maar dan zal hij poeder bestellen waarmee je zelfmoord kan plegen. [8]
Op 31 januari 2019 kreeg verbalisant [nummer] , werkzaam bij het Team Werken Onder Dekmantel, de opdracht om verdachte te ontmoeten op de parkeerplaats van het [naam 2] in Putten en met hem de aanschaf van een wapen te bespreken [9] .
Diezelfde dag zagen verbalisanten dat een Renault voorzien van kenteken [kenteken] de parkeerplaats van het [naam 2] Hotel in Putten opreed. Verdachte stapte uit. Hij maakte contact met verbalisant [nummer] . [10] Verdachte liep met hem mee naar de auto. Achter in de kofferbak toonde [nummer] aan verdachte twee vuurwapens. Een pistool van het merk [naam 7] en een revolver van het merk [naam 8] . Na een korte uitleg, koos verdachte voor het pistool. Vervolgens namen zij beiden plaats in de auto om het geld te tellen. De vuurwapens bleven in de kofferbak van de auto liggen. In de auto kwamen ze tot een prijs van 1100 euro. Verdachte gaf hem het geld in briefjes van 50 euro. Ze stapten uit de auto en liepen samen naar de kofferbak. De man opende de kofferbak en hield verdachte aan de praat. Vervolgens werd verdachte aangehouden door leden van het arrestatieteam. [11]
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte is (naast een gaspistool en gaspatronen; feit 2) een stroomstootwapen aangetroffen. [12]
Op de eveneens tijdens de doorzoeking aangetroffen laptop van verdachte heeft de politie een document gevonden. Het document bevat de volgende tekst: “na met [slachtoffer] te hebben afgerekend, heb ik zelf mijn leven genomen”. [13] Verdachte heeft ter zitting erkend dat hij dit document heeft geschreven. [14]
De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht sprake is van een strafbare voorbereiding wanneer de dader opzettelijk middelen verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft, bestemd tot het begaan van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld.
In de rechtspraak zijn criteria ontwikkeld om vast te stellen of sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen en -middelen. Er moet worden beoordeeld of de voorbereidingsmiddelen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kennelijk zijn bestemd tot het begaan van een misdrijf zoals bedoeld in artikel 46, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Uit rechtspraak (zie onder meer HR 20 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ0213) volgt dat een drietal criteria maatgevend is om te bepalen of een voorwerp ‘kennelijk is bestemd’ tot het begaan van het beoogde misdrijf, te weten:
de uiterlijke verschijningsvorm van voorbereidingsmiddelen;
het gebruik daarvan;
het ‘misdadige ‘ doel dat verdachte met het gebruik voor ogen had.
Dit betekent dat niet alleen de aard en het gebruik van het voorwerp op zichzelf doorslaggevend is, maar dat ook de intentie van verdachte meeweegt bij het bewijs van de kennelijke bestemming. Het opzet is hierin gelegen dat er moet worden vastgesteld dat verdachte het voorwerp overeenkomstig de kennelijke bestemming wilde gebruiken. De rechtbank verwijst hierbij naar een uitspraak van de Hoge Raad van 17 februari 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AN9358).
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen dat het verdachte is geweest die er steeds op aandrong dat er een vuurwapen werd aangeschaft.
Met betrekking tot het wapen, een pistool van het merk [naam 7] , overweegt de rechtbank allereerst dat het evident is dat dit voorwerp naar haar uiterlijke verschijningsvorm dienstig kan zijn voor het plegen van het voor te bereiden misdrijf, moord.
Dat het moordplan op [slachtoffer] ook het misdadige doel was dat verdachte met het verwerven van dit wapen voor ogen had, volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder acht geslagen op de omstandigheid dat verdachte veelvuldig contact heeft gehad met zijn broer over de aanschaf van een vuurwapen. In deze contacten is door verdachte gesproken over de aanschaf van een vuurwapen en over het doodschieten van [slachtoffer] met dat vuurwapen. Verder heeft verdachte gesproken over een alternatief plan als het vuurwapen niet te leveren is, namelijk dat verdachte [slachtoffer] dan eerst met een taser zou raken en hem vervolgens de keel zou doorsnijden. Daarna zou verdachte zichzelf doden.
De verklaringen van verdachtes broer en de uitwerkingen van de geluidsopnames worden naar het oordeel van de rechtbank bevestigd door het document dat op de laptop van verdachte is gevonden. Daarin heeft verdachte immers geschreven dat hij, nadat hij met [slachtoffer] heeft afgerekend, zichzelf van het leven zal beroven.
Dat verdachte daadwerkelijk van plan was een wapen aan te schaffen, wordt naar het oordeel van de rechtbank bevestigd door de geluidsopnames en de transactie (onder dekmantel) die heeft plaatsgevonden op 31 januari 2019. Verdachte heeft immers tijdens die pseudokoop vuurwapens bekeken, heeft het wapen aangewezen dat hij wilde kopen en 1100 euro aan de pseudoverkoper overhandigd om de koop rond te maken. Aldus heeft verdachte dit vuurwapen verworven, ook al lag het ten tijde van de aanhouding nog in de kofferbak. Bovendien is de taser, waarover verdachte in ‘plan B’ sprak, bij een doorzoeking in de woning van verdachte aangetroffen.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte aldus zowel het opzet op het verwerven van het wapen als het opzet op het voor te bereiden misdrijf, het doden van [slachtoffer] , heeft gehad.
Door gedurende een langere periode een planmatige voorbereiding te treffen, zoals hiervoor vermeld, heeft verdachte momenten van kalm beraad en rustig overleg gehad en dient het voorgaande dan ook te worden gekwalificeerd als voorbereiding van het misdrijf moord.
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake geweest van uitlokking bij de pseudokoop door [getuige] , dan wel door de verbalisant. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank een voldoende eigen en zelfstandige bijdrage geleverd aan de voorbereiding door meermalen gesprekken te voeren over de aanschaf van het wapen, zijn plan vast te leggen in een document op zijn laptop, een ‘plan B’ te hebben voor als het wapen niet aangeschaft kon worden en ook daadwerkelijk tot aanschaf van het wapen over te gaan. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een ondeugdelijke voorbereiding in die zin dat verdachte – zoals door de verdediging bepleit – niet in staat zou zijn om het vuurwapen te hanteren en een moord te plegen. Verdachte achtte zichzelf kennelijk in staat een vuurwapen, dan wel een taser te hanteren. Hij heeft in de gesprekken geen enkele keer een voorbehoud gemaakt dat hij daartoe niet in staat zou zijn. Ook overigens is uit het dossier een dergelijk voorbehoud dan wel een dergelijke beperking niet aannemelijk geworden.
De rechtbank is van oordeel dat het betoog van de verdediging, inhoudende dat verdachte vanwege zijn medische toestand fysiek niet in staat is een moord te plegen, onvoldoende is onderbouwd, daargelaten of het voor een bewezenverklaring nodig is dat verdachte [slachtoffer] éigenhandig zou doodschieten. De rechtbank ziet geen noodzaak tot onderzoek om vast te stellen of verdachte ten tijde van de pleegperiode aan de ziekte van Parkinson zou leiden. In het dossier ontbreekt een begin van bewijs voor de stelling dat verdachte op dat moment niet in staat zou zijn aldus een moord te plegen. De enkele vermelding in het trajectconsult (waarbij een onderbouwing of bronvermelding ontbreekt) is daartoe onvoldoende. De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman daarom af.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorbereiden van moord, zoals tenlastegelegd.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
 het proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 10168;
 het proces-verbaal van onderzoek wapen, p. 20025;
 de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 mei 2019.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 01 november 2018 tot en met 31 januari 2019 te Harderwijk en/of te Amersfoort en/of te Putten
en/of/althans elders in Nederland, ter voorbereiding van het misdrijf moord (als bedoeld in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht) op de partner van zijn ex-echtgenote, te weten [slachtoffer] , opzettelijk een vuurwapen
en munitiebestemd tot het begaan van dat misdrijf heeft verworven en
/ofeen stroomstootwapen voorhanden heeft gehad en
/althansin zijn woning heeft bewaard ten behoeve van het begaan van dat misdrijf;
2.
hij op
of omstreeks31 januari 2019 te Harderwijk, in een woning gelegen
op ofaan de [adres] , een
(vuur
)wapen van categorie III, te weten een gaspistool (merk [naam 4] , model
[naam 5] , kaliber 8mm) en
/ofmunitie van categorie III, te weten 5 gaspatronen (merk [naam 6] , kaliber 8mm) voorhanden heeft gehad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Voorbereiding van moord;
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk handelen in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie
en
Opzettelijk handelen in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 14 maart 2019;
- een voorlichtingsrapportage van de reclassering, gedateerd 29 april 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft gedurende een aantal maanden het plan beraamd om [slachtoffer] , de nieuwe partner van zijn ex-partner, van het leven te beroven. Verdachte heeft hiertoe een plan en een ‘plan B’ uitgedokterd en heeft geprobeerd ter uitvoering van dat plan een vuurwapen aan te schaffen. Het is door tijdig optreden van justitie gelukt deze plannen te verijdelen.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij voorbereidingshandelingen heeft getroffen om [slachtoffer] van het meest kostbare bezit te beroven, namelijk zijn leven. Verdachte wilde niet alleen [slachtoffer] het leven ontnemen, maar wilde daarmee ook zijn ex-partner emotioneel treffen. Dit is een wrede, niets ontziende vorm van wraak. Veerdachte heeft zich verder gevoelloos getoond voor de gevolgen die de uitvoering van dit plan zou hebben voor de naasten van [slachtoffer] . Verdachte heeft met zijn handelen de rechtsorde op ernstige wijze geschokt en gevoelens van onveiligheid in de samenleving veroorzaakt. Het is evident dat de gevolgen van het handelen van verdachte een zeer grote impact op [slachtoffer] en verdachtes ex hebben gehad en nog steeds hebben. Schrijnend is dat verdachte alle verantwoordelijkheid van de hand wijst.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 14 maart 2019 blijkt dat verdachte weliswaar in het recente verleden niet met politie en justitie in aanraking is geweest, maar dat hij in 1988 terzake doodslag is veroordeeld.
Uit het reclasseringsadvies komt naar voren dat verdachte op geen enkele wijze verantwoordelijkheid neemt voor het feit waarvan hij wordt verdacht. De reclassering krijgt geen zicht op mogelijke risicofactoren en de recidivekans. Gelet op de volledig ontkennende houding en ontbrekende hulpvraag wordt geen aanknopingspunten gezien voor reclasseringsinterventies. Geadviseerd wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Uit het voorgeleidingsconsult van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie komt het volgende naar voren. Verdachte is ontkennend, ontwijkend, minimaliserend of beroept zich op amnesie waar het zijn justitiële documentatie betreft. Dat veroorzaakt twijfels aan de geloofwaardigheid van verdachte. Bij verdachte is sprake van de ziekte van Parkinson. Er doen zich geen aanwijzingen voor van openlijke psychopathologie of van een dementieel beeld. Wel lijkt sprake van antisociale, krenkbare en narcistische trekken in de persoonlijkheid.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek passend en geboden is. De opgelegde straf is een jaar lager dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank rekening houdt met de vergevorderde leeftijd van verdachte. Voor zover is verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis, zal de rechtbank dit afwijzen omdat dit zich niet verdraagt met de bewijsbeslissing en de strafmaat.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 46, 57, 289 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
 wijst af het verzoek tot aanhouding voor het doen van medisch onderzoek;
 wijst af het verzoek om opheffing van de voorlopige hechtenis;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei (voorzitter), mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. D.S.M. Bak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Hoesstee-ter Haar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 mei 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , brigadier van Dienst Regionale Recherche, flexteam te Enschede, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [naam 3] , ONRAA19103, PL0600-2019031663, gesloten op 12 maart 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 010035.
3.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 mei 2019.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 010294
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 010113.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 010128
7.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 010102.
8.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 010103.
9.Proces-verbaal van bevindingen politieel informatie-inwinner, p. 010142
10.Proces-verbaal van observatie, p. 010133.
11.Proces-verbaal van bevindingen politieel informatie-inwinner, p. 010143.
12.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 010168.
13.Proces-verbaal onderzoek laptop, p. 010334.
14.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 mei 2019.